MAANDAG 9 MEI 1927. 73 uit te breiden met 2 Raadsleden, welk voorstel hij voorstelt in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies te stellen. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat er indertijd in den Raad eenige malen discussies zijn gevoerd over het openmaken van de Schrijversbrug op Hemelvaartsdag. Nu valt Hemelvaartsdag dit jaar op 26 Mei en op 27 Mei is de tweede lammerenmarkt, die, naar de ervaring leert, de grootste en zeer belangrijk is. Vele schepen zijn te verwachten. Inder tijd heeft de Raad in een motie bet College verzocht die brug niet meer te doen openen en spreker wil nu aan den Raad mededeelen, dat het College besloten heeft dit jaar de brug te doen openen van 5 tot 7 of van 6 tot 8 uur. De van den Directeur van den Markt- en Havendienst ontvangen inlich tingen maken het noodzakelijk daartoe over te gaan. De groote toevloed van schepen zal naar menschelijke berekening bij het niet openen van de brug een groote opstopping in en groote last voor bet verkeer te water veroorzaken, die misschien, het is niet waarschijnlijk, te voorkomen zou zijn door 3 a 4 haven rechercheurs dienst te laten doen, die dan met bootjes de orde zouden moeten trachten te handhaven. Het College geelt er daarom de voorkeur aan, om de brug op Hemelvaartsdag gedurende een paar uren te doen openen, waarvoor men slechts één brugwachter noodig heeft. De heer Baart zegt, dat die motie toen wel aangenomen is, maar dat men er in bijzondere omstandigheden natuurlijk geen rekening mee kan houden. Maar het ligt toch ook in de bedoeling om de andere bruggen te openen of moet alleen de Schrijversbrug open? De Voorzitter zegt, dat alleen de Schrijversbrug geopend wordt, opdat de schepen door kunnen varen naar de kom van de haven, om daar dadelijk hun aanlegplaats te vinden. De andere bruggen blijven gesloten. De heer Baart is er bang voor, dat de persoon, die er voor gevraagd wordt, het zal doen, omdat het door den chef wordt gevraagd, hoewel hij het liever niet deed. De Voorzitter zegt, dat er verscheidene menschen zijn, die het werk gaarne willen doen. Spreker vraagt voorts, of iemand nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. Mevrouw van Italijevan Embden zegt, dat er weer zoo'n groot ongerief is met het water van Nieuwe Rijn en Levendaal het ruikt er ook heel vies. Spreekster vraagt allereerst om beter politietoezicht en in de tweede plaats om het door den reinigingsdienst te laten schoonmaken. Op die wijze wordt de mooie stad Leiden niet meer bezocht door vreemdelingen en onbewoonbaar voor de bewoners. Mevrouw Dietrichde Rooij zegt, dat de heer Groeneveld bij de laatste begrooting heeft gevraagd om een andere standplaats voor de auto's in de Breestraat, zoodat men niet de straat daar als garage gebruikt. Gisteravond heeft spreekster er 20 geteld. Wanneer er dan nog trammen voorbijrijden, weet men niet waar men heen moet. Zou de Voorzitter hieraan zijn aandacht willen wijden? De Voorzitter zegt zulks toe. De heer Dubbeldeman had nog een zaak te bespreken, die eenigen tijd vordert. Wanneer hij er de volgende vergadering over spreekt, is het zijn bedoeling geweest het nu te doen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog een aanvang gemaakt met de behandeling van een interpellatie van den heer Knuttel betreffende het niet verleenen van steun door het Burgerlijk Armbestuur aan uitgetrokken arbeiders (blz. 68). Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1927 | | pagina 13