106
MAANDAG 20 JUNI 1927.
en Wethouders om in samenwerking met de directie tot die
besluiten is gekomen. Toen stond reeds vast, dat het werk
55000.— meer zou kosten. Nu beweert de wethouder, dat
het op dat tijdstip nog niet mogelijk was om met een nieuwe
crediet-aanvrage bij den Raad te komen, omdat het tekort
vermoedelijk nog grooter zou zijn, maar het bedrag eventjes
buiten beschouwing latendemeent spreker, dat Burge
meester en Wethouders met het oog op den gang van zaken
verplicht waren geweest den Raad, zij het dan ook in een
geheime zitting, mede te deelen, wat er zich had afgespeeld.
Als de Raad had vernomen, dat in het plan verschillende
wijzigingen waren gebracht, waarvan Burgemeester en Wet
houders en de Commissie van Fabricage niets wisten, dan
zou hij aan de zijde van Burgemeester en Wethouders hebben
gestaan en als zijn oordeel hebben uitgesproken, dat de directtie
ter verantwoording moest worden geroepen.
üe wethouder heeft met geen woord gesproken over de
belangrijke gegevens, die de Directeur aan de weekrapporten
had kunnen ontleenen. Het wil er bij spreker niet in, dat
de Directeur die rapporten nooit heeft ingezien, maar is dat
werkelijk het geval geweest, dan is dat te betreuren. Op
8 Juni kwam de Directeur tot de ontdekking, dat de zaak
niet in orde was, maar, had hij van het begin af aan de
weekrapporten ingezien, dan had hij geweten, welke klachten
èn de Directie èn de aannemers hadden.
De Wethouder voegt spreker toe, dat die klachten niet in
die rapporten worden vermeld, maar spreker ontkent dat en
zegt, dat daarin de gang van zaken vermeld moet staan.
Wanneer de aannemer klachten heeft, dat de teekeningen
niet op tijd zijn, meldt hij dat in het weekrapport en als de
Directeur weigert die verklaring op te nemen, dan weigert
de aannemer het te teekenen. Zoo staat het ook in het bestek.
Ook de Commissie van Fabricage had die zaak dan onder
de oogen kunnen zien.
Spreker heeft uitgerekend, dat er 51 verrekenposten waren
tot een bedrag van 38.870.dat is juist. En dan krijgt
men nog de verrekenbare eenheidsprijzen, die vergeet blijk
baar de Wethouder maardie hooren zeer zeker ook daaronder
ondanks de ontkenning van den Wethouder.
De heer Splinter zegt, dat die laatste verrekenbare hoe
veelheden zijn en door den aannemer betaald worden. Het
totaal bedrag der posten is ƒ43.612.50.
De heer Schüller zegt, dat in het bestek voor den voor
gevel een verrekenbare post is uitgetrokken van ƒ3.250.—.
Spreker zou het zeer op prijs stellen om te weten de wer
kelijke kosten van dien voorgevel.
De heer Splinter weet dit bedrag wel, maar noemt het
liever niet.
De heer Schüller kan niet inzien, waarom de Wethouder
dit bedrag niet wil noemen; hij meent met het volste recht
daarop van den Wethouder antwoord te mogen ontvangen.
De heer Splinter. Aangezien spreker bemerkt, dat het
College hiertegen geen bezwaar heeft, deelt hij mede, dat de
voorgevel heeft gekost ƒ16.498.56®.
De heer Schüller zegt, dat, nu de Wethouder het bedrag
van 16.498.566 genoemd heeft, wat werkelijk de voorgevel
gekost heeft, hij kan begrijpen, dat de Wethouder dit niet
gaarne mededeelde, maar de Raadsleden en ingezetenen heb
ben er recht op dit te weten.
Naar spreker is ingelicht, is dit gelegen in het feit, dat
men dien voorgevel niet direct regelmatig van den grond af
naar boven heeft kunnen opbouwen, maar dat men hem,
nadat een bepaalde hoogte was bereikt, weer finaal heeft
moeten afbreken. Spreker weet niet of dit juist is, maar vraagt
het alleen maar.
De heer Splinter zegt, dat dit niet het geval is geweest,
maar dat de bouw van den voorgevel geweldig heeft getrai
neerd door het langzame inkomen van de détailteekeningen.
Er is, voor zoover spreker bekend, evenwel niets afgebroken.
De heer Schüller zegt, dat de Wethouder betreffende de
verandering van de Bank van Leening gezegd heeft, dat men
vermoedde, dat er nog geld beschikbaar was en dat men
aannam die verandering wel buiten den Raad van dat geld
te kunnen aanbrengen. Maar daarin had de Raad zeer zeker
gekend moeten worden. Spreker erkent volmondig, dat men
waar voor zijn geld heeft gehad, maar het cardinale punt,
waarover het hier gaat, is het budgetrecht van den Raad;
hoewel de Wethouder zeer uitvoerige inlichtingen gegeven
heeft, heeft hij niet kunnen aantoonen, dat het budgetrecht
niet geschonden is. Voor den Voorzitter is deze zaak zeer
onaangenaam, omdat hij haar niet heeft meegemaakt; men
kan er den Voorzitter als zoodanig dan ook geen verwijt van
maken. Het is alleen jammer, dat de verantwoordelijke per
sonen, die het recht van den Raad hebben aangetast, ten
deele weg zijn. Ook na het antwoord van den Wethouder
valt niet te ontkennen, dat de Raad miskend is, en spreker
is niet overtuigd, dat Burgemeester en Wethouders en de
Commissie van Fabricage hun taak naar behooren hebben
vervuld. Spreker is nog hetzelfde gevoelen toegedaan, als in
het begin. Het moge waar zijn, dat in den aanvang die beide
College's niet op de hoogte zijn geweest en de betrokken
ambtenaar hen heeft misleid, maar met het tekort van
ƒ55.000.dat uit het rapport van 14 October 1926 bleek,
hadden zij bekend kunnen zijn en daarmede hadden Burge
meester en Wethouders in den Raad moeten komen.
De heer Splinter geeft toe, dat dat tekort aan Burge
meester en Wethouders bekend is geweest. Het is hier echter
een kwestie van persoonlijke opvatting. Spreker gaf er de
voorkeur aan met het geheele bedrag tegelijk in den Raad
te komen. Had hij dat niet gedaan, dan had hij later weel
een crediet van ƒ14.000.— moeten vragen en dan had men
hem verweten, dat hij de zaak niet goed had nagegaan.
De heer Schüller zegt, dat de Wethouder die mededeeling
doet in de hoop, dat de zaak nu is afgeloopeu, maar dat hij
daarvan nog niet zoo zeker is.
De heer Splinter antwoordt, dat het hiermede inderdaad
afgeloopen is.
De Voorzitter verzoekt den sprekers zich te bekorten,
omdat het belang van de zaak meebrengt de discussie's niet
te ver uit te breiden.
Spreker deelt mede, dat is ingekomen een motie van den
heer Sijtsma, luidende
»De Raad,, kennis genomen hebbende van het praeadvies
van B. en W. met de daarbij in de Leeskamer overgelegde
bescheiden, betreurend, dat èn door de wijze van uitvoering
(veel te groot aantal verrekenbare posten, te late aanvoer
van materialen, enz.) ên door gebrekkig toezicht en gemis
van activiteit van den directeur van gemeentewerken of wie
hem daarbij verving èn van het College van B. en W. de
werkelijke kosten van den bouw van het Politiebureau de
raming tot zulk een groot bedrag hebben kunnen overschrij
den, constateert nochtans met voldoening, dat daarbij zells
de schün van fraude is uitgesloten en dat het opgeleverde
werk aan de hoogste eischen van soliditeit en architectuur
voldoet,
aanvaardt daarom het door B. en W. aangevraagde crediet
en gaat over tot de orde van den dag".
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Coster leidt uit de woorden van den heer Sijtsma,
die meent, dat de belastingbetalers nog in hun schik moeten
zijn, af, dat, als men dien Frieschen architect had gehad, het
gebouw nog veel duurder zou zijn geworden.
Spreker heeft begrepen, dat de Commissaris van Politie
verschillende wenschen heeft geuit aan den architect en daaraan
is voldaan, maar hij vraagt, of die Commissaris vrij mandaat
had om zijn wenschen te doen verwezenlijken. Tenslotte zegt
spreker geen antwoord te hebben ontvangen op zijn vraag,
waarom de leverantie van de vloerbedekking aan een Rot-
terdamsche firma is opgedragen.
De heer Splinter zegt, dat inderdaad het zeil geleverd is
door een Rotterdamsche firma. Toen Burgemeester en Wet
houders dit hoorden, kon de opdracht niet meer ongedaan
gemaakt worden.
De heer Coster. Wie heeft dien last gegeven?
De heer Splinter antwoordt, dat de verantwoordelijke man,
de Directie, dat heeft gedaan. Spreker heeft dat toevallig
gehoord. Men komt toch niet bij alle onderdeelen aan de
Commissie vragen: is dat goed en dit wel goed? De Com
missie bestaat niet uit rechters, die elke week de hoofd
ambtenaren contróleeren. Spreker heeft er veel werk aan
gehad, maar als de leden van de Commissie zoo moeten
werken, zou spreker al spoedig zijn taak neerleggenSpreker
hoopt, dat de heer Schüller nog eens lid wordt van die com
missie en wanneer hij er dan nog wethouder bij wordt, zal
hij dat wel inzien.
De heer Wilmer dankt den Wethouder voor de uitvoerige
inlichtingen en de eerlijke uiteenzetting van den stand van
zaken en van het verloop van dezen bouw, die hij gegeven
heeft. Enkele dingen zijn echter nog niet duidelijk. Zoo is