MAANDAG 20 JUNI 1927.
97
In 1925 was het subsidie, ook wegens oprichting van nieuwe
scholen gestegen tot 25.000.en in 1927, dus onder de
werking van de gewijzigde regeling van 1924, bedroeg het
subsidie 42.000.Dat is dus 17.000.of 68% meer
dan in 1925. Spreker leidt daaruit af, dat er alle aanleiding
is om bij het streven naar een betere regeling tevens te
zoeken naar een compensatie voor de daaruit voortvloeiende
hoogere uitgaven van 9000.
In dit verband wijst spreker op het aandeel van de gemeente in
de kosten van het wettelijk geregeld, zeer nuttig nijverheids
onderwijs. Er zijn 9 inrichtingen voor nijverheidsonderwijs,
welke de gemeente subsidieert tot een totaal van ƒ87.480.—,
terwijl de gemeente voor het bewaarschool-onderwijs reeds
103.000.uitgeeft.
Zonder aanvankelijke verzwaring van den subsidielast ligt
nu in 3 voorstellen de kans om te komen tot verbetering
der subsidieregeling, met welke 3 voorstellen de Commissie
voor de Bewaarscholen zich geheel kan vereenigen. Die voor
stellen zijn: het brengen van de leeftijdsgrens voor de toela-
lating van 3 op 3| jaar de afschaffing van het ambulan-
tisme op de openbare bewaarscholen; de wijziging in artikel
4, waarin staat, dat er reeds 3 onderwijzeressen moeten zijn
bij een aantal leerlingen tusschen 70 en 100. Bij aanvaar
ding van deze 3 voorstellen kost de verbetering der subsidie
regeling de gemeente op dit oogenblik niets.
Deze voorstellen tasten het wezen der scholen niet aan. In
enkele gemeenten, ook in zeer groote, is zelfs als leeftijd
van toelating 4 jaar ingevoerd. Spreker noemt Schiedam,
Utrecht, Almelo, Delft, Amsterdam. Laatstgenoemde 3 ge
meenten begrenzen zelfs den leeftijd voor bewaarschool-leer
lingen tusschen 4 en 6 jaar.
Spreker doet ten slotte een beroep op den Raad, om mede
te werken tot de totstandkoming van deze goede regeling,
die het initiatief van particulieren voldoende steunt; die
rekening houdt met de draagkracht der gemeente; die een
betere subsidieregeling brengt, welke, althans aanvankelijk, op
geen meerdere uitgaven komt te staan en die gelijkheid schept
voor alle groepen en alle gezindten der burgerij.
De heer Verweij zal niet veel meer zeggen, omdat alles
kan worden teruggebracht tot een kwestie van principe,
waarover men het toch niet eens wordt. Waar meerdere
sprekers echter aan de sociaal-democraten hebben aange
raden om zelf scholen te gaan bouwen, is sprekers antwoord
neen, neen, en nog eens neen! Zij doen dat nooit, omdat zij
er geen heil in zien, om daar een Gereformeerde, daar een
Christelijke, daar een Katholieke, daar een neutrale en daar
een socialistische school op te richten. Zij zien het Neder-
landsche volk in dit verband als een eenheid, vooral kinderen
van 3 jaar.
Spreker verschilt van meening met den wethouder, waar
deze het voorstelt, alsof de aanneming van deze voorstellen
op den duur tot bezuiniging voor de gemeente zal leiden.
Het lijkt spreker veel voordeeliger voor de gemeente, om
zelf voor bewaarschool-onderwijs te zorgen, dan om subsidie
toe te kennen, vooral wanneer een tegemoetkoming in de
bouwkosten zal worden gegeven.
De Voorzitter zegt, dat in dit voorstel drie zeer belang
rijke punten zijn. Het eerste betreft de conclusie sub I en
heeft betrekking op het stichten van een openbare bewaar
school in het Kooikwartier. Het tweede is de conclusie sub V,
om te bepalen, dat de toelatingsleeftijd wordt verhoogd tot
3J jaar, en het derde is genoemd in de conclusie sub X en
strekt om te besluiten, dat geen subsidie zal worden verleend
in de kosten van bouw of verbouw van bijzondere bewaar
scholen.
Spreker wenscht nu in de eerste plaats in stemming te
brengen het verzoek van den heer ten Haken, strekkende
om een openbare bewaarschool op te richten in het Kooi
kwartier, en daarmee het voorstel van den heer Sijtsma en
mevrouw van Itallie als afgedaan te beschouwen. Het thans
door den heer Sijtsma ingediend voorstel kan men in twee
deelen splitsen. Over het eerste gedeelte, dat er feitelijk op
neerkomt, om op het adres van den heer ten Haken gunstig
te beschikken, zal door de stemming over het verzoek van
den heer ten Haken tevens zijn beslist.
Spreker zou dus aan den heer Sijtsma willen verzoeken
om het eerste deel van zijn voorstel in te trekken. Dan zal
na de stemming het tweede deel van zijn voorstel in behan
deling komen.
De heer Sijtsma verklaart niet te begrijpen, dat wel in
stemming zal gebracht worden het verzoek van den heer
ten Haken en niet zijn voorstel.
Mevrouw van Itallievan Embden meent ook, dat een
voorstel van Raadsleden vóórgaat.
De Voorzitter zegt, dat het voorstel van het College vóór
gaat. Het College stelt in punt 1 voor, om niet in te gaan
op het verzoek van den heer ten Haken.
De heer Knuttel meent, dat duidelijk moet aangegeven
worden, waarover de Raad stemt, want ieder Raadslid zal
zijn stem anders uitbrengen bij een stemming over punt I,
dan het geval zal zijn bij een stemming over het eerste deel
van het voorstel van den heer Sijtsma.
De heer Eerdmans zegt, dat de Raad kan stemmen over
het praeadvies, maar niet over een verzoek van iemand, die
een adres inzendt.
De Voorzitter geeft dan in overweging om te stemmen
over het eerste deel van het voorstel van den heer Sijtsma.
Dan komt daarna het tweede deel van dat voorstel in behan
deling.
De heer Spendel wil stemmen over het praeadvies, maar
niet over het voorstel van den heer Sijtsma en mevrouw van
Itallievan Embden.
De Voorzitter doet den heer Spendel opmerken, dat het
hetzelfde is.
De heer Heemskerk acht het de gewenschte volgorde, dat de
Voorzitter in stemming brengt de verschillende punten van
het voorstel. Dat zal het duidelijkste zijn.
De heer Wilbrink zegt, dat bij de discussie niet gesproken
is over het voorstel van den heer ten Haken, maar over
het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Als men
nu gaat zeggen: wij zullen andere zaken in debat brengen
en over andere zaken stemmen, dan zou spreker er alsnog
het zijne van willen zeggen.
De Voorzitter meende, dat hij het den Raad gemakkelijk
zou maken door de door hem aangegeven wijze van han
delen, doordat er dan niet zoo vaak gestemd zou moeten
worden, maar hij acht het, gehoord de bezwaren, het beste
om punt I van het praeadvies en het eerste gedeelte van
het voorstel van den heer Sijtsma afzonderlijk in stemming
te brengen.
De conclusie sub I van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt in stemming gebracht en met 16 tegen
15 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heer Eerdmans, de dames van Itallie
van Embden en Dietrich— de Rooy en de heeren Kooistra,
Sijtsma, Ebbink, Reimeringer, Dubbeldeman, van Stralen,
Baart, Verweij, Knuttel, Groeneveld, van Hamel, van Eek
en Schüller.
Vóór stemmen: de heeren Heemskerk, van Tol, Deumer,
Spendel, Sanders, Meijnen, Mulder, Wilmer, van der Reijden,
Splinter, Bergers, Wilbrink, van Rosmalen, Schoneveld en
Coster.
(De heeren van Hamel en Schoneveld waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
Het eerste gedeelte van het voorstel van den heer Sijtsma,
luidende:
»De Raad, van oordeel, dat er, zooals in het adres te dier
zake door den heer J. ten Haken en 156 ouders wordt be
toogd, inderdaad behoefte bestaat aan een openbare bewaar
school in het Kooipark, besluit tot oprichting dezer school
en noodigt Burgemeester en Wethouders uit zoo spoedig
mogelijk een uitgewerkt voorstel tot den bouw dier school
bij den Raad aanhangig te maken,"
wordt vervolgens in stemming gebracht en met 16 tegen 15
stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Eerdmans, de dames van Itallie
van Embden en Dietrich—de Rooy en de heeren Kooistra,
Sijtsma, Ebbink, Reimeringer, Dubbeldeman, van Stralen,
Baart, Verweij, Knuttel, Groeneveld, van Hamel, van Eek
en Schüller.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, van Tol, Deumer,
Spendel, Sanders, Meijnen, Mulder, Wilmer, van der Reyden,
Splinter, Bergers, Wilbrink, van Rosmalen, Schoneveld en
Coster.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders bereid