MAANDAG 11 APRIL 1927.
55
meester en Wethouders hebben hun verantwoordelijkheid en
daarvoor kunnen zij zich niet altijd beroepen op een hun ver
strekt advies. Maar wanneer zij daarvan afwijken, dan moeten
zij daarvoor ernstige redenen hebben en zich daartoe verplicht
gevoelen door de taak om het gemeentebelang zoo goed mogelijk
te dienen. Men heeft spreker wel verweten, dat hij te veel
meegaat met de adviezen van het College, maar spreker meent,
dat ook daarbij het eenige juiste standpunt is om daarop te
vertrouwen, zoolang het niet verkeerd blijkt. Dat is de eenige
gezonde verhouding tusschen den Raad en het College.
Alleen op ernstige gronden mag een Raadslid afwijken van
een hem door een daartoe geroepen College gegeven advies;
wanneer n.l. blijkt, dat dit niet is in het belang van de ge
meente, Spreker is meermalen van een advies van Burge
meester en Wethouders afgeweken, maar niet op losse gronden,
zooals sommige Raadsleden wel schijnen te doen. Ook alleen
om ernstige redenen mag het College afwijken van een advies
van een Commissie van Raadsleden en die waren bij deze
benoeming niet aanwezig. De strekking van het advies van
de Commissie aan Burgemeester en Wethouders was, dat
voor deze eenvoudige betrekking van 700.in Leiden
alleszins geschikte krachten te vinden waren.
Misschien is voor buitenstaanders dat advies niet zoo
sprekend, maar voor den Wethouder, die de discussie in de
Commissie heeft gevolgd en geleid, was het zonneklaar, dat
de Commissie in hare meerderheid zeer sterk op het standpunt
stond, dat genomen moest worden een Leidsch ingezetene
voor deze zeer eenvoudige betrekking. Dat was ook uitgedrukt
in het advies.
Nu is sprekers bezwaar, dat Burgemeester en Wethouders
zonder voldoende reden daarvan zijn afgeweken.
De Wethouder voert aan het oordeel van den Directeur
van den Geneeskundigen Dienst, maar spreker heeft den
indruk gekregen, dat, als het aan dien functionnaris had ge
legen, No. 1 of No. 2 was benoemd; dat hij dezen ook
geschikt achtte; en dat hij, gezien de sterke neiging der
Commissie om voor deze eenvoudige betrekking een Leidschen
sollicitant te benoemen, dat zeker meer gerespecteerd zou
hebben dan de Wethouder gedaan heeft.
Het spijt spreker, dat de Wethouder deze bespreking in
de Commissie eenvoudig naast zich heeft neergelegd. Op
zich zelf beschouwd moge de benoemde meer capaciteiten en
meer bekwaamheid hebben dan één van de andere sollici
tanten, in verband met de te vervullen betrekking kan zij
toch niet geschikter geacht worden dan de anderen. Die
andere sollicitanten waren geheel geschikt en een ander kan
dan niet geschikter zijn.
Wanneer zich voor een eenvoudig teekenwerk aan de
Lichtfabrieken een ingenieur aanmeldt, dan is die op zich
zelf beschouwd verreweg de geschiktste, maar voor dat werk
kan iemand met veel minder bekwaamheid ook volkomen
geschikt zijn. Zoo stond het ook in dit geval.
Burgemeester en Wethouders zijn zonder voldoende reden
afgeweken van het advies der Commissie en dat acht spreker
verkeerd. Er moet tusschen de Raadscommissiën en Burge
meester en Wethouders dezelfde verhouding zijn als spreker
wenscht dat bestaat tusschen Burgemeester en Wethouders
en den Raad; dat men zooveel mogelijk de adviezen, welke
gegeven worden, opvolgt en dat men daarvan alleen afwijkt
als men in het belang der gemeente daartoe wordt gedrongen,
en dit was hier niet het geval.
De heer Huurman wenscht er op te wijzen, dat alle candi
dates die op de aanbeveling stonden, daarop geplaatst zijn
met de kleinst mogelijke meerderheid.
Spreker zou zich de ontstemming van Mevrouw Dietrich
de Rooy en den heer Wilmer kunnen voorstellen, als Burge
meester en Wethouders buiten de aanbeveling om iemand
benoemd hadden. Er waren 55 sollicitanten en tientallen
daarvan waren zooals sommige sprekers zeggen geschikt
voor deze betrekking; nu begrijpt spreker niet goed, wanneer
men zoo prijs stelt op de benoeming van een ingezetene, dat
men toch een niet-ingezetene op de aanbeveling plaatst.
Waarom heeft de Commissie dan niet alleen Leidenaars
op de aanbeveling geplaatst? Bovendien, wanneer een Commissie
een aanbeveling van 3 personen aanbiedt, dan hebben Burge
meester en Wethouders toch de vrij heidom daaruit de persoon
te kiezen, die hun het geschiktste voorkomt! Anders zouden
Burgemeester en Wethouders een marionettengezelschap zijn.
Wanneer de Commissie een Leidsche ingezetene had willen
benoemen, dan had zij er voor moeten waken, dat no. 3
niet op de aanbeveling was gekomen. Spreker had zich de
ontstemming van den heer Wilmer en mevrouw Dietrich
de Rooy kunnen voorstellen, wanneer de benoemde niet op
de aanbeveling was geplaatst, maar het College van Burge
meester en Wethouders is toch dunkt spreker volkomen vrij uit
de aanbeveling dengene te benoemen, die hem het geschiktst
voorkomt.
De heer Groeneveld meent, dat niet juist is wat de Wet
houder zegt, n.l. dat hij een aanbeveling heeft ontvangen
van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst, maar dat
het andersom is en dat de Wethouder aan den Directeur een
aanbeveling heeft gedaan; spreker weet zeker, dat die aan
beveling is gekomen van de afdeeling Onderwijs, waar de
Wethouder wel thuis is. De Wethouder heeft deze sollicitante
dus bij den Directeur aanbevolen.
Spreker is er niet voor om Leiden te sluiten voor iedereen,
die hier een betrekking kan vervullen; men heeft voor een
bepaalde betrekking wel eens iemand van buiten Leiden
noodig. Spreker meent, dat het salaris 600.is, de Wet
houder zegt f 700.in ieder geval blijkt daaruit, dat het
een ondergeschikte betrekking is en spreker meent, dat men
daarvoor binnen Leiden geschikte personen bij de vleet kan
vinden; men behoeft daarvoor niet iemand uit Doorn te halen.
Spreker schakelt de persoon van de benoemde uit, maar
iedereen weet, dat in Leiden tal van jonge menschen, in het
kantoorvak opgeleid, al jaren naar werk zoeken en het niet
kunnen vinden. De ouders hebben zich voor die opleiding
heel wat opofferingen getroost en wanneer zij dan examen
hebben gedaan en een akte hebben gehaald en zij wachten
op een betrekking, dan komt er een vacature bij de gemeente,
wat heel zeldzaam is, en dan haalt men iemand uit Doorn.
Dit zal dien ouders niet medevallen. Zij hebben aan allerlei
verplichtingen jegens de gemeente te voldoen en als er een
betrekking open komt, dan komen hun kinderen daarvoor
niet in aanmerking.
Het geval staat niet op zich zelf. Het is bij de gemeente
hier haast systeem om menschen van buiten erin te halen.
Het lijkt, alsof men hier woont in een stad van 7U.000
suffers. Er schijnt hier niemand geschikt te zijn voor eenige
gemeentebetrekking, hoe ondergeschikt ook.
In het aan deze betrekking verbonden salaris is uitgedrukt,
dat de gemeente niet veel bekwaamheid kan eischen. De be
noemde heeft een acte van klerk bij de Departementen van Alge
meen Bestuur, maar verscheidene andere sollicitanten hadden
een acte boekhouden, en deze acte staat toch hooger dan
die, welke de benoemde bezit.
Als No. 1 was op de aanbeveling door de Commissie ge
plaatst een juffrouw, die in dienst is geweest bij de Huur-
commissie, waar zij uitstekend voldeed, en die ook acten
van bekwaamheid bezit. Het lag dus voor de hand om zoo
iemand te benoemen en niet iemand van elders.
De mededeeling van den heer Huurman, dat de aanbe
veling met de kleinst mogelijke meerderheid zoo is opgemaakt,
maakt op spreker niet den minsten indruk. Zoo'n commissie
bestaat uit 5 leden en dan heeft men al spoedig een kleinst
mogelijke meerderheid. Het is ook best mogelijk, dat door
een combinatie van stemmen zoo iets gebeurt.
Het heeft op spreker een zeer onaangenamen indruk ge
maakt, dat de Wethouder, terwijl de Commissie anders wilde,
zijn zin heeft doorgedreven en de Commissie op zijde ge
schoven heeft.
De heer Meunen dankt den heer Huurman voor zijn steun.
Spreker begrijpt niet, dat de heer Wilmer spreekt van een
afwijken van het advies, want dat is niet gebeurd. Wanneer
uit een aanbeveling van drie personen er één benoemd wordt,
dan is er geen afwijken van het advies. Waarom staan de
twee andere personen er dan op? Waarom heeft men dan van
middag op den heer Vos gestemd, terwijl de heer Brouwer
no. 1 stond? Uit een aanbeveling van 3 personen behoeft
niet per-sé de eerste te worden benoemd; 2 en 3 hebben
ook kans; dat hangt van de personen en van de omstandig
heden af. Men kan hier niet generaliseeren.
De heer Wilmer zegt, dat spreker het oordeel der Commissie
had moeten weergeven. Weet hij dan, hoe de Wethouder in
het College heeft weergegeven wat in de Commissie is gebeurd?
Nu zegt de heer Wilmer wel, dat het goed is, wanneer spreker
dat heeft gedaan, maar dan moet hij niet zeggen, dat spreker
het «had moeten" weergeven.
De heer Wilmer heeft, waarschijnlijk bij vergissing, gezegd,
dat spreker heeft benoemd. Spreker beantwoordt deze inter
pellatie namens het College en niet persoonlijk.
«Volkomen geschikt" sluit volgens den heer Wilmer uit «ge
schikter en het geschiktst". Dat is een quaestie van appreciatie,
waarop spreker niet ingaat.
De Directeur van den Geneeskundigen Dienst, die hier op
den achtergrond geschoven is, maar vooraan moet blijven
staan, vindt haar de geschiktste.
Als het de uitdrukkelijke wensch van de Commissie was
om iemand uit Leiden te benoemen de heer Huurman
wees er terecht op waarom plaatste zij dan iemand buiten
Leiden op de derde plaats van haar aanbeveling? Daar deze
volgorde door de Commissie met de kleinst mogelijke meerder
heid is vastgesteld de eerste kwam er bij derde stemming
met 3 stemmen, de tweede en de derde eveneens bij derde
stemming met 3 tegen 2 stemmen bleek daaruit niet een
bijzonder sterke preferentie voor no. 1,