66 MAANDAG 9 MEI 1927. Spreker 7,al dan ook gaarne zijn stem geven aan het voorstel van den heer Schüller, om dit punt van de agenda af te voeren. Wordt in dien zin besloten, dan zal er gelegenheid zijn voor nadere onderhandelingen met de directie der betreffende fabriek. Intusschen is spreker het niet eens met de toelichting, welke de heer Schüller tot zijn voorstel heeft gegeven. Spreker gelooft, dat het allerminst de bedoeling is geweest van Burgemeester en Wethouders om de in die buurt wonende arbeiders te trappen door te zeggen, dat het voor die buurt niet hindert. Door dien maatregel zouden trouwens ook geen arbeiders, maar kleine middenstanders gedupeerd worden, want het zijn niet in de eerste plaats arbeiders in loondienst, die in die straat wonen. Dit doet aan het feit zelf niets af, maar men moet den indruk wegnemen, alsof Burgemeester en Wet houders dien arbeiders een trap willen geven. Spreker meent, dat Burgemeester en Wethouders in dien zin bedoeld hebben te zeggen, dat de buurt uit schoonheidsoogpunt, uit architec tonisch oogpunt, niet goed gevormd is; dat is wat anders dan dat men de bewoners niet ter wille zou willen zijn. Spreker accepteert dus de toelichting van den heer Schüller niet, maar ondersteunt wel diens voorstel, teneinde overeen komstig de bedoelingen van de firma een andere oplossing te vinden. De heer Wilbrink heeft -ook geen bewondering voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat, door aan de belangen van de Katoen-Maatschappij zoover tegemoet te komen, andere belangen worden geschaad. Spreker moet echter protesteeren tegen het optreden van den heer Schüller tegen het arbeiderslid van de Commissie van Fabricage, die als zoodanig het vertrouwen van den Raad heeft gekregen en dien de heer Schüller nu in zijn positie zooveel mogelijk tracht te kwetsen; dat komt niet te pas, want men kan verschil van meening hebben en elkaar toch waardeeren. Men moet de industrie toch zooveel mogelijk bevorderen en spreker wil gaarne toegeven, dat het idee van den heer Schüller heel goed kan zijn, n.l. om het over straat te leggen; alle menschen zijn niet direct zoo bij als de heer Schüller. Spreker meent evenwel, dat de firma in die oplossing niet voldoende bevrediging zou kunnen vinden om haar bedrijf verder te perfectionneeren. De oplossing van den heer Schüller zou wel belangrijk minder kosten, maar zou niet hetzellde gemak en genoegen geven als de andere. Spreker heeft den toestand ter plaatse gezien en meent, dat het niet aangaat om daar een dichte kast op 6 M. boven de straat te plaatsen. In de wintermaanden zou die de zon, waarnaar men dan verlangend uitziet, heelemaal wegnemen. Laat men trachten de firma op andere wijze te bevredigen, misschien langs den weg door den heer Schüller aange geven men moet daarbij dan ook meer rekening houden met de bewoners. 'De heer Elkerbout verklaart ook geen bewonderaar te zijn van het voorstel van Burgemeester en Wethouders om ver gunning te geven tot het aanbrengen van dergelijke brug, maar hij kan niet begrijpen, hoe de heer Schüller daarin aanleiding kan vinden om van het lid der Fabricage-Com- missie Schoneveld te zeggendat is nu een Christelijke arbeider en die gaat tenslotte ook zijn stem aan zoo iets geven. De heer Schüller weet niet eens, hoe de stemming in die Commissie heeft plaats gehad, en ook weet hij niet, welke motieven dat lid der Commissie gehad heeft om even tueel zijn stem aan dit voorstel te geven. Spreker kan zich er niet mede vereenigen, dat daar ter plaatse een brug gelegd wordt, welke geheel afgesloten is en licht en lucht aan de omwonenden zal ontnemen. Aan de geopperde bezwaren zou voor een groot deel tegemoet ge komen worden, als men de brug maakte zooals deze is aan de fabriek van Leembruggen. Die ligt beduidend hooger en is een open brug en een dergelijke brug zal den omwonenden niet zooveel hinder veroorzaken. Men zou als bezwaar kunnen aanvoeren, dat dan de te vervoeren artikelen aan weer en wind worden blootgesteld en dat stukken goed uit de wagens zouden kunnen vallen, maar daartegen zouden toch maatregelen te nemen zijn, zooals dit ook bij Leembruggen het geval is. Wanneer men de brug hooger legt, dan zal dit natuurlijk aanleiding geven tot eenige verhooging van de kosten, maar die meerdere kosten zullen alleszins gerechtvaardigd zijn, doordat men dan aan de omwonenden zal tegemoet komen. Spreker zou dus gaarne zien, dat alsnog overleg gepleegd werd met de Katoen-Maatschappij om te trachten tot over eenstemming te komen, en uit dien hoofde bestaat er voor spreker aanleiding om op het voorstel van den heer Schüller in te gaan. De heer Deumer is door den heer Schüller niet overtuigd. Wat hij zegt moet aan de belanghebbenden overgelaten worden het aanbrengen van eventueele correcties moet men aan de firma overlaten. De Raad heeft wel te waken, dat de omwo nenden geen moeilijkheden ondervinden, maar het stadsleven brengt nu eenmaal beperking van vrijheid mede; hier heeft men nu zoo'n luchtbrug; op andere plekken worden b.v. weer schepen gelost, waardoor stof ontstaat. Men moet de pogingen, om een dergelijk bedrijf zoo economisch mogelijk in te richten, ondersteunen en bevorderen; daarom kan spreker zich niet zonder meer met het voorstel van den heer Schüller vereenigen. De heer Sijtsma zegt, dat, toen hij gezien had, hoe de toestand daar was en hoe hij zou worden, niet kon begrijpen, hoe Burgemeester en Wethouders er toe gekomen zijn om een voorstel te doen om die brug daar zoo boven de straat te laten loopen. Spreker wil niet met den heer Schüller zeggen, dat Burgemeester en Wethouders en de Commissie gedacht hebben: wat kunnen ons die arbeidersmenschen schelen; eigenlijk mocht het niet, maar met het oog op de buurt kan het wel. Ook deze uitdrukkingen hebben op spreker een onaangenamen indruk gemaakt en getuigen iri ieder geval van weinig democratisch gevoel. Het stadsbeeld kan overal ontsierd worden, ook al wonen er maar arbeiders en kleine burgers. Spreker adviseert om het voorstel terug te nemen en te onderhandelen met die firma; dan kan men zien wat daarvan het resultaat is. De heer Schüller is wel wat ver geloopen; wanneer hij had afgewacht wat Burgemeester en Wethouders van het ingekomen adres hadden gezegd, dan was deze geheele discussie overbodig geweest en ook het uitvoerig advies van den heer Eikerbout, die wel onbezoldigd adviseur van de Katoen-Maatschappij schijnt te zijn. Spreker verzoekt derhalve dit voorstel, zooals ook in het adres verzocht wordt, terug te nemen en zoo mogelijk met andere plannen te komen. Willen Burgemeester en Wethouders daar niet aan, dan zou spreker het verzoek willen wijzen van de hand. De heer Knuttel kan zich geheel vereenigen met hetgeen reeds naar voren gebracht is, doch wenscht den nadruk te leggen op twee dingen, in de eerste plaats, dat spreker door vóór het voorstel-Schüller te stemmen, tevens te kennen geeft, dat z.i. in de betrokken buurt wel degelijk gelet moet worden op welstand. In de tweede plaats meent spreker, dat de Katoen-Maat schappij voor Leiden als industrie niet van zooveel waarde is, dat men zich dergelijke offers moet getroosten, waarbij men hongerloonen uitbetaalt, die ook wel eens een half jaar niet betaald worden en bij welke industrie men de stommiteit begaat om gebouwen van elkaar te zetten. De heer Huurman moet protesteeren tegen de onheusche uitdrukking van den heer Knuttel, die spreekt van de stommiteit om fabrieksgebouwen los van elkander te zetten. Die opmerking is eigenlijk een absurditeit, die niet past in de mond van een geleerde. Vele fabrieken hier ter stede zijn klein begonnen, door stoeren arbeid en richtig beheer gegroeid en groot geworden en Leiden ten zegen geweest. De meeste dezer gebouwen staan van elkaar verwijderd. Er is dus geen sprake van de Leidsche Katoenmaatschappij in dit opzicht te betichten van een stommiteit. De heer Splinter had, wanneer hij onmiddellijk na den heer Schüller aan het woord was gekomen, kunnen volstaan met een kort antwoord, maar nu feitelijk het voorstel van Burge meester en Wethouders reeds een punt van discussie heeft uitgemaakt, moet hij daarop dieper ingaan. De heer Schüller doet steeds zijn best om op de een of andere wijze iemand onaangenaam te zijn; hij houdt er altijd een soort van afmaaksysteem op na. Zoo heelt hij nu even Burgemeester eri Wethouders en ook de Commissie van Fabricage en het lid dezer Commissie, den heer Schoneveld, willen afmaken door te zeggen, dat zij deze zaak niet met de noodige zorg hadden behandeld. Dat Burgemeester en Wethouders en genoemde Commissie er in hebben willen toestemmen, dat die brug daar zal komen, acht hij een be- leediging voor die wijk. Spreker moet dit verwijt afwijzen. Burgemeester en Wet houders hebben er allerminst aan gedacht om een arbeiders buurt de dupe ervan te laten worden; zij hebben alleen over wogen, wat de beste manier zou zijn om in deze tot een oplossing te geraken. En wanneer de heer Schüller uit dit Ingekomen Stuk iets anders opmaakt, dan heeft hij het ver keerd gelezen en legt hij het zeer kwaadaardig uit. Burgemeester en Wethouders hebben in de eerste plaats overwogen, waartoe het noodig en dienstig zou zijn. Men heeft hier te doen met een groote industrie, die in den loop der jaren zoo is uitgebreid, dat zij op 2 verschillende terreinen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 6