MAANDAG 11
APRIL 1927.
41
Dat is volkomen natuurlijk, want de Raadsleden trachten
het algemeen belang 1e vertegenwoordigen en dat algemeen
belang wijzigt zich nafir de inzichten van de ve, schillende
partijen. Spreker zit niet in de Commissie voor de Licht
fabrieken, omdat hij zoo goed gas en electriciteit kan
ontwikkelen, maar omdat de Raad wenscht, dat in die Com
missie ook de sociaal-democratische beginselen zullen zijn
vertegenwoordigd. Willigt men sprekers verzoek niet in, dan
bestaat het gevaar, dat er later zal worden gezegder zit iemand
in de Commissie, die heeft er recht op en neemt hij ontslag,
dan moet er iemand van dezelfde richting in benoemd worden!
Op die manier wordt dan weer de grootste Raadsfractie
geweerd. Al is het slechts een tijdelijke benoeming, het is
billijk een vertegenwoordiger van sprekers fractie aan te wijzen.
De Voorzitter verzoekt den heeren Eerdmans, Spendel,
Deumer en van Stralen het stembureau te vormen.
Wordt benoemd met 15 stemmen de heer A. J. Schoneveld
de heer Schüller verkreeg 10 stemmen, de heer Wilbrink
2 stemmen en de heer Eikerbout 1 stem.
De heer Schoneveld verklaart de benoeming aan te nemen.
II. Benoeming van een lid der Commissie voor het Grond
bedrijf (vacature: J. Splinter Gzn.).
De heer van Eck beveelt voor deze vacature den heer
Dubbeldeman aan en verwijst overigens naar hetgeen hij
gezegd heeft bij punt 1 dei' agenda.
Bij de eerste vrije stemming verkrijgt de heer Schoneveld
14, de heer Dubbeldeman 12, de heeren Wilbrink en Eikei bout
ieder 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco was.
(De heer Baart was inmiddels ter vergadering gekomen).
Aangezien niemand de volstrekte meerderheid van stemmen
verkregen heeft, is een tweede vrije stemming noodig.
Bij deze stemming wordt benoemd met 17 stemmen de
heer A. J. Schoneveldde heer Dubbeldeman verkreeg 12
stemmen en de heer Wilbrink 1 stem.
(De heer Wilbrink was inmiddels ter vergadering gekomen).
De heer Schoneveld verklaart de benoeming aan te nemen.
III. Benoeming van een lid van het Bestuur der Stedelijke
Werkinrichting, uit de leden van den Raad (vacature: A. I.
Witmans Mz.).
De heer Sljtsma meent, dat benoemd moet worden mevrouw
Dietrichde Rooy, niet alleen omdat zij een partijgenoote was
van den heer Witmans, maar ook omdat, zooals spreker bij
ervaring weet, in het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting
meermalen zaken van huishoudelijken aard worden besproken,
waarover de mannen de deskundige vrouw wel eens zouden
willen raadplegen.
Wordt benoemd met 26 stemmen Mevrouw H. Dietrichde
Rooy; de heer Eerdmans verkreeg 2 stemmen en de heer
Ebbink 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco was.
Mevrouw Dietrich—de Rooy verklaart de benoeming aan
te nemen.
IV. Benoeming van vier schoolartsen, voor het tijdvak
1 April 1927—1 April 1928.
(Zie Ing. St. No. 71).
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten de benoe
ming van de vier schoolartsen op één stembriefje te doen
plaats hebben.
Worden benoemd, voor het tijdvak 1 April 19271 April
1928, de heeren H. W. BlóteH. P. Veldhuyzen en J. A.
Schreuder, ieder met algemeene (30) stemmen en de heer
Dr. W. Th. M. Weebers met, 26 stemmen; 4 biljetten waren
in blanco.
V. Benoeming van een lid der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. No. 66.)
De heer van Eck zegt, dat de wetgever zooveel mogelijk
recht heeft doen wedervaren zoowel aan de voorstanders van
het openbaar als aan die van het bijzonder onderwijs, door
de Plaatselijke Schoolcommissies te doen samenstellen uit
onderwijzers en ouders van beide richtingen. Betreffende een
categorie, die der meerderjarige ingezetenen, heeft de wet
gever den Raad echter volledige vrijheid gegeven en daarvan
behooren in Leiden 3 tot de voorstanders van het bijzonder
onderwijs en 1 tot die van het openbaar. In een gemeente,
waar het openbaar of het bijzonder onderwijs zeer sterk op
den voorgrond treedt, behoeft men zich niet aan evenwichtig
heid in die "categorie te houden, doch in Leiden, waar de 2
richtingen tegen elkaar opwegen, moet die categorie bestaan
uit 2 voorstanders van het openbaar en 2 van het bijzonder
onderwijs. Men bad mogen verwachten, dat de Plaatselijke
Schoolcommissie nu een voorstander van het openbaar onder
wijs aanbevolen zou hebben. Nu is wel de tweede persoon
van de voordracht een voorstander van het openbaar onderw ijs,
maar toch kunnen de sociaal-democraten zich niet met dien
persoon vereenigen.
De sociaal-democraten hebben op het gebied van het
ouderwijs hun speciale denkbeelden en meenen er recht op
te hebben, dat die denkbeelden in voldoende mate, evenredig
aan de mate, waarin zij onder de ingezetenen heerschen, in
de Plaatselijke Schoolcommissie zijn vertegenwoordigd. Nu
hebben zij, als men een vroeger lid van de S. D. A. P. mee
rekent, in die Commissie van 20 leden 3 vertegenwoordigers,
een aantal, dat in evenredigheid ver blijft beneden den in
vloed van hun partij en hun beginselen in de gemeente,
zoodat het billijk zou zijn in deze vacature te voorzien door
benoeming van een partijgenoot van spreker.
Er is ook een speciale reden waarom sprekers fractie de aan
dacht wenscht te vestigen op een bepaald persoon. Zij acht
het namelijk van belang, dat degene, die voor haar in den
Raad de onderwijsbelangen behartigt en baar op dit gebied
van advies dient, in de gelegenheid is practisch meer in de
onderwijszaken door te dringen. Zoolang er geen Commissie
van bijstand voor onderwijsaangeiegenheden en geen Onder
wijsraad of iets dergelijks bestaat, wordt die gelegenheid ge
boden door het lidmaatschap van de Plaatselijke School
commissie.
Spreker beveelt daarom den heer Verweij aan.
De heer Sijtsma sluit zich aan bij hetgeen de heer van
Eck heeft gezegd over de onbillijkheid, welke in deze aan
beveling is gelegen, ook met betrekking tot de wettelijke
voorschriften. De wet wil, dat in de Plaatselijke Schoolcom
missie voorstanders van openbaar en van bijzonder onderwijs
evenredig vertegenwoordigd zullen zijn, en nu is daarmede
rekening gehouden bij de eerste vier groepen, welke zijn
voorgeschreven, maar bij de vijfde groep begint weer de
onevenredigheid. De rechtsche meerderheid in de Commissie
heeft het niet verder kunnen brengen dan een man van links
op No. 2 te plaatsen, een zoo deskundig man evenwel, dat
spreker hem gerust, zonder den schijn van voor eigen parochie
te preeken, kan aanbevelen.
Wordt benoemd met 16 stemmen de heer P. Brouwer;
de heer Verweij verkreeg 9 en de heer J. M. Vos5stemmen.
VI. Benoeming van een lid van het Bestuur der Vereeni-
ging »de Ambachtsschool".
(Zie Ing. St. No. 65.)
Wordt benoemd met 28 stemmen de heer J. Engels; de
heer J. van Muiden verkreeg 1 stem, terwijl 1 biljet in
blanco was.
VIL Benoeming van vier leden der Schattingscommissie,
bedoeld in art. 57 der Wet op de Inkomstenbelasting 1914.
(Zie Ing. St. No. 73.)
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten om de be
noeming van deze vier leden op één stembriefje te doen plaats
hebben.
Worden benoemd:
de heer S. de Boer Azn. met 29 stemmen; de heer Schüller
verkreeg 1 stem
de heer D. van Lith met 29 stemmen; de heer Dubbeldeman
verkreeg 1 stem;
de beer A. J. P. Spiesz met algemeene (30) stemmen;
de heer J. Splinter Gzn. met 28 stemmen2 biljetten waren
in blanco.
De heer Splinter verklaart de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
VIII. Praeadvies op bet verzoek van Dr. N. J. Beversen,
om eervol ontslag als Rector van het Gymnasium.
(Zie Ing. St. No. 74).