40
MAANDAG 11 APRIL 1927.
4°. Verzoek van den heer Sijtsma om in de eerstvolgende
raadsvergadering eenige vragen tot Burgemeester en Wet
houders te mogen richten in verband met het verkeer over
den overweg aan den Rijnsburger weg na de electrificatie van
de lijn AmsterdamRotterdam.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
de interpellatie toe te staan en te doen houden na afloop
van de gedrukte agenda.
5°. Verzoek van de Vereeniging tot verzorging van kleine
kinderen, om toekenning van een subsidie over het jaar 1928.
Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1928.
6°. Verslag van de Commissie van Toezicht op het Middel
baar Onderwijs omtrent den toestand van het Middelbaar
Onderwijs over 1926.
7°. Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie omtrent
den toestand van het Lager Onderwijs over 1926.
Zullen worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
8°. Verzoek van den heer Groeneveld om aan Burgemeester
en Wethouders eenige inlichtingen te mogen vragen omtrent
het lang uitblijven van het praeadvies op het verzoek van
de Coöperatie «Vooruit" om een subsidie voor hare afdeeling
«Verplegingsfonds".
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de interpellatie toe te staan en te doen houden na
afloop van de gedrukte agenda.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat op 23 Maart j.l. heeft plaats gehad de opneming van
de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan
proces-verbaal in duplo is opgemaakt; dat één exemplaar
daarvan aan de Gedeputeerde Staten is toegezonden en het
andere voor de leden ter lezing in de Leeskamer is neder-
gelegd.
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van een lid der Commissie van Fabricage
(vacature: J. Splinter Gzn.)
De heer van Eck zegt, dat de Commissie van Fabricage
totnutoe bestaan heeft uit drie leden, allen behoorende tot
de rechterzijde. Reeds bij een vorige vacature heeft spreker
de wenschelijkheid betoogd oin de grootste Raadsfractie, de
sociaal-democratische, ook te doen vertegenwoordigen in die
Commissie. De meerderheid van den Raad heeft toen bezwaar
gemaakt tegen den voorgedragen persoon, omdat men meende,
dat die niet voldoende deskundig was en iemand benoemd, die
op dat gebied absoluut niet deskundig was,al mocht hij op ander
gebied over groote capaciteiten beschikken.Spreker wenscht voor
de nu bestaande vacature wederom de aandacht te vestigen
op den heer Schüller.
Spreker kan zich voorstellen, dat een combinatie van fracties,
die de meerderheid vormen, ook wenschen geadviseerd en
geregeerd te worden overeenkomstig hun standpunt, maar
men moet die lijn niet te ver doortrekken. Spreker acht het
onbillijk en zeer onverstandig om drie leden der rechterzijde
in deze Commissie te benoemen, terwijl de rechterzijde slechts
een buitengewoon kleine meerderheid heeft. Deze houding
verschilt wel zeer met die, welke zij aannam, toen zij in de
minderheid was en de liberalen de meerderheid hadden, en
is zeer onverstandig, want wanneeer er een andere meerderheid
mocht komen, loopt zij de kans om ook overal uit geweerd te
worden.
Spreker hoopt dus, dat de Raad op zijn verkeerden weg
zal terugkomen en beveelt zijn partijgenoot Schriller aan voor
deze vacature.
De heer Heemskerk zal niet spreken over de wenschelijkheid,
of een vertegenwoordiger van de sociaal-democraten lid is van
deze Commissie. Deze vacature is echter ontstaan door de
verkiezing van den heer Splinter tot tijdelijk Wethouder en
wanneer de heer Mulder beter is, en de heer Splinter krijgt
weer tijd voor het lidmaatschap van deze Commissie, dan is
het toch de bedoeling van het grootste gedeelte van den Raad
om den heer Splinter weer te benoemen tot lid van deze
Commissie.
Waar het grootste gedeelte van den Raad ongetwijfeld den
heer Splinter zeer noode uit de Commissie van Fabricage zou
zien verdwijnen, meent spreker, dat de heer van Eck het
tijdstip om aan te dringen op het toewijzen van een plaats
in die Commissie aan een van diens partijgenooten niet juist
heeft gekozen en beter zou doen te wachten totdat een
definitief lid in deze Commissie moest worden benoemd. Thans
is de bedoeling een plaatsvervangend lid aan te wijzen, dat,
naar de Raad hoopt, slechts voor korten tijd zitting zal nemen.
De heer van Eck doet opmerken, dat zijn verzoek blijkbaar
altijd op een ongelegen tijdstip komt. Is er geen vacature,
dan moet hij wachten totdat er een vacature komt en is er
een vacature, dan wordt er iets anders op gevonden om niet
aan zijn verzoek te voldoen. Thans zou hij moeten wachten,
totdat de Wethouder Mulder beter was, maar dat kan nog
lang duren. Zijns inziens is er niets op tegen thans een vroeger
begane onbillijkheid weg te nemen. Het is geenszins de be
doeling met opzet den heer Splinter uit de Commissie van
Fabricage te weren, maar er zou dan beter een minder des
kundig lid dier Commissie zijn plaats voor den heer Splinter
kunnen inruimen.
Het is spreker onbegrijpelijk, dat de rechterzijde, die, toen
zij in de minderheid was, telkens over achteruitzetting klaagde,
thans, nu zij de macht in handen heeft, precies eender handelt
als indertijd de liberale meerderheid. Dat de rechterzijde de
meerderheid der plaatsen voor zich opeiscbt, kan spreker
begrijpen, maar het in die mate uitsluiten van anderen acht
hij verkeerd.
De heer Heemskerk ontkent, dat de rechterzijde in eenig
opzicht bezwaar heeft gemaakt tegen het benoemen van sociaal
democratische leden in verschillende com missies. Bij de periodieke
verkiezingen werden in zeer veel commissies sociaal-democraten
gekozen, dikwijls met algemeene stemmen. Het spreekt echter
van zelf, dat het niet mogelijk is in iedere Commissie, waar
verschillende commissies slechts 2 of 3 leden tellen, al de
Raadsfracties te doen vertegenwoordigen. Bovendien is het
verzoek van den heer van Eck thans allerminst op zijn plaats,
omdat het in de bedoeling ligt, dat degene, die in de Com
missie van Fabricage zal worden gekozen, zijn ontslag zal
nemen, zoodra de heer Splinter ophoudt tijdelijk Wethouder
te zijn.
Van de overzijde wordt spreker toegevoegd, dat ook zij die
voorwaarde wil accepteeren. Wordt die toezegging gedaan,
dan komt de rechterzijde tegenover het verzoek van den heer
van Eck gemakkelijker te staan, maar dan dient te blijken,
dat die opvatting bij de sociaal-democraten wordt gehuldigd.
De heer Eerdmans wil, nu de heer van Eck een beroep
op den Raad doet, even motiveeren, waarom de houding,
welke hij zal aannemen, dezelfde zal zijn als die van de
vorige maal.
Waar men bij deze Commissies te doen heeft met menschen,
die verstand van de zaken moeten hebben, acht spreker het on
juist om te zeggen, dat de Commissie moet worden samengesteld
in overeenstemming met de politieke verhoudingen; als er
aan de linkerzijde deskundigen zaten, zou de rechterzijde
hoogst verkeerd doen die niet te kiezen en in een soort van
vooroverleg, zooals uit de woorden van den heer Heemskerk
is gebleken, van haar macht gebruik te maken en alles te
beslissen. Men moet zakelijk beslissen, wie het meest geroepen
is hierover te oordeelen.
De heer van Eck kan volgens spreker moeilijk zeggen, dat
de sociaal-democraten als sterkste fractie in die Commissie
vertegenwoordigd moeten zijn, aangezien zij geweigerd hebben
zich te doen vertegenwoordigen in de voornaamste Commissie,die
de stad bestuurt, n.l. het College van Burgemeester en Wet
houders.
De toestand is zeer vertroebeld door de opmerkingen, die
wederzijds gemaakt zijn, ook omdat er vooroverleg gepleegd
schijnt te zijn met het oog op een partijgenoot van den heer
Mulder.
De heer Sijtsma zou niet met den heer van Eck meegegaan
zijn, zoo deze niet verklaard had, dat zijn candidaat voor deze
Commissie zou bedanken, wanneer de heer Mulder weer terug
kwam, doch heeft nu geen bezwaar aan de verkiezing van
den heer Schüller mede te werken. Men mag de deskundigheid
van een lid niet eer beoordeelen, als die aangewezen is om
die zaken te behandelen. Bovendien,Schüller is toch een vakman.
Het idealistische standpunt van den heer Eerdmans is het
juiste, maar is zelden in den Raad toegepast. De rechterzijde
doet nu precies hetzelfde als de liberalen vroeger; die hebben
ook nooit gezegdlaten wij er nu eens een ander zien in te
krijgen. Spreker en de zijnen zijn daar in vroegeren tijd ook
tegen opgekomen. Spreker heeft na de verklaring van den
heer van Eck er geen bezwaar tegen om den heer Schüller
te stemmen.
De heer van Eck moet opkomen tegen het standpunt van
den heer Eerdmans, dat door den Raad niet omhelsd wordt,
en zegt, dat eenige jaren geleden met algemeene stemmen
een motie is aangenomen, waarbij de wenschelijkheid werd
uitgesproken, dat die Commissies zooveel mogelijk werden
samengesteld uit de verschillende richtingen.