MAANDAG 11
APRIL 1927.
43
en men kan aannemen, dat Burgemeester en Wethouders
oorspronkelijk dezelfde meening hebben gehad als die beide
heeren.
Zaterdag is spreker die »lieve" huisjes eens gaan bekijken
en heeft zich toen laten begeleiden door een hooggeacht en
welbekend lid van de Gezondheidscommissie, iemand, die
reeds 25 jaren zijn sporen op dit terrein verdiend heeft, en
een kijkje genomen in de Bouwenlouwensteeg. De zolder, die
daar als slaapgelegenheid gebruikt moest worden, was meer
dan treurig; hij was niet beschoten en daar sliepen 2 meisjes
en 3 jongens van 14 tot 23 jaar. Toen spreker dat zag, dacht
hij: dat zijn nu de partijgenooten en geestverwanten van hen,
die het nemen van een gemeenschappelijk bad altijd afkeuren
uit een oogpunt van zedelijkheid. Het is alleen maar de
quaestiedaar kan men het zien en daarom stoot men zich
er aan en hier kan men het niet zien en daarom stoot men
fich er niet aan; dan steekt men evenals de struisvogel zijn
hoofd in het zand. De bedstede was zoo slecht, dat spreker
niet begrijpt, hoe Gedeputeerde Staten ontheffing hebben
kunnen verleenen. Wanneer het regent, druppelt het water
langs den muur en het z. g. bed ligt dan te verrotten.
Toen spreker daar kwam, was het eerste dat hij te hooren
kreeg de vrouw was net bezig den vloer te schrobben neemt
U mij niet kwalijk; ik doe het niet iedere week, maar om
de 3 of 4 weken. Die vrouw was angstig, omdat zij niet wist
wie de bezoekers waren, daar zij order had gekregen om niet
al te kwistig te zijn met water; dan zou de vloer zoo weg
zijn en moest er weer een nieuwe komen, wat nu door dit
voorstel ook zal worden losgelaten, aangezien voorgeschreven
was, dat er klinkers of cement onder moesten zijn.
In een huisje aan de Vincentiusstraat van 3.40 bij 5.40 M.
woonden 7 menschen: man, vrouw en 5 kinderen. Die meisjes
en jongens moeten door elkander slapen, want er is geen
enkele afscheiding.
In het perceel Woutershof 3 wonen man, vrouw en vijf kinderen
tusschen den leeftijd van 5 tot 16 jaar. Ook daar is op den
zolder geen enkele afscheiding. De man verdient 's zomers
ƒ18.en 's winters ƒ16.zoodat hij niet meer kan ver
wonen, hetgeen een excuus is om in dit krotje te blijven
wonen. De huur bedraagt ƒ2.15 per week, wat zeker niet
veel is, maar, als men weet dat dit huisje kort geleden van
eigenaar is veranderd en toen voor ƒ400.is verkocht, dan
moet men toegeven, dat nog wel tweemaal meer dan nood
zakelijk is aan huur wordt opgebracht, ook als men rekening
houdt met de kosten der waterleiding en met de grond
belasting.
Spreker heeft geen tijd gehad om al die huisjes een voor
een na te gaan, maar er zijn er onder, die voor niet meer
dan ƒ100.op de balans staan, en dan zeggen de eigenaren
nog en Burgemeester en Wethouders zeggen het hen na, dat de
noodige verbeteringen niet kunnen worden aangebracht,
omdat anders de huren te hoog worden!
Dat alles in aanmerking genomen, moet de Raad wel diep
gevallen zijn, als hij deze voorstellen van Burgemeester en
Wethouders accepteert. Het wordt nog te erger, als men
bedenkt, dat van het laatste huisje, door spreker genoemd,
een ambtenaar van de gemeente eigenaar is.
Hetgeen Burgemeester en Wethouders aanvankelijk aan
den Raad als den belangrijksten eisch hebben voorgesteld,
n.l. dat onder den houten vloer een cementen-of klinkervloer
zou worden aangebracht, wordt thans los gelaten. Spreker
wil niet beweren, dat bij het aanbrengen van al de verbe
teringen, welke aanvankelijk als eisch zijn gesteld, die huisjes
falsoenlijke woningen zouden worden die zijn er niet van
te maken en hij heeft, alvorens te besluiten zijn stem aan
deze voorstellen te onthouden, wel degelijk overwogen, welke
de gevolgen van een eventueele verwerping zouden kunnen
zijn. Spreker ontraadt derhalve aanneming van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Het gevolg van verwerping
ervan zal zijn, dat de bewoning over eenigen tijd gestaakt
moet worden, hetgeen neerkomt op onbewoonbaarverklaring.
Wel zal dan in naam het woningtekort iets stijgen, maar
dan zal de gemeente er toe moeten overgaan om meer mensch-
waardige woningen te gaan bouwenmen moet toch aller
eerst weten hoe groot bet tekort is. Dit voorstel is heelemaal
verkeerdals aan die huisjes niets wordt gedaan, kan het
nog jaren dureD, vóórdat zij onbewoonbaar worden verklaard.
Het spreekt van zelf, dat men, zoo kort nadat Gedeputeerde
Staten ontheffing hebben verleend, niet kan komen met een
voorstel tot onbewoonbaarverklaring.
Spreker vraagt, of de Gezondheidscommissie over dit voor
stel rapport heeft uitgebracht; bij de stukken is daaromtrent
niets te vinden.
De heer Deumer brengt hulde aan den tijdelijken Wet
houder voor dit voorstel. Aan de hand van de uitspraak van
Gedeputeerde Staten is deze van meening, dat die woningen
nog niet afgebroken of ontruimd behoeven te worden.
Evenals de heer Dubbeldeman heeft spreker enkele van
die huisjes bezocht en spreker is tot de conclusie gekomen,
dat het niet aangaat om voor deze woningen grootere ver
beteringen aan te doen brengen, dan voor andere woningen
geëischt wordt. Ook in de Breestraat en op het Rapenburg
treft men wel woningen aan, die niet bebord en beschoten
zijn en die ook geen cementen of betonnen vloer hebben.
Bovendien heeft spreker in een van die woningen aangetroffen
een 82-jarige bewoonster, die daar al 42 jaar woont en het
zeer onaangenaam zou vinden, wanneer zij het moest verlaten.
Last van rheumatiek had zij niet, dus het was er niet vochtig.
Dat buisje komt ook niet voor onbewoonbaarverklaring in
aanmerking, want het is voldoende droog, zooals de witte
muren uitwijzen; alleen kijkt men op den zolder, die niet
gebruikt wordt, hier en daar door het dak heen.
Spreker heeft ook andere huisjes bezocht, o. a. een in de Para
dijssteeg, waarvan de bewoner geen duurdere woning kan be
trekken, omdat zijn inkomsten zeer uiteenloopend zijn. De
zolder van dat huisje kan zeer goed voor slaapgelegenheid in
aanmerking komen.
Spreker komt dan ook tot de conclusie, dat het rapport
van den Wethouder nog niet zoo verwerpelijk is en de Raad
tegenover de bewoners van deze huisjes een zeer tegemoet
komende houding moet aannemen. Het nemen van meer
ingrijpende maatregelen, zooals het brengen van de menschen
in controle-woningen, wat in den Haag en Rotterdam is toe
gepast, zou, gezien de groote uitgaven waarvoor de gemeente
reeds staat en de hooge belastingen, te groote lasten met zich
brengen, terwijl daardoor tevens de vrijheid van de menschen
te veel zou worden aangetast.
Spreker zal dan ook met de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders meegaan,
De heer Knuttel acht dit praeadvies van Burgemeester
en Wethouders zeer verwerpelijk. Tegen de wijziging, genoemd
onder b, waardoor aan de binnenzijde der buitenmuren in
plaats van betimmering ook bepleistering zal mogen plaats
hebben, heeft hij geen bezwaar, maar al de andere voor
waarden zijn voor hem volkomen onaannemelijk. Zooals de
heer Dubbeldeman duidelijk in het licht stelde, zou het
handhaven van de strengere bepalingen betreffende het aan
brengen van beschotten aan de daken tengevolge kunnen
hebben, dat sommige eigenaren van het aanbrengen van die
verbetering afzagen en zich liever blootstelden aan onbewoon
baarverklaring hunner woningen,maar spreker zou dat geenszins
een nadeel achten, indien al deze woningen van de woning-
lijst verdwenen.
Met den heer Deumer, die een pleidooi heeft gehouden
voor de eigenaren en dat heeft gegoten in den vorm van
een pleidooi voor de bewoners, kan spreker het niet eens zijn.
Men heeft weer het bekende verhaal van die 80-jarige vrouw
te hooren gekregen, maar vooreerst zijn er geen speciale
woningen, alleen bewoonbaar voor 80-jarige menschen, en
bovendien kan men niet van een principe afwijken ter wille
van menschen, die aan dergelijke slechte toestanden vast
geroest zitten.
Het verwondert spreker, dat de heer Deumer niet is in
gegaan op de door den heer Dubbeldeman genoemde gevallen,
speciaal wat dat slapen op zolder betreft. Het is in het
belang van de bewoners en van de kinderen, dat die voor
schriften gehandhaafd worden, want soms moeten de kinderen
ook tegen de ouders beschermd worden. Nu Gedeputeerde
Staten niet zijn meegegaan met het afkeuren van die woningen,
moeten de noodige verbeteringen gehandhaafd blijven, welke
geenszins overdreven zijn te achten.
De heer Wilmer zegt, dat deze quaestie voor hem zeer
moeilijk is, omdat men niet alleen heeft te rekenen met wat
gewenscht en noodzakelijk is, maar ook met wat in de practijk
gebeurt en gebeuren zal.
De heer Dubbeldeman heeft veel te veel de huiseigenaren
in bescherming genomen door te zeggen, dat zij groot gelijk
hebben door uit een huisje te halen, wat er uit te halen is.
Men ondermijnt door dergelijke ideeën te verspreiden de
moraliteit, want hij, die abnormale winsten maakt uit een huis,
handelt moreel verkeerd; aan iemands bezit zijn ook plichten
verbonden, en, wanneer men financiën! in staat is een huis
te verbeteren en men doet het niet, dan handelt men moreel
verkeerd. Wel is het laatste verklaarbaar, omdat men wel
door zelfzucht gedreven wordt.
Spreker acht die krotten met den heer Dubbeldeman, niet
in de laatste plaats om redenen van moreelen aard, een groote
ellende. Maar wat gebeurt er, als dit voorstel wordt verworpen
De Raad staat niet voor de vraag, om die huiseigenaren te
dwingen. Spreker zou zeer zeker daarvóór zijn, wanneer die
woningen dan verder verhuurd konden wordenmaar spreker
heeft geen cijfers en kan daarover dus niet oordeelen. Wordt
het voorstel verworpen, dan zal er, zooals ook de heer Knuttel
voorspelde, niets gedaan worden en dan zullen de woningen
onbewoonbaar verklaard worden en zal de termijn van ont-