108 MAANDAG 20 JUNI 1927. moeten inwerken en behooren na te gaan, of de uitvoering wel zoo kan plaats hebben, als die door de ambtenaren wordt voorgesteld. Spreker is zelf lid van de Commissie voor het Slachthuis. Komt de Directeur van die inrichting met tech nische plannen, dan beoordeelt spreker die naar de gegevens, welke die Directeur hem verstrekt, maar, als men nu van hem ging eischen, dat hij als een deskundige, die boven den Directeur stond, die plannen ging beoordeelen en den Directeur op tekortkomingen wees, dan zou hij niet alleen in deskundig heid te kort schieten, maar dan zou hij tevens als lid van de Commissie tot een hoofdambtenaar van de gemeente worden gemaakt. Dat geldt natuurlijk evenzeer voor de Commissie van Fabricage. Op die manier zou de taak der commissieleden zoo uitgebreid worden, dat het voor de Raadsleden bezwaarlijk zou zijn, in die commissie's zitting te nemen. De heer Deumer vraagt, of op den begrootingsstaat, in punt a genoemd, in dit speciale geval de goedkeuring van Gedepu teerde Staten reeds is verkregen. Hij heelt dit niet in de stukken kunnen nagaan en hij stelt die vraag, omdat het hier gelden betreft, die reeds zijn uitgegeven en niet door den Raad zijn gevoteerd. De Voorzitter antwoordt, dat, als de Raad dit voorstel aanneemt, dit aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zal worden onderworpen. De heer Schüller meent, dat het College van Burgemeester en Wethouders en de Commissie van Fabricage gevoegelijk kunnen zeggen: laat die Commissie van onderzoek maar rustig komen; de feiten zullen uitwijzen, dat wij gelijk hebben. Spreker staat niet wantrouwend tegenover de verkregen mededeelingen, maar wil ook voor de gemeentenaren een uiteenzetting van deze zaak krijgen, omdat hem dezen avond, ondanks de uitvoerige uiteenzetting van den Wethouder, nog niet alles duidelijk is geworden. Het gewijzigde voorstel van den heer Schüller, luidende: «Ondergeteekende stelt het navolgende voor: 1. over te gaan tot benoeming van een Commissie, bestaande uit vijt Raadsleden, welke wordt opgedragen een volledig onderzoek in te stellen betreffende den Bouw van het Politie bureau en alles wat daarmede in verband staat; 2. dat deze Commissie zoo spoedig mogelijk haar bevindingen in een rapport aan den Raad voorlegt." wordt verworpen met 19 tegen 8 stemmen. Tegen stemmen de heeren Eerdmans, Heemskerk, van Tol, Deumer, de dames van Itallievan Embden en Dietrich de Rooij, de heeren Sijtsma, Spendel, Reimeringer, Meijnen, Wilmer, van der Reyden, Splinter, Bergers, Wilbrink, van Rosmalen, van Hamel, Schoneveld en Coster. Vóór stemmende heeren Kooistra, Dubbeldeman, van Stralen, Baart, Verweij, Groeneveld, van Eek en Schüller. (De heer Knuttel had de vergadering inmiddels verlaten.) De heer Schüller deelt namens zijn fractie mede, niet tegen punt a te zullen stemmen, doch zich los te maken van de toelichting van Burgemeester en Wethouders, De conclusie sub a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 24 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Heemskerk, van Tol, Deumer, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, Spendel, Reimeringer, Meijnen, Dubbeldeman, van Stralen, Wilmer, van der Reijden, Splinter, Bergers, Baart, Wilbrink, Verweij, van Rosmalen, Groeneveld, van Hamel, Schoneveld, van Eek, Coster en Schüller. Tegen stemmen de heer Eerdmans, mevrouw Dietrichde Rooy en de heer Kooistra. De conclusie's sub b en c van het voorstel van Burgemeester en Wethouders worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Eerdmans vraagt, of het in punt d genoemde bedrag een globale raming is of niet. De heer Splinter antwoordt, dat dit bedrag ontleend is aan' de begrooting. De conclusie sub d van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, in stemming gebracht, wordt met 22 tegen 5 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heer Deumer, mevrouw Itallie—van Embden, de heeren Sijtsma, Spendel, Reimeringer, Meijnen, Dubbeldeman, van Stralen, Wilmer, van der Reijden, Splinter, Bergers, Baart, Wilbrink, Verweij, van Rosmalen, Groeneveld, van Hamel, Schoneveld, van Eek, Coster en Schüller. Tegen stemmen de heeren Eerdmans, Heemskerk, van Tol, mevrouw Dietrichde Rooy en de heer Kooistra. Het verzoek van M. Ziegelaar wordt hiermede als afgedaan beschouwd. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 22