98
MAANDAG 20 JUNI 1927.
zijn praead vies te geven over het tweede gedeelte van het voor
stel van den heer Sijtsrna, strekkende om Burgemeester en Wet
houders uit te noodigen te overwegen in welke deelen der stad
ongeveer dezelfde behoefte aan een openbare bewaarschool
als in het Kooikwartier bestaat, ten einde ook voor die wijken
voorstellen tot stichting eener bewaarschool in te dienen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten.
De Voorzitter stelt thans allereerst de conslusie sub V
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan de
orde, luidende:
«te bepalen, dat tot de gemeentelijke bewaarscholen en de
van gemeentewege gesubsidieerde bewaarscholen geen kin
deren mogen worden toegelaten, die op het tijdstip van
toelating den leeftijd van 3f jaar nog niet hebben bereikt."
De heer Meijnen wenscht nog antwoord te geveri op een
vraag van den heer Wilbrink, wat hij straks heeft vergeten.
Hij zegt namens het geheele College met nadruk, dat Bur
gemeester en Wethouders zeer hechten aan de aanneming
van de punten V en X van het voorstel en het zeer op prijs
zouden stellen, indien de Raadsleden, in het belang van het
geheel, over kleine bezwaren zouden willen heenstappen.
Mocht onverhoopt een van die beide punten worden ver
worpen, dan zal het College zich beraden over de vraag, wat
het verder met het complex der voorstellen zal hebben te
doen.
Mevrouw van Itallie—van Embden wil vragen, of het
verhoogen van dè leeftijdsgrens voor de toelating van 3 tot
3| jaar in zich sluit verkorting van den cursus tot 2 jaren.
Daartegen zou spreekster zich moeten verklaren.
De heer Meijnen antwoordt, dat het een met het ander
niets te maken heeft. Het voorstel sub V beteekent alleen,
dat men pas op 3^-jarigen leeftijd begint, maar verder kan
men de kinderen op de bewaarschool laten tot op den leeftijd,
waarop ze zullen overgaan naar de lagere school. De cursus
kan 3 jaren en zelfs nog langer duren.
De kinderen, die op de bewaarschool gekomen zijn op den
leeftijd van 3| jaar of ouder, blijven meetellen voor de subsi
dieregeling.
De conclusie sub V wordt met 18 tegen 12 stemmen ver
worpen.
Tegen stemmen de heeren Heemskerk, van Tol, de dames
van Itallievan Embden en Dietrich—de Rooy, de heeren
Kooistra, Sijtsrna, Spendel, Dubbeldeman, van Stralen, Bergers,
Baart, Wilbrink, Verweij, Knuttel, Groeneveld, van Eek,
Coster en Schüller.
Vóór stemmen: de heeren Eerdmans, Deumer, Sanders,
Reimeringer, Meijnen, Mulder, Wilmer, van der Reijden,
Splinter, van Rosmalen, van Hamel en Schoneveld.
(De heer Ebbink had de vergadering inmiddels verlaten).
De Voorzitter stelt thans voor om de verdere behandeling
van Ingekomen Stukken No. 115 voorloopig te schorsen,
nademaal het College zich erover wenscht te beraden, welken
invloed de verwerping van de conclusie's sub I en V zal
uitoefenen op de verdere voorstellen, welke het College heeft
gedaan.
De heer Wilmer vraagt, wat de strekking van dit uitstel
is. Is de bedoeling van Burgemeester en Wethouders om te
overwegen, of naar aanleiding van de gevallen beslissing ook
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub III, VII,
X en XI alsnog eenige wijziging behoeven?
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de verdere
behandeling van dit punt voorloopig te schorsen.
De Voorzitter geeft den Raad in overweging, met het
oog op het reeds ver gevorderd uur, om punt 12 van de
agenda niet thans te behandelen, maar in de avondverga
dering, aangezien hij vermoedt, dat over dat punt wel het
een en ander in het midden gebracht zal worden.
Intusschen is er thans nog wel gelegenheid voor het houden
van de rondvraag en spreker vraagt dus thans reeds, of een
der leden nog iets in bet belang van de gemeente in het
midden heeft te brengen.
De heer Heemskerk, wenscht de aandacht van het College
te vragen voor het verkeer over den Ouden Rijn, speciaal het
gedeelte tusschen Hoogstraat en Kerkgracht.
Spreker passeert daar dikwijls. Doordat de tram door de
Haarlemmerstraat rijdt, nemen tal van voertuigen hun weg
thans langs dat gedeelte van den Ouden Rijn, zoodat het
verkeer daar den laatsten tijd zeer druk is geworden. Het
is ter plaatse zeer smal, vooral, omdat men daar de bekende
luifel heeft en daar pakschuiten liggen, en daarom vraagt
spreker of het niet mogelijk is, om voor dat gedeelte van
den Ouden Rijn een maatregel te treffen in den geest van
dien, welke voor het Rapenburg is genomen, zoodat de voer
tuigen slechts in één richting mogen rijden. Het is onmo
gelijk, dat twee voertuigen elkaar daar behoorlijk passeeren.
De heer Wilbrink zag gaarne de omheining om het speel
terrein aan den Hoogen Rijndijk iets hooger opgetrokken,
omdat de jeugd zich op dat terrein bezig houdt met voet
ballen en'daaruit gevaren voor het passeerende publiek kun
nen voortvloeien. Onlangs scheerde, toen spreker daar op zijn
fiets voorbijreed, een voetbal op een halven meter afstand
langs hem heen.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethou
ders gaarne hun aandacht aan beide zaken zullen schenken.
De heer Deumer geeft Burgemeester en Wethouders in
overweging geen gebruik te maken van de bemonsterde
offerte tot het leveren van papier en drukwerk, welke van
de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten is ingekomen
en wil nu niet nagaan of dat tot het doel behoort der ge
noemde vereeniging, maar de leverantie's op dat gebied te
gunnen aan de Leidsche zaken, welke daarvoor uitstekend
zijn ingericht.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethou
ders aandacht aan den wenk van den heer Deumer zullen
schenken.
De heer Schüller verzoekt Burgemeester en Wethouders,
om, nu het zomer is, te zorgen, dat de waterschuimer niet
éénmaal per week, doch eiken dag op het Levendaal komt.
Die grachten behooren goed schoon gehouden te worden en
men dient toe te zien, dat de in die omgeving wonende
fabrikanten het afvalwater behoorlijk gezuiverd, zooals de
verordening dat voorschrijft, laten wegvloeien.
In de tweede plaats verzoekt hij Burgemeester en Wet
houders zich in verbinding te stellen met den A. N. W. R.,
opdat aan het begin van de Korevaarstraat een bord worde
geplaatst om te voorkomen, dat de automobilisten daar een
verkeerde richting inslaan, wat thans herhaaldelijk gebeurt.
De Voorzitter zegt, dat hij van meening was, dat die zaak
reeds in orde was. De instructie tot plaatsing van bedoelden
wegwijzer is gegeven en als zij nog niet uitgevoerd is, dan
zal het toch zeer spoedig geschieden.
De heer Dubbeldeman heeft eenige weken geleden de aan
dacht gevestigd op de aftakeling van de 2 molens, die Leiden
bezit. Die aftakeling gaat verder voort; zoo nu en dan komt
er een brok naar beneden en men heeft nog niet kunnen
zien, dat het College in deze stappen gedaan heeft.
De Voorzitter antwoordt, dat dezer dagen andermaal een
brief gezonden is aan de vereeniging »de Molen", teneinde
haar op den toestand van die molens opmerkzaam te maken.
De heer van Stralen vraagt, of de Wethouder zou kunnen
mededeelen, wanneer eindelijk de Lindestraat achter de Hee
renstraat zal worden doorgetrokken. Destijds hebben Burge
meester en Wethouders toegegeven, dat dit een noodzake
lijke verbetering zou zijn en hebben zij toegezegd, dat die
zaak binnen betrekkelijk korten tijd haar beslag zou krijgen,
maar tot dusver blijkt niet, dat er aan gewerkt is. liet is
van belang, dat die doortrekking zoo spoedig mogelijk tot
stand komt.
De heer Splinter verklaart, dat hij voorloopig op de vraag
van den heer van Stralen niet kan antwoorden. Alleen kan
hij zeggen, dat de doortrekking in de richting van Zuider-
zicht in bewerking is.
De heer Groeneveld brengt in herinnering, dat hij in
1919 hier aanhangig heeft gemaakt de quaestie van de vrije
artsenkeuze bij den geneeskundigen armendienst. Na veel
vertraging is de zaak eindelijk behandeld in de Commissie
voor den Geneeskundigen Dienst, nu ongeveer een jaar ge
leden, maar van voorstellen bij den Raad bemerkt men
nog niets.
Spreker zou er op willen aandringen, dat eindelijk eens
voorstellen ter zake bij den Raad komen.
Hetzelfde geldt voor wat betreft het bekende subsidie aan
«Vooruit", welke zaak eindelijk ook door de Commissie is
afgehandeld, maar nog niet bij den Raad aanhangig is
gemaakt.