62
MAANDAG
9 MEI 1927.
der Vereeniging voor L. en M, U. L. O. op Gereformeerden
grondslag, tegen het besluit van den Raad van 25 Januari 1926,
houdende afwijzing van het verzoek om een vergoeding, inge
volge artikel 100 der Lager-Onderwijswet 1920, voor één
boventallige leerkrachl.
6°. Mededeeling van S. de Boer Azn., D. van Lith en
A. J. P. Spiesz, dat zij hunne benoeming tot lid der Schattings-
eommissie, bedoeld in artikel 57 der Wet op de Inkomsten
belasting 1914, aannemen.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van de Leidsche Duinwater-Maatschappij, om
vergunning tot uitbreiding van den watervang onder Katwijk
en Wassenaar.
2°. Verzoek van het Algemeen Ziekenfonds voor Leiden, om
toekenning van een bijdrage in de verpleegkosten van die
leden, wier verpleging, zoo zij geen lid van het fonds waren,
voor rekening der gemeente zou komen.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies.
3°. Verzoek van de Federatie van Vereenigingen voor
Ziekenhuisverpleging en Ziekenzorg in Nederland, om adhaesie
te betuigen aan een adres aan den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, om den verpleegprijs in Acade
mische Ziekenhuizen niet te verhoogen.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor
kennisgeving aangenomen.
4°. Rekening, dienst 1926, van de Stedelijke Werkinrichting.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
5°. Verzoek van J. Koelma, om eervol ontslag als technisch
ambtenaar bij het Bouw- en Woningtoezicht.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
6°. Verzoek van den heer Knuttel om verlof tot het stellen
van eenige vragen tót Burgemeester en Wethouders, betref
fende het niet verleenen van steun door het Burgerlijk Arm
bestuur aan uitgetrokken arbeiders.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het gevraagde verlof te verleenen en de interpellatie te doen
houden na afloop van de gedrukte agenda.
7°. Verzoek van de Vereeniging voor Christelijke Fröbel
scholen te Leiden, om wijziging van de verordening, regelende
de voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere
bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas wordt verleend.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het verzoek te behandelen tegelijk met het binnenkort uit te
brengen praeadvies ter zake.
8°. Verzoek van E. Rietbergen e.a., allen bewoners van de
Oosterkerksteeg hoek Oranjegracht, Waardgracht en Looiers-
straat, om het verzoek van de Leidsche Katoen-Maatschappij,
om vergunning tot het maken van een luchtbrug van de
agenda af te voeren, respect, niet in te willigen.
Dit verzoek luidt als volgt:
Aan het EdelAchtbaar College van
Burgemeester en Wethouders der Gemeente te Leiden
en aan de leden van den Raad.
EdelAchtbare Heeren,
Ondergeteekenden. allen bewoners van de Oosterkerksteeg,
hoek Oranjegracht, Waardgracht en Looierstraat geven met
verschuldigden eerbied aan Uw Colleges te kennen dat zij met
leedwezen hebben vernomen dat door Uw College den Raad
in overweging wordt gegeven gunstig te beschikken op
het verzoek van de Leidsche Katoen-Maatschappij voorheen
De Heyder en Co., tot het maken van een z.g. luchtbrug over
een lengte van 80 Meter, boven openbaren grond en water,
ter verbinding van hare katoendrukkerij aan de Heeren
gracht en hare stoomweverij in de Looierstraat.
Zooals reeds in het praeadvies wordt gezegd zal de lucht
brug geenszins bijdragen tot de verfraaiing van dit stads
gedeelte al schijnt het dat dit er volgens de Commissie van
Fabricage voor dit stadsgedeelte minder op aankomt. Onder
geteekenden zijn van oordeel dat zij door deze luchtbrug
ernstig zullen worden gedupeerd en dat hunne panden daar
door zeer in waarde zullen verminderen. De straat zal door
deze brug, vooral op donkere dagen, erg verdonkerd worden,
zoodat zij veel eerder dan anderen van het kunstlicht gebiuik
zullen moeten maken, wat hun last zal bezorgen en nadeel
berokkenen. Bovendien zal het vervoer over deze ijzeren brug
vermoedelijk veel hinderlijk lawaai veroorzaken waardoor het
wonen in deze straten nog meer onaangenaam zal zijn dan
thans reeds het geval is.
Redenen waarom ondergeteekenden in de eerste plaats het
College van B. en W. verzoeken dit voorstel voorloopig van
de agenda af te voeren en nader overleg te plegen met
bedoelde Maatschappij voor een minder hinderlijke verbinding.
Wanneer Burg. en Weth.'s daartoe niet genegen zijn dan
verzoeken ondergeteekenden den Raad beleefd, maar dringend
het verzoek van de Leidsche Katoenmaatschappij te wijzen
van de hand.
Leiden 6 Mei 1927. 't Welk doende enz.
E. Rietbergen.
(Volgen de namen van nog 18 adressanten.)
Zal worden behandeld bij punt 19 der agenda.
9°. Verzoek van Regenten en Regentessen van het Heilige
Geest of Arme Wees- en Kinderhuis om wijziging van de
verordening, houdende Reglement voor die stichting.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
10°. Voorstel van den heer Schüller, om punt 19 (bouwen
van een luchtbrug) van de agenda af te voeren.
Zal worden behandeld bij punt 19 der agenda.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een Rector van het Gymnasium.
(Zie Ing. St. No. 78.)
De heer Wilmer wenscht naar aanleiding van dit agenda
nummer eenige vragen te stellen en verzoekt daarom den
Voorzitter om voor eenigen tijd de deuren te doen sluiten.
De Voorzitter verklaart zich bereid om aan dit verzoek
te voldoen.
De heer Wilbrink vraagt, of er ook nog niet enkele vragen
van hem zijn ingekomen.
De Voorzitter zegt, dat hij eenige vragen van den heer
Wilbrink gekregen heeft en dat die te zijner tijd aan de orde
zullen komen.
De heer Deumer vraagt, of niet is ingekomen een schrijven
van de bewoners van de Hooigracht, waarin verzocht wordt
om verbetering van die straat.
De Voorzitter antwoordt ontkennend.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
De openbare vergadering wordt na eenigen tijd hervat.
De heer Wilbrink zegt, dat de Voorzitter op sprekers vraag,
of zijnerzijds geen vragen waren ingekomen bij het College,
daar straks heeft geantwoord, dat dat te zijner tijd aan de
orde kwam. Wat moet spreker daaronder verstaan? Zijn die
vragen niet ter kennis van het College gekomen of kan het
College spreker geen verlof verleenen om die vragen in deze
vergadering te stellen? Bij andere gelegenheden wordt tege
lijkertijd bepaald, dat het aan het einde van de vergadering
zal gebeuren.
De Voorzitter zegt, dat de heer Wilbrink zich daarin vergist.
Hij kan alle gelegenheid voor zijn vragen krijgen aan het
einde der vergadering.
Van den heer Knuttel was ingekomen een verzoek gericht
aan de leden van den Raad, doch van den heer W7ilbrink
een aan spreker persoonlijk.
De heer Wilbrink zegt die vragen niet aan den Voorzitter
gesteld te hebben, maar heeft aan den Voorzitter van den
Raad verlof gevraagd die vragen te stellen. Als spreker het
aan den Voorzitter vraagt, doet hij het aan den Raad.
De Voorzitter zegt, dat de brief van den heer Knuttel als
volgt begint:
»Aan de leden van den gemeenteraad van Leiden."