MAANDAG 11 APRIL 1927.
53
in de desbetreffende commissie wordt benoemd. Men kan toch
niet van een lid der Marktcommissie, al vervult die zijn taak
met warme belangstelling, niet vergen, dat hij in staat zal
zijn om de gevolgen in financieel opzicht te beoordeelen van
een marktplan, dat aanhangig gemaakt wordt. Dat is beter
toe te vertrouwen aan een Commissie van Financiën. De
Commissie voor het Marktwezen zou dan over de technische
zijde der zaak baar oordeel kunnen geven en de Commissie
van Financiën over de financiëele zijde van het plan.
Voor spreker schuilt een moeilijkheid hierin, dat de tegen
woordige Commissie van Financiën zich door het voorstel
van Burgemeester en Wethouders bevredigd verklaart, aan
gezien zij nu ten minste over enkele zaken zal kunnen mede-
spreken. Spreker zou ook niet verlangen, dat onbelangrijke
voorstellen als die betreffende aankoop van eenige vierkante
meters grond en dergelijke eerst zouden moeten komen bij
de Commissie van Financiën, maar dat is toch gemakkelijk
te ondervangen. Die kleinere dingen kan men uitschakelen
door een grens te trekken. De gewichtigere zaken zullen dan
meer in het aigemeene plan van de financiëele gestie der
gemeente bekeken worden dan het geval zou zijn, wanneer
het alleen bleef bij Burgemeester en Wethouders.
Spreker is dus op dit oogenblik nog niet ervan overtuigd,
dat het idee van de heeren van Eek en Eerdmans zoo ver
werpelijk is.
De Voorzitter deelt mede ontvangen te hebben een amen
dement van de heeren Eerdmans, van Hamel en Sijtsma op
artikel II, strekkende om in artikel 5, sub 8°, te doen ver
vallen de woorden: »welke aan haar oordeel worden onder
worpen".
Het amendement van den heer Eerdmans c. s. wordt vol
doende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van
beraadslaging uit.
De Voorzitter zegt, dat de verplichtingen, die de Raad
op zich genomen zou hebben ten aanzien van den Leidschen
Hout wel eenigszins anders zijn dan de vorige spreker zich
voorstelt. De stichting is begonnen met een bescheiden kapitaal,
maar vertoont veel vitaliteit en aantrekkingskracht, en krachtens
de statuten heeft de stichting niet alleen ten doel het aan
leggen, maar ook het onderhoud van het wandelpark, zoodat
het onderhoud niet ten laste van de gemeente komt. De
kosten zullen aanzienlijk meevallen; voor het bedrag, dat men
nu heeft, kan men al een aanzienlijk park aanleggen. De
gemeente heeft wel een belangrijk stuk grond afgestaan, maar
mist daardoor eigenlijk alleen de winst, die zij daarmede bij
verkoop had kunnen behalen; dat zal zelfs nog gedeeltelijk
terechtkomen, omdat het voornemen is op den daar over-
blijvenden gemeentegrond een villapark te stichten. Verlies
lijdt de gemeente dus in geen geval.
De heer Sanders zegt, dat de in tweede instantie gemaakte
bezwaren bijna allemaal in de verordening zelf ondervangen
zijn. De heer Wilbrink heeft er bezwaar tegen, dat de Commissie
geen advies zal kunnen uitbrengen over te maken kosten,
b.v. voor een veemarkt of voor een wandelbosch. Volgens art.
2 der verordening heeft de Commissie echter den Raad te
adviseeren over het aangaan van geldleeningen, zoodat de
Commissie aan het woord zal zijn bij elk voorstel, waarmede
kapitaal gemoeid zal zijn en zal adviseeren of een geldleening
voor dat object al dan niet gewenscht is.
De heer van Eek heeft er groot bezwaar tegen gemaakt,
dat, wanneer bij de begrooting een voorstel door een lid gedaan
werd, door het College ach en wee geroepen werd, dat dit
de financiëele draagkracht der gemeente te boven ging. Dat
is verkeerd voorgesteld, want Burgemeester en Wethouders
hebben altijd.gezegdwij moeten de begrooting sluitend maken,
en wanneer gij komt met voorstellen, die soms 1 millioen
kosten, dan zult gij daarvoor ook de middelen hebben aan
te wijzen.
Spreker meent, dat Leiden niet met Amsterdam, welke
gemeente door den heer van Eek genoemd is, te vergelijken
valt, en kan zich voorstellen, dat de financiëele aangelegen
heden, welke men te Amsterdam te behandelen heeft, van
uitgebreider aard zijn dan die van de gemeente Leiden, en
ook dat een Wethouder van een gemeente als Amsterdam
misschien behoefte heeft aan voorlichting of bijstand van een
commissie, omdat de werkzaamheden zoo omvangrijk zijn, dat
hij alleen het niet at kan.
Het moge zijn, dat in de verordeningen van kleinere ge
meenten ook dergelijke bepaling is opgenomen, maar spreker
meent, dat de praktijk daar anders is dan in die verordenin
gen is aangegeven.
Spreker blijft er verder bij, dat niet te voldoen zou zijn
aan den eisch van den heer Eerdmans, dat bij elk financieel
voorstel, dat vanwege Burgemeester en Wethouders aan den
Raad wordt voorgelegd, een overzicht van den financiëelen
toestand der gemeente zou moeten gegeven worden. Van de
1000 voorstellen, welke Burgemeester en Wethouders aan den
Raad voorleggen, zijn er misschien wel 990, die van betrek
kelijk ondergeschikt belang zijn.
Nu wil de heer Eerdmans in art. 5, sub 8®, schrappen de
woorden: »welke aan haar oordeel worden onderworpen".
Dus hij wil, dat alle financiëele voorstellen, groot en klein,
aan het oordeel der Commissie van Financiën worden onder
worpen. Maar nu is juist de strekking van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders om die vele kleine zaken buiten
de Commissie te houden en alleen de belangrijke zaken aan
haar oordeel te onderwerpen.
Het amendement, om voorstellen betreffende aankoop van
onroerend goed aan het oordeel der Commissie van Financiën
te onderwerpen, blijft spreker bestrijden, omdat van de 100
voorstellen inzake koop of verkoop van onroerend goed zeker
99 van minder belang zijn en zeer geringe bedragen betreffen.
Daarentegen zullen volgens het voorstel van het College be
langrijke voorstellen betreffende aankoop of verkoop van
onroerend goed aan het oordeel der commissie onderworpen
worden.
Spreker is het eens met het betoog van den heer Wilmer,
dat van de vele andere commissiën, welke er reeds zijn en
welke ook den plicht hebben om den financiëelen kant van de
voorstellen, die aan haar oordeel onderworpen worden, onder
de oogen te zien, die verantwoordelijkheid zal worden wegge
nomen, als daarnaast zal komen te staan een Commissie van
Financiën, die uitsluitend dien financiëelen kant zal hebben
te bezien.
De aigemeene beschouwingen worden gesloten.
a. De motie van den heer van Eek, luidende:
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat de samenstelling
en werkkring der Commissie van Finantiën aldus worden
gewijzigd, dat deze wordt een commissie ingesteld krachtens
art. 54, 2e lid der Gemeentewet, wier taak het derhalve is
Burgemeester en Wethouders in het beheer der gemeente-
finantiën bij te staan, en verzoekt Burgemeester en Wethouders
de daarvoor noodige bepalingen te ontwerpen."
wordt verworpen met 16 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Reimeringer, Meijnen, van Hamel,
Bergers, Wilmer, van der Reijden, Huurman, Coster, Deumer,
Schoneveld, van Rosmalen, Spendel, Heemskerk, van Tol,
Splinter en Sanders.
Vóór stemmen: de heeren Schüller, van Stralen, Verweij,
Groeneveld, Baart, Wilbrink, van Eek, Kooistra, Eerdmans,
Dubbeldeman, mevrouw DietrichdeRooyen de heer Sijtsma.
b. Artikel I wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over artikel II (zie Ing. St. no. 67), waarop
is ingediend een amendement van den heer van Eek, om in
art. 5 sub 4° na de woorden »verpanden van" in te voegen
de woorden »onroerend goed, van", en een van den heer Eerd
mans c. s., om in art. 5 sub 8° te doen vervallen de woorden
bwelke aan haar oordeel worden onderworpen".
Het amendement van den heer van Eek wordt verworpen
met 16 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Reimeringer, Meijnen, Bergers,
Wilmer, van der Reijden, Huurman, Wilbrink, Coster, Deumer,
Schoneveld, van Rosmalen, Spendel, Heemskerk, van Tol,
Splinter en Sanders.
Vóór stemmen: de heeren Schüller, van Stralen, Verweij,
van Hamel, Groeneveld, Baart, van Eek, Kooistra, Eerdmans,
Dubbeldeman, mevrouw Dietrichde Rooy en de heer Sijtsma.
De heer Eerdmans zegt naar aanleiding van de woorden
van den Wethouder van daar straks, dat men, wanneer men
een verordening ontwerpt, dat doet voor de toekomst. De
Wethouder zeide het advies van de Commissie in te zullen
winnen, wanneer een zaak van groot belang is te achten.
Deze verzekering geldt wel voor het oogen blik, maar kan
niet gelden, wanneer er een andere Wethouder zit, terwijl
de tekst van de verordening dezelfde blijft. Het hangt dan
van de zienswijze van het dan zittende dagelijksch bestuur
af, of het advies van de Commissie zal worden ingewonnen.
Daarom is het beter om deze woorden te schrappen. Dan
zal bij het kleingoed de practijk zich zelf reddendaaraan
zal dan niet te veel aandacht gegeven worden; en dan is men
verzekerd, dat aan de groote dingen wel de noodige aandacht
zal gewijd worden.
Laat men deze woorden staan, dan is men er niet zeker
van, dat in de toekomst het dagelijksch bestuur zaken, welke