MAANDAG 9 MEI 1927. 67 gebouwen heeft moeten zetten, en nu eischt de economie, dat die beide gescheiden deelen der fabriek aan elkander verbonden worden. Dit is zelfs een industrieel belang van de hoogste beteekenis. De brug, die oorspronkelijk op 5 M. hoogte was ontworpen, moet nu worden 6M.,en is thans zoo hoog, dat de onderkant ervan gelijk komt met den bovenkant van de lichtkozijnen van die huizen, zoodat het niet storend werkt. Spreker vraagt, wat men in andere plaatsen al niet doet om daar een industrie gevestigd te krijgen; men geeft allerlei concessies en toezeggingen; het betreft hier een voor Leiden belangrijke industrie, die men terwille moet zijn. Dat het een groot belang heeft, blijkt ook uit de groote uitgaven, die de Directie zich er voor wil getroosten; het is dus een econo misch belang. Het ingekomen adres is afkomstig van de bewoners van de Oosterkerksteeg, Looiersstraat, üranjegracht en Waardgracht. De bewoners van de Oranjegracht en van de Waardgracht hebben echter van de brug niets geen last; in de Oosterkerk steeg staan 9 woningen en de bewoners van de andere huizen hebben geen last van de brug, omdat zij er te ver van af wonen. In het adres wordt er in de eerste plaats tegen opgekomen, dat de Commissie van Fabricage gezegd heeft, dat het er voor dat stadsgedeelte minder op aankomt; dat is niet waar, er is alleen medegedeeld, dat in het belang der industrie, waarbij tevens in aanmerking nemende het stadsgedeelte waarin de brug zal worden geplaatst, geen reden is om zich tegen den bouw te verzetten. Spreker is het in deze dus niet met den heer Schüller eens; de commissie heeft feitelijk alleen gezegd, dat het stadsbeeld minder fraai was, niet dat er Jan Boezeroen woonde. Burgemeester en Wethouders zijn er volkomen van doordrongen, dat die brug minder fraai is, maar wat het zwaarst is moet ook het zwaarst wegen. In de tweede plaats zegt het adres, dat de panden in waarde zullen verminderen. Van de 9 bewoners van de Oosterkerk steeg, die medegeteekend hebben, zijn 5 huurders. Nu be grijpt spreker het niet: de huurders zitten de huiseigenaren altijd dwars door te zeggen zij doen nooit wat aan hun huizen, zooals men nog pas gehoord heeft van den heer Dubbeldeman in de vorige raadsvergadering en men vermoe delijk ook binnenkort wel weer zal hooren van den heer van Stralen bij de beantwoording van diens vragen over de Huurcommissie. Hoe hebben die huurders dan ineens zooveel sympathie voor de huiseigenaren, dat zij medeteekenen? Bij andere gelegenheden wordt steeds gezegdde huren worden maar verhoogd, zij doen niets aanreparaties, enz. De waardevermindering, waarvan men spreekt, is slechts denkbeeldig; de straat is 12 M. breed, licht en lucht kunnen van alle kanten toetreden. Er zijn te Leiden ver scheidene smalle straten en stegen, waar niet zooveel licht en lucht toetreden en daar hoort men nooit klagen! Nadat het adres is ingekomen, heeft spreker nog onder handeld met de Directie van de Leidsche Katoen-Maat schappij en als gevolg daarvan zijn belangrijke verbeteringen aangebracht. De Directie heeft spreker gemachtigd om te verklaren, dat de z. g. luchtbrug alleen aan den onderkant gesloten zal zijn en aan de beide zijkanten en den boven kant als open vakwerk zal worden geconstrueerdten tweede, dat de brug niet alleen zal moeten dienen voor goederen transport, doch ook om er overheen te leiden een stoomlei- ding voor het overbrengen van stoom uit de weverij naar het fabrieksgedeelte aan de Heerengracht; en ten derde dat, als het goederentransport per wagen aanleiding zou geven tot hinder, het vervoer per hangbaan zal geschieden. De heer Schüller heeft nog een tweetal oplossingen aan de hand gedaan: 1°. het leggen van een brug over de Oranje gracht en het leggen van rails over de openbare straat. Aan die oplossing heeft het College ook gedacht, maar het bezwaar is, dat o. a. de stoomleiding toch op de een of andere wijze moet worden aangebracht; bovendien zal het transport der goederen over de openbare straat, wat dus beteekent geen vrij vervoer, in verband met mogelijke fabrieksgeheimen niet goed zijn. In de tweede plaats spreekt de heer Schüller van een brug over de huizen, maar daartegen zullen de huiseigenaren wel bezwaar maken; die zullen zeggen: ge blijft boven mijn dak vandaan Spreker hoopt, dat de Raad na deze nadere toelichting bereid zal zijn om het voorstel van het College te aan vaarden. De heer Schüller wijst er op, dat, wanneer hetgeen hij in eerste instantie gezegd heeft, grievend mocht zijn, dit niet aan hem mag verweten worden, want hij heeft slechts mede gedeeld hetgeen in het Ing. St. No. 95 staat. De Leidsche Katoen-Maatschappij heeft nu verklaard, dat de brug aan de zijkanten en den bovenkant open zal zijn, maar dat is nog niet voldoende. Ook dan nog zal de brug in strijd zijn met de schoonbeidseischen in die omgeving. Het is spreker niet duidelijk, dat geen oplossing te vinden zou zijn zooals hij in de eerste plaats heeft aangegeven. Spreker kan zich begrijpen, dat sommige zaken niet door het publiek of door anderen gezien mogen worden, maar dan vervoert men die met een gesloten wagen; zoo gebeurt het op andere fabrieken ook wel. De stoomleiding zou voor spreker aanleiding zijn om heele- maal geen toestemming te geven; die moet goed gemaakt worden en zal dan ook, naar spreker hoopt, doorloopend ge controleerd worden; maar toch kan zij vandaag of morgen lek slaan en dan worden de omwonenden het slachtoffer. Die stoomleiding moet onder den grond gelegd worden en wan neer daarvoor dan een duiker noodig is, dan moet de firma zich voor de uitbreiding van haar industrie die opoffering maar getroosten. Nooit is van sprekers partij tegenkanting geweest om de industrie te bevorderen; zij wil ook, evenals de heer Wilbrink, daarvoor land beschikbaar stellen, maar dan een eindje buiten de stad. Wanneer er een open brug komt, zooals de Wet houder mededeelt, dan valt er den een of anderen dag wat af, en dit is gevaarlijk voor de jeugd, die daar speelt op straat. Men moet nu geen beslissing nemen over het al of niet toestaan, maar eenvoudig aan Burgemeester en Wethouders door het aannemen van sprekers voorstel de gelegenheid geven om in overleg met de Directie een betere oplossing te vinden. Spreker is dus zeer soepel en wil het niet afstem men, maar in overleg met de Katoen-Maatschappij een be hoorlijke oplossing vinden. De heer Baart kan zich niet begrijpen, hoe de Wethouder aan de bewering komt, dat de bewoners van de Waardgracht geen last van die brug zullen hebben. De brug, die van door de Oosterkerksteeg naar de Looiersstraat loopt, neemt het licht aan beide zijden van de Waardgracht weg, ook aan de Oostzijde, zoodat men er daar meer last van zal hebben dan in de Oosterkerksteeg. Men kan met de toezegging van de Directie, dat het ver voer zooveel mogelijk per wagen zal geschieden en alleen bij hooge noodzakelijkheid over de brug^ moeilijk rekening houden, want als de brug er is, vervoert de firma er alles over; dat staat als een paal boven water. Nu zegt men: en de andere werkgevers dan! Maar wie de bruggen over andere wateren ziet, zal moeten toestemmen, dat het daar heel andere gevallen zijn. Op de Middelste gracht, waar de brug naar 2 fabrieken toeloopt, zijn geen huizen meer en de brug van de fabriek van Leembruggen is ongeveer 13.5 M. hoog en daar is het vanzelf beter ge regeld. De stoomleiding acht spreker geen bezwaar; dat is op de Langegracht bij de textielfabriek behoorlijk geregeld; met een bepaalde constructie behoeft dat geen sta-in-den-weg te worden. Spreker gelooft dus, dat dit alleen geen aanleiding kan zijn om er tegen te zijn. Deeenige oplossing zal zijn, dat er een brug over de gracht komt. Vroeger geschiedde het vervoer van de goederen in hoofdzaak katoen van de katoendrukkerij naar de weverij met handwagens; thans geschiedt het met auto's. Spreker meent dus, dat met een beetje goeden wil deze zaak wel te regelen is. Al betreft het slechts 9 menschen, die daar wonen, ongeacht of het zijn middenstanders, men moet die menschen niet in het donker zetten. Dit zal gebeuren, wanneer deze luchtbrug er komt, ook al is het een brug, die alleen aan den onder kant dicht is. De heer Splinter zal niet verder ingaan op hetgeen in het midden gebracht is. Hij heeft in het algemeen een indruk gekregen, en wil de bezwaren nog eens nader met de Directie bespreken; hij stelt dus voor dit agendanummer voorloopig van de agenda af te voeren. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders het voorstel van den heer Schüller overnemen, zoodat dit punt van de agenda wordt afgevoerd. XX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van den 22en Januari 1923 (Gemeenteblad No. 4), regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis te Leiden. (Zie Ing. St. Nis. 80 en 81.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I en 11 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming wordt vastgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 7