GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
61
IJK GEKOMEN ST1KKE\.
N°. 116. Leiden, 9 Juni 1927.
Op 12 Maart 1923 besloot Owe Vergadering tot den bouw
van een nieuw politiebureau aan de Zonneveldstraat (Ingek.
Stukken No. 77), waarvoor een crediet werd toegestaan van
250.000.Dit bedrag is evenwel zeer tot ons leedwezen
niet voldoende gebleken. Thans, nu de eindoplevering heeft
plaats gehad en het gebouw in gebruik is genomen, kan een
nader overzicht worden verkregen van de werkelijke kosten.
Deze blijken te hebben bedragen 319.000.Het toegestane
crediet is derhalve met 69.000.overschreden.
Wij laten hieronder thans allereerst een specificatie van
de kosten volgen:
Eigenlijke bouw
185.000
249.170
64.170
Bank van Leening
15.000
29.250
14.250
Centrale verwarming
12.000
11.800
200
Verlichting
5.000
5.000
Inventaris
20.000
20.500
500
Uitgangen Langebrug
en Nieuws teeg
8.000
1800
6.200
Onvoorzien
5.000
1.480
3.520
Totaal
250.000
319.000
78.920
9.920
250.000
9.920
Overschrijding 69.000
Uit bovenstaande specificatie zal U blijken, dat de over
schrijding in hoofdzaak betrekking heeft op den eigenlijken
bouw en op de Bank van Leening.
Wat nu de overschrijding ten behoeve van de Bank van
Leeniug betreft, moet worden opgemerkt, dat de raming
van dit onderdeel van den beginne af, gelijk ook uit ons
bovenaangehaald voorstel blijkt, een eenigszins speculatief
karakter heeft gedragen. Eerst gaandeweg, bij de verdere
uitwerking der plannen, en vervolgens tijdens den bouw,
bleek, welke voorzieningen aan het gebouw van de Bank
van Leening ten gevolge van den bouw van het nieuwe
politiebureau noodzakelijk of wenschelijk waren. Zoo werd
besloten de Bank van Leening aan te sluiten op de centrale
verwarming van het politiebureau, van welke aansluiting
de kosten hebben bedragen 6.500.Voorts werd besloten
tot het vergrooten van de balieruimte, het aanbrengen van
eene electrische hijschinrichting en het maken van eene
alarmeerinrichting ten behoeve van de goudkluis. Al deze
uitgaven behooren niet zoozeer ten laste van het politie
bureau te worden gebracht, doch moeten meer worden
beschouwd als uitgaven, gedaan ten behoeve van de Bank
van Leening. Aangezien hiervoor geen afzonderlijk crediet
beschikbaar was gesteld, moesten zij voorloopig uit het
algemeene crediet voor het nieuwe politiebureau bestreden
worden. Thans zal hiervoor alsnog een nader crediet beschik
baar moeten worden gesteld.
Het belangrijkste deel der overschrijding valt echter op
den eigenlijken bouw. De raming van dit onderdeel was
geschied op de basis van een eenheidsprijs van 25.perM3.
De kubieke inhoud van het aanvankelijke ontwerp, dat ten
grondslag lag aan het ter beschikking gestelde crediet, was
7400 M3. Derhalve bedroeg het crediet voor dit onderdeel
7400 X/ 25.ƒ185.000.Dat dit crediet niet toereikend
is gebleken, vindt in de eerste plaats zijn oorzaak in de
omstandigheid, dat het bouwplan, naarmate de uitwerking
daarvan vorderde, gaandeweg een grooteren inhoud verkreeg.
De inhoud van het definitieve plan bedroeg ten slotte 8800 M3.
Vasthoudende aan den eenmaal aangenomen eenheidsprijs,
zou er mitsdien aanleiding zijn geweest, een verhooging van
het crediet te vragen van 1400 X /25-35.000.Dit
geschiedde echter niet; immers, de Directeur der Gemeente
werken berichtte ons, dat een nieuw opgezette begrooting
had uitgewezen, dat ondanks de vergrooting der kubieke
ruimte, het ter beschikking gestelde crediet vermoedelijk
toereikend zou zijn. Aangezien mededeeling van de mate,
waarin het oorspronkelijke plan vergroot was, hierbij achter
wege bleef, hadden wij geen aanleiding aan de juistheid van
dit oordeel te twijfelen, te minder, toen na gehouden aan
besteding bleek, dat de inschrijvingssom nog beneden de
raming bleef. Door dezen uitslag werden wij uiteraard ver
sterkt in onze meening, dat het toegestane crediet ondanks
de vergrooting van de kubieke ruimte niet zou worden over
schreden.
En toch is deze meening onjuist gebleken. De raming was
wel degelijk veel te laag. Deze te lage raming werd echter
verhinderd bij de aanbesteding aan den dag te treden, door
dat daarnaast een tweede omstandigheid werkte, welke een
sterk verlagenden invloed op de aannemingssom had. Deze
omstandigheid was het te laag uitgetrokken zijn van een
aantal iu het bestek opgenomen z.g. verrekenbare posten.
Tot recht begrip hiervan diene het volgende: een verreken
bare post in een bestek is een post voor de uitvoering van
een bepaald onderdeel van het werk, waarvan degene, die
het werk aanbesteedt, het risico aan zich houdt; hij schrijft
den aannemer voor, voor dit onderdeel een bepaald bedrag
in zijn aannemingssom op te nemen en de aannemer volgt
dit voorschrift op; deze kan dit ook zonder bezwaar doen,
daar hij deswege geen risico draagt, de post is immers ver
rekenbaar, d.w.z. wat het onderdeel minder kost wordt op de
aanneemsom gekort, wat het meer kost legt degene, die het
werk aanbesteedt, er bij. Waar nu deze verrekenbare posten
niet alleen een onderdeel vormen van de raming, maar ook
van de inschrijvingssom, is het dus zaak, dat zij met zoo
groot mogelijke juistheid geraamd worden, aangezien een even-
tueele te lage raming bij de aanbesteding niet aan den dag
treedt, doch eerst achterna kan blijken. Dit klemde te meer
bij het politiebureau; aangezien het aantal verrekenbare posten
daarbij vrij groot was. En nu zijn juist de ramingen van
deze verrekenbare posten bijna alle te laag geweest.
Deze te lage raming der verrekenbare posten kon ons
niet a priori blijken. De Directie daarentegen waaronder
in het bijzonder verstaan moet worden de ambtenaar, met
de dagelijksche leiding belast had, uitgaande van de wijze
van uitvoering, zooals zij zich die voorstelde, de daarvoor be
stemde verrekenbare posten moeten uittrekken tot hoogere be
dragen; omgekeerd, deze posten eenmaal te laag uitgetrokken
hebbende, had zij de uitvoering der onderdeelen, waarop zij
betrekking hadden, toen die posten ontoereikend bleken,
niet zonder een nadere verhooging van het beschikbare
crediet op zoodanige wijze mogen doen geschieden, als zij
zicli aanvankelijk voorgesteld had. Gelijk gezegd: ten tijde
van de vaststelling van het bestek en van de daarin opge
nomen verrekenbare posten, toen omtrent de détails der
onderdeelen, waarop die posten betrekking hadden, nog
weinig bekend vy~as, bestond geen aanleiding, de meetrokken
bedragen onvoldoende te achten. Hadden wij geweten, dat
de kubieke ruimte met niet minder dan 1400 M3. vergroot
was, dan zouden wij ons over het feit, dat niettemin de
aannemingssom nog beneden de raming bleef, allicht ver
wonderd hebben en een nader onderzoek naar de onder
deelen van raming en aannemingssom hebben ingesteld,
waarbij wij ook de vraag zouden hebben gesteld, wat de
Directie zich voorstelde met de uitgetrokken verrekenbare
posten tot stand te brengen, en nader zouden hebben onderzocht
of die posten niet te laag waren uitgetrokken. Thans be
stond hiertoe echter geen aanleiding.
De overschrijding van het crediet moet derhalve, gelijk
door de Commissie van Fabricage in het eerste deel van
haar voor U ter lezing gelegd rapport ter zake uitvoeriger
is uiteengezet, geweten worden aan een ongelukkigen samen
loop van omstandigheden, welke echter door de Directie
had kunnen en moeten vermeden worden. Intusschen zal
het beschikbaar gestelde crediet thans alsnog met 69.000.
moeten worden verhoogd.
Gelijk Uwe Vergadering beker.d is, werd de termijn van
oplevering van het werk belangrijk overschreden; het werk
had ingevolge de besteksbepalingen op 25 Mei 1926 gereed
moeten zijn; de eindoplevering had echter eerst op 29 Maart
1927 plaats,in welke vertraging de aannemers aanleiding vonden
schaderekeningen in te dienen. De Commissie van Fabricage
heeft in het tweede deel van haar boven aangehaald rapport een
uitvoerig overzicht gegeven van de redenen, die tot deze aan
zienlijkevertraging hebben geleid. Hieruit blijkt, dat de oorzaak
in hoofdzaak niet bij de aannemers lag, doch bij de Directie.
Aangezien wij ons met deze meening geheel vereenigen
kunnen, hebben wij dan ook geen gebruik gemaakt van
ons recht, om de voor geval van vertraging in de oplevering
contractueel bepaalde boete op te leggen, doch zijn wij
integendeel met de aannemers in onderhandeling getreden,
ten einde te trachten tot een minnelijke schikking met be
trekking tot de schaderekeningen te komen en aldus een
voor beide partijen ongewenschte, langdurige en kostbare
arbitrageprocedure te vermijden. Het resultaat hiervan was,
dat overeenstemming werd bereikt behoudens Uwe goed
keuring op de basis van een schadevergoeding, door de
gemeente aan de aannemers te betalen, groot ƒ8000.
De oorzaken van de vertraging in de oplevering zijn,
kort samengevat, de volgende.
De Directie heeft den aannen ers een te geringe vrijheid
van beweging gelaten. Door hare wijze van werken bepaalde
zij bijna van dag tot dag, wat er gedaan moest worden.
Zoowel wat de volgorde van de te verrichten werkzaamheden,
als wat het tempo betreft, beïnvloedde zij den gang van
Raming.
Werkelijke
kosten.
Meer.
Minder.