GEMEENTERAAD YAN LEDEN. 69 M GEKOHEir STUK KEN. N°. 127. Leiden, 20 Juni 1927. Ingevolge de begrotingsvoorschriften worden de pensioenen en wachtgelden, de bosten van de ongevallen- en invalidi teitsverzekering, die van het toezicht op den gezondheidstoe stand der ambtenaren, beambten en werklieden, de kinder toeslagen aan ambtenaren en werklieden, alsmede de daar- tegenoverstaande ontvangsten, nadat zij op de daarvoor bestemde verzamelposten zijn geraamd, over de verschillende hoofdstukken en paragrafen der begrooting verdeeld. De uitgaven ter zake over 1926, welke in totaal waren geraamd op ƒ618.655.hebben bedragen ƒ612.628.31 en zijn dus 6.026.69 beneden de raming gebleven. Aangezien evenwel de ontvangsten over 1926 317.031.215 hebben be dragen, d. i. ƒ8.980.785 minder dan de in totaal geraamde som van ƒ326.012.moet alsnog in de dekking van een bedrag van ƒ2.954.095 worden voorzien. Voorts moeten in verband met de bovenbedoelde verdeeling verschillende wijzigingen in de begrooting voor 1926 worden aangebracht. Hieronder treft U een overzicht aan van de voor elk der bovengenoemde onderwerpen in totaal geraamde en uitge geven of ontvangen bedragen met vermelding of de uitgaven en ontvangsten meer of minder hebben bedragen dan ge raamd was. Bovendien vindt U aan het slot van den hierbij - gaanden begrootingsstaat, model D, de bij de verschillende verzamelposten behoorende verdeelingsstaten, waarin de op de diverse hoofdstukken en paragrafen der gemeentebegrooting ter zake gedane uitgaven zijn aangegeven. UITGAYEN. Volgn. 196. Verzekering tegen onge vallen en invaliditeit De uitgaven hebben bedragen 5.447.34; zij waren geraamd op 4.850.—. Aan premie ingevolge de Land en Tuinbouwongevallenwet is over 1926 betaald 415.70. De gelden waren hiervoor uitgetrokken op volgn. 286 „Onderhoud van wan delplaatsen en plantsoenen", doch ingevolge den wensch van Gedepu teerde Staten, is de betaling ge bracht ten laste van bovengenoem- den post, hetgeen in hoofdzaak tot de overschrijding heeft geleid (zie den verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 196). Volgn. 197. Wachtgelden. De uitgaven hebben bedragen 2.117.54; zij waren geraamd op 2.233.(Zie den verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 197). Volgn. 198. itkeeringen als bedoeld in art. 6 der verordening regelende het verleenen van wachtgeld aan gemeente-ambtenaren De uitgaven hebben bedragen 13.749.zij waren geraamd op 14.019.(Zie den verdeelings staat behoorende bij volgn. 198). Volgn. 199. Pensioenen De uitgaven hebben bedragen 176.248.505d. i. 9.730.496 min der dan de geraamde som van 185.979.—. Het overschot is een gevolg van het overlijden van gepensionneer- den. (Zie den verdeelingsstaat be hoorende bij volgn. 199). Volgn. 200. Bijdragen voor eigen en weduwen- en weezenpensioen inge volge art. 36 der Pensioenwet 1922 De uitgaven hebben bedragen 400.163.245zij waren geraamd op 394.950.De raming is te laag geweest. (Zie den verdeelings staat behoorende bij volgn. 200). Volgn. 201. Bijdragen voor inkoop van pensioen ingevolge de artt. 41, 42a en 135 der Pensioenwet 1922 Aan inkoopsommen, berekend naar de bepalingen van het Konink- 597.34 115.46 5.213.24 5 270.— 9.730.495 1.868.28 lijk Besluit van 22 December 1922 S. 684, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 22 Maart 1926 St. 47, werd over 1926 6.631.72 door den Pensioenraad gedeclareerd. De raming bedroeg 8500.(Zie de verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 201). Volgn. 202. Overige uitgaven ter zake van de pensionneering van ambtenaren De uitgaven hebben bedragen 2.582.96; zij waren geraamd op 2600.—. (Zie den verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 202. Volgn. 204. Kosten van toezicht op den gezondheidstoestand der ambte naren, beambten en werklieden in dienst van de gemeente164.— De uitgaven hebben bedragen 644.zij waren geraamd op 480.(Zie den verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 204). Volgn. 207. Kosten ter zake van het verleenen van een kindertoeslag aan gemeenteambtenaren en werk lieden De uitgaven,geraamd op ƒ5.044. hebben ook juist ƒ.5.044.bedra gen, zoodat niet tot verhooging of verlaging van den post behoeft te worden overgegaan. De verdeeling van dit bedrag over de hoofd stukken en paragrafen wijkt echter eenigszins af van die op de begroo ting. (Zie den verdeelingsstaat be hoorende bij volgn. 207). Totaal 5.974.58® 17.04 12.001.27s ONTVANGSTEN. Volgn. 12. Verhaal van bijdragen voor eigen en weduwen- en weezen pensioen ingevolge art. 36 der Pen sioenwet 1922 De ontvangsten hebben bedragen 94.820.16; zij waren geraamd op 97.615.—. (Zie den verdeelingsstaat behoo rende bij volgn. 12). De raming van dit volgnummer is te hoog geweest. Volgn. 13. Verhaal van bijdragen voor inkoop van pensioen ingevolge artt. 42 en 137 der Pensioenwet 1922. De ontvangsten hebben bedragen 597.48; zij waren zeer globaal geraamd op 2500.welke raming dus te hoog is geweest. (Zie den verdeelingsstaat behoorende bij volgn. 13). Volgn. 14. Vergoeding van de be drijven in de kosten van verzekering, pensionneer ing enz. van ambtenaren en beambten De ontvangsten op dit uit ver schillende onderdeelen bestaande volgnummer hebben bedragen 218.803.95, d. i. 4.257.05 minder dan de geraamde som van 223.061. (Zie den verdeelingsstaat behoo rende bij volgn. 14). De teruggaaf door de bedrijven van een gedeelte der ten laste van de gemeente gebleven pensioenen welke was geraamd op 40.357 bedroeg tengevolge van het over lijden van gepensionneerden ƒ37.757.955 d. i. 2.599.045 minder die wegens inkoop van pensioen welke zeer globaal was geraamd op 6.050.—, 2.662.07, d.i. 3.387.93 minder, die wegens betaalde wacht gelden en uitkeeringen als bedoeld in art. 6 der wachtgeldverordening, geraamd op 2.764.2.118.54 2.794.84 1.902.52 4257.05 Meer. Minder. Meer. Minder. Meer. Minder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 23