44
MAANDAG 11 APRIL 4927.
ruiming steeds verlengd worden, want ook de heer Dubbeldeman
heeft reeds dikwijls gezegd: als er geen huizen zijn, moeten
wij dien termijn wel verlengen. De menschen zijn er zelf
slechter mee. Kan de heer Dubbeldeman aan spreker de ver
zekering geven, dat van verwerping van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders het gevolg zal zijn het aanbrengen
van de verbeteringen, welke door den Directeur van Bouw
en Woningtoezicht zijn aanbevolen, dan zal spreker tot die
verwerping medewerken, maar de heer Dubbeldeman zal hem
die verzekering niet durven geven. Van meerdere zijden is
reeds gezegd, dat verwerping van dit voorstel dat gevolg niet
zou hebben.
Spreker is een even vurig voorstander van het opruimen
van krotten en het brengen van de menschen in betere
woningen als de heeren van de overzijde, en worden er in die
richting practische voorstellen gedaan, dan zal hij daaraan
zijn steun verleenen, maar, gezien den stand van deze discussie,
acht hij het een eisch van practische politiek zich tevreden
te stellen met het mindere, als men het beste, dat niet te
verwezenlijken is, niet kan krijgen. Hij zal daarom in het
belang van de menschen met Burgemeester en Wethouders
meegaan.
De heer Sciioneveld meent, dat de eischen, genoemd onder
a, moeten worden gehandhaafd. Het aanbrengen van een
vloer van cement of klinkers onder den houten vloer is een
verbetering, welke z. i. niet mag worden losgelaten. Ook het
aanbrengen van luchtroosters onder de vloeren acht hij van
belang, niet alleen voor de bewoners, maar ook voor de
eigenaren, omdat dezen dan in het vervolg minder reparatie
kosten aan de vloeren zullen hebben. Dat de daken beschoten
moeten worden, noemt hij eveneens een billijken eisch.
Het punt, onder b genoemd, dat de eigenaren vrij zullen
zijn behangschroten en behanglinnen dan wel een bepleistering
aan te brengen, is van weinig belang.
Van het antwoord van den Wethouder zal spreker laten
afhangen, of hij al dan niet een voorstel zal indienen om de
onder a genoemde eischen te handhaven.
De heer Huurman sluit zich in hoofdzaak aan bij den heer
Wilmer en acht deze woningen er voor rijp om zoo snel
mogelijk te verdwijnen; het verdient geen aanbeveling om in
deze poortwoningen op den duur nog menschen te herbergen.
De heer Dubbeldeman heeft deze zaak, die eigenlijk een zeep
bel is, oudergewoonte weer tot een luchtballon opgeblazen.
De hier genoemde verbeteringen mogen niet zooveel kosten,
dat zij daardoor een spoedige ontiuiming in den weg staan.
Spreker is het met den heer Knuttel eens, dat bepleistering
van de muren beter is dan betingelen. Ook de inspecteur van
Bouw- en Woningtoezicht, op wien men zich gaarne beroept,
is van die meening. Een bodem-afsluitende vloer ligt ook niet
onder de huizen op Rapenburg, Breestraat en Hoogewoerd
en daarvan verwacht spreker ook weinig; veel beter zou het
zijn om luchtroosters te laten maken, als die tenminste niet
worden dichtgemaakt. Voor nieuwe huizen is zoo'n vloer zelfs
overbodig; vele gemeenten schrijven het dan ook niet voor;
voor het behoud van den vloer zijn roosters veel beter; dan kan
men zeilen op den vloer leggen. De toestand van oude muren
en riolen in Leiden is bovendien van dien aard, dat het water
door de muren heensijpelt en op den bodem-afsluitenden
vloer vloeit. Het maken der vloeren is geld weggooien en de
menschen op kosten jagen. Beschieting van het dak is
natuurlijk een verbetering, die, als zij oordeelkundig wordt
aangepakt, niet zooveel behoeft te kosten. Dit is beter dan
bet aanleggen van een bodem-afsluitenden vloer; als.men in
de oude houten vloeren gaat breken, komt er niets van terecht.
Het is dus veel wenschelijker om de aan te brengen verbete
ringen zoo goedkoop mogelijk uit te voeren en voort te gaan
met het stichten van woningen ter vervanging van krot
woningen. Al besteedt men aan een poortwoning een bedrag
van 300.a 400.voor verbetering, er zal toch nooit
voldoende licht en lucht kunnen toestroomen om deze woningen
te kunnen handhaven. Wat men er aan ten koste legt is
weggegooid geld, want over enkele jaren zal toch op afbreken
worden aangedrongen.
De heer Eerdmans vraagt inlichting over het voorschrift
van het Bouw- en Woningtoezicht, dat onder de houten vloeren
eerl vloer van gemetselde klinkers of van cementbeton moet
worden aangebracht. Is dit een algemeen voorschrift? Hij weet,
dat in de Witte Rozenstraat huizen zijn gebouwd, waarin
dergelijke vloeren niet zijn aangebracht.
De Wethouder voegt spreker toe, dat de wet dan is ont
doken, omdat het alleen bij herstellingen niet behoeft. Spreker
constateert, dat Bouw- en Woningtoezicht dan toen slecht
zijn plicht heeft gedaan.
Spreker vraagt verder welk bezwaar kan bestaan tegen het
aanbrengen van luchtroosters en hij verzoekt den Voorzitter
het voorstel gesplitst in stemming te brengen, omdat bij wel
kan meegaan met het doen vervallen van den eisch betreffende
het aanbrengen van een klinker- of cementen vloer, maar er
niet vóór kan stemmen om de menschen te laten slapen onder
pannen, waar men de sterren door kan zien.
De heer Wilbrink meent, dat het betoog van den heer
Dubbeldeman, dat door zijn beroep op het rapport van den
Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht zeer sterk scheen,
bij nadere beschouwing nog al wat aan kracht verliest. De
heer Dubbeldeman zeide, dat de Raad, die in een vorige
vergadering had besloten de verbeteringen voor te schrijven,
welke Burgemeester en Wethouders hadden voorgesteld, zou
toonen zeer laag te staan door op dat besluit terug te komen,
maar hij is zelf begonnen met te verklaren, dat het College
de vorige maal in zijn voorstellen niet malsch was geweest,
hetgeen beteekent, dat het College verder was gegaan dan
strikt noodzakelijk was. Spreker constateert dus, dat ook naar
het oordeel van den heer Dubbeldeman het College met minder
ver gaande eischen had kunnen volstaan. Hij kan zich indenken,
wanneer hij de geëischte verbeteringen beschouwt, dat die
woningen dan onherroepelijk zullen worden gesloten. Wan
neer men bij een huur van ƒ1.50 per week, zooals Spreker
een paar gevallen weet, moet beginnen met een nieuw dak
beschot te geven en een nieuwen betonnen vloer, dan kunnen
de menschen niet zeggen: wij zullen het doen, maar dan
sluiten zij de woning en dan gebruiken zij het als pakhuis.
Als er een geschikte woning voor die bewoners te vinden
was, dan zou spreker dat niet betreuren, want hij verheugt
zich altijd in vooruitgang in de woningtoestanden in Leiden,
maar aan den anderen kant zijn die woningen absoluut droog
en hebben de bewoners van sommige huisjes niets met den
zolder te maken. Men moet niet zeggen, dat het altijd door
regent, als men door de pannen op een niet-bescholen dak
de lucht kan zien, want het is mogelijk, dat de pannen van
elkaar afwijken. Men kan niet zeggen, dat het zoo erbarmelijk
ongezond is; wanneer men er maar droog onder ligt, is het
nog zoo erg niet. Dat zegt niet, dat spreker niet zou wen-
schen, dat alle menschen het beter hadden, maar men komt
voor de vraag, waar men de menschen dan heen moet zenden.
Als men de eigenaren op zooveel kosten jaagt, dat men de
bewoners er uit drijft, waar komen zij dan terecht? Er wordt
niets aan gedaan of zij moeten er uit. Spreker meent, dat
men moet voortgaan met te trachten verbetering te krijgen
in de volkshuisvesting, maar kan er niet toe medewerken
om den huiseigenaren ondragelijke lasten op te leggen, omdat
men een idealen toestand zou willen hebben. Burgemeester
en Wethouders doen verstandig om niet geheel het rapport
van den Directeur te volgen, waar zij niet alleen hebben te
letten op de inzichten van de ambtenaren, doch ook hebben
te dienen het belang van de burgerij. Spreker prijst het in
het College, dat het dien ambtenaar niet geheel volgt, maar
een eigen houding aanneemt. De heer Dubbeldeman heeft
met citaten bewezen, dat de Directeur .van het Bouw- en
Woningtoezicht meende, dat aan de hand van hetgeen z. i.
Gedeputeerde Staten wenschten, noodig was het dak te be
schieten en betonvloeren te maken; Gedeputeerde Staten
hadden n.l. de onbewoonbaarverklaring niet goedgekeurd. Er
staat evenwel niet, dat de Directeur van het Bouw- en Woning
toezicht het noodzakelijk achtte, maar wel, dat naar zijn
opvatting Gedeputeerde Staten en de Inspecteur het wen-
schelijk achtten. Nu kan de Directeur wel zeggen, dat hij
het wenscbelijk acht, spreker zou het ook wenschelijk achten,
maar om aan de hand daarvan dat alles door te drijven en
het af te wentelen op degenen, die zich hier niet kunnen
verantwoorden en misschien niet in staat zijn die lasten te
dragen, is onjuist, omdat de bewoners er zelf de dupe van
zouden worden.
Alles bijeengenomen vaart spreker liever op het compas
van Burgemeester en Wethouders dan op dat van den heer
Dubbeldeman, die aandringt op afwijzing van dit voorstel.
Ten slotte doet spreker opmerken, dat, als hij de huisjes
niet is gaan bezoeken, hij misschien in de oogen van anderen
in zijn plicht is tekort geschoten, maar dat, indien een
Raadslid zijn taak zoo moet opvatten, dat hij al dergelijke
dingen behoort te doen, men ten slotte alleen tot Raadslid
zou kunnen kiezen menschen, die gepensionneerd zijn of een
kapitaaltje bijeengegaard hebben, waarvan zij kunnen leven.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Knuttel een amen
dement heeft ingediend, luidende als volgt:
»Ondergeteekende stelt voor uit het voorstel van Burge
meester en Wethouders in zake punt 14, de alinea's a 2° en
a 3° te doen vervallen."
Het amendement van den heer Knuttel wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De Voorzitter vestigt er de aandacht van den heer Dubbel-