54
MAANDAG 11
APRIL 1927.
naar het oordeel van den Raad belangrijk zijn, toch aan het
oordeel der Commissie van Financiën zal onderwerpen.
De heer Sanders meent, dat de heer Eerdmans deze zaak
verkeerd inziet. De zinsnede, welke de heer Eerdmans wraakt,
is in hoofdzaak juist gemaakt voor de leden van den Raad.
Men vergete niet, dat juist tengevolge van de voorgestelde
redactie ook de leden van den Raad alle mogelijke onder
werpen, hoe belangrijk of onbelangrijk ze die ook mogen
vinden, aan het oordeel van de Commissie van Financiën
kunnen onderwerpen.
Het is juist, dat Burgemeester en Wethouders die verschil
lende onderwerpen beperkt hebben tot een zevental, om niet
te komen tot allerlei kleine onderwerpen, die niet van belang
zijn, maar zij hebben daartegenover den Raad in de gelegen
heid gesteld om alle onderwerpen, welke hij wil onderwerpen
aan het oordeel der Commissie, aan haar ter beoordeeling
te geven.
Over het amendement van den heer Eerdmans c. s. staken
vervolgens de stemmen, aangezien 14 leden zich daarvoor en
14 leden zich daartegen verklaren.
Vóór stemmen de heeren Schüller, van Stralen, Verweij,
van Hamel, Groeneveld, Baart, Wilbrink, van Eek, Kooistra,
Eerdmans, Dubbeldeman, Mevrouw Dietrichde Rooij, de
heeren Sijtsma en van Tol.
Tegen stemmen de heeren Reimeringer, Meijnen, Bergers,
Wilmer, van der Reijden, Huurman, Coster, Deumer, Seho-
neveld, van Rosmalen, Spendel, Heemskerk, Splinter en
Sanders.
De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken, zal over het
amendement van den heer Eerdmans c. s. in de volgende ver
gadering een herstemming plaats hebben, in verband waar
mede de verdere behandeling van dit punt wordt aange
houden.
XVI. Interpellatie van Mevr. Dietrich—de Rooy, in zake
de benoeming van een klerk bij den Gemeentelijken Genees
kundigen Dienst.
Mevrouw Dietrichde Rooij wenscht de volgende vragen
te richten tot het College van Burgemeester en Wethouders:
le. Is het juist dat ter vervulling van een vacature voor
hulpklerk aan het bureau van den Geneeskundigen dienst,
het voornemen bestond, deze aan te vullen zonder gegadig
den op te roepen, en dat dit is voorkomen doordat de Com
missie voor dien dienst een oproeping wenschte;
2e. Is het juist dat ongeveer 55 personen zich hebben aan
gemeld, waarvan het grootste gedeelte woonachtig in deze
gemeente;
3e. Waarom heeft dan een benoeming plaats gehad van
iemand buiten de gemeente woonachtig en toevallig dezelfde,
die men oorspronkelijk zonder sollicitatie wilde benoemen;
4e. Waarom is afgeweken van de aanbeveling, gedaan door
de Commissie waarop de benoemde als No. 3 voorkwam, met
voorbijgang van No. 1 en 2, beiden inwoners van deze ge
meente?
Het komt over het algemeen genomen ongewenscht voor,
dat geschikte candidaten in de gemeente woonachtig worden
gepasseerd, door hen die elders woonachtig zijn; in dit geval
waren er zeker een tiental die zeer geschikt werden geacht."
De heer Meijnen zegt, dat de omstandigheden voor deze
interpellatie niet gunstig gebleken zijn en dat zij hebben
medegebracht een herinnering aan de vergankelijkheid van
dit ondermaansche leven en aan de waarheid, dat het leven
slechts een damp is en dat de dood ieder uur wenkt. Den
eersten keer kon de interpellatie niet doorgaan wegens on
gesteldheid van den heer Witmans, den tweeden keer niet
wegens zijn overlijden, den derden keer niet wegens ongesteld
heid van mevrouw Dietrich-de Rooy, die de interpellatie
van haar partijgenoot had overgenomen.
De benoeming, waarover het hier gaat, ligt volkomen
binnen de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders.
Dit neemt niet weg, dat spreker bereid is, daarover enkele
mededeelingen aan den Raad te doen.
Toen de plaats van hulpklerk openkwam, hebben zich
daarvoor sollicitanten aangemeldde Directeur van den
Geneeskundigen Dienst had ook een aanvrage gericht tot den
Dienst van Sociale Zaken. Aangezien uit al deze personen
een goede keus was te doen, is eeD oproeping in de bladen
door den Directeur niet noodig geacht. De Directeur achtte
van deze sollicitanten mejuffrouw van Slijpe het geschiktst,
omdat het een beschaafd persoon was, die veel routine van
kantoorwerk had en in het bezit was van een diploma voor
de betrekking van klerk bij de Departementen van Algemeen
Bestuur. Daarom gaf de Directeur Burgemeester en Wet
houders in overweging om haar, voorloopig voor 3 maanden,
tot hulpklerk te benoemen op een aanvangssalaris van
f 700.—.
Zooals gebruikelijk en ook behoorlijk is, hebben Burgemeester
en Wethouders deze zaak naar de Commissie voor den
Geneeskundigen Dienst gezonden om advies. Reeds hieruit
blijkt, dat van een vooropgezet voornemen bij Burgemeester
en Wethouders geen sprake was en dat zulk een voornemen
dus ook niet voorkomen behoefde te worden.
De Commissie achtte het beter, dat er alsnog een op
roeping in de bladen zou plaats hebben en dat is dan ook
geschied.
De tweede vraag kan spreker bevestigend beantwoorden
er hebben zich aangemeld 55 sollicitanten, grootendeels te
Leiden woonachtig. Na onderzoek, zijn daarvan 6 personen
uitgenoodigd om zich aan de Commissie te presenteeren en
uit die 6 heeft de Commissie een drietal geformeerd ter
aanbeveling aan Burgemeester en W.ethouders. Daar in de
oproeping niet als eisch gesteld was, dat gegadigden te
Leiden moesten wonen, ging het niet aan om elders wonende
personen per-sé uit te sluiten. Op de aanbeveling der
Commissie kwam ook voor mej. van Slijpe, welke de Directeur
om hare opleiding, ervaring, routine, leeftijd en om den in
druk, dien zij maakte, de geschiktste van alle sollicitanten
bleef vinden.
«Toevallig" kan men dat niet noemen. Het gold hier een
maal verworven qualiteiten en capaciteiten, en die behield
mej. van Slijpe aldoor en die bleven haar een voorsprong
geven.
Burgemeester en Wethouders ontvingen dus van de Com
missie het gevraagd advies in den vorm van deze aanbeveling
en met zulk een aanbeveling doen Burgemeester en Wet
houders wat hun in de gegeven omstandigheden het beste
dunkt. Ze volgen haar of zij leggen haar ter zijde. Dit staat
te hunner beoordeeling. In dit geval hebben Burgemeester
en Wethouders zich aan het advies der Commissie gehouden
en zijn niet buiten de aanbeveling gegaan.
Bij de overweging van de vraag, wat bij de keuze uit de
3 aanbevolenen als leidend motief het zwaarst moest wegen
het wonen binnen Leiden of de grootste geschiktheid, hebben
Burgemeester en Wethouders gemeend, ook hier aan de
grootste geschiktheid den voorrang te moeten toekennen. In
het belang van den in beteekenis toenemenden Geneeskundigen
Dienst, hebben Burgemeester en Wethouders gekozen de
geschiktste onder de geschikten en dat was, naar het oordeel
van den Directeur, mej. van Slijpe. Zich houdende binnen
de grenzen der aanbeveling, hebben Burgemeester en Wet
houders gemeend, den Directeur, die er dagelijks mede moet
werken, niet diegene te mogen onthouden, die z. i. voor de
vervulling der vacature het meest in aanmerking kwam en
die ongetwijfeld, als zij te Leiden had gewoond, als no. 1
op de aanbeveling geplaatst zou zijn.
Het eenige verschil ligt in de rangschikking der personen
op de aanbeveling en dat is een quaestie van appreciatie
van leidende motieven.
Mevrouw Dietrich—de Rooij zegt, dat Burgemeester en
Wethouders waarschijnlijk geen hulpklerk bij den Genees
kundigen Dienst hebben benoemd om de Commissie voorden
Geneeskundigen Dienst niet te passeeren. Wanneer zij dat
gedaan hadden, waartoe zij het recht hadden, dan zou er
niemand eenige aanmerking op gemaakt hebben. De Commissie
ontving bericht, dat een buitengewoon geschikt persoon ter
benoeming was voorgedragen, doch ging daarmede niet accoord
en plaatste een oproeping, met als gevolg een massa sollici
tanten, waaruit eerst 6 en later 3 personen na voor den
Voorzitter afgelegd examen geschikt werden bevonden. No. 1
had reeds jaren blijk gegeven een goed ambtenares te zijn
en No. 2 was ook zeer geschikt; beiden waren inwoners van
Leiden en No. 3 was door den Voorzitter ter benoeming
voorgedragen. De nummering geschiedde volgens geschiktheid
en achteraf bleek, dat men daardoor met een kluitje in het
riet was gestuurd, omdat toch de candidaat, die door de
commissie de minst gewenschte was gevonden, werd benoemd.
Spreekster stelt de volgende motie voor:
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat bij vacature
in het corps ambtenaren bij de gemeente-administratie het
eerst voor een benoeming in aanmerking komen zij, die
geschikt en in de gemeente woonachtig zijn."
De motie van mevrouw Dietrich-de Rooy wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Wilmer zegt, dat bij deze benoeming voor hem
het belangrijkste is, dat Burgemeester en Wethouders zijn
afgeweken van het advies van de Commissie voor den Genees
kundigen Dienst.
Spreker erkent die bevoegdheid natuurlijk, want Burge-