2'
VERORDENING
houdende wijziging van de verordening van 31 Januari
1901 (Gemeenteblad No. 3) betreffende de samenstelling
en den werkkring der Commissie van Financiën.
Artikel I.
Aan artikel 1 wordt als laatste lid toegevoegd:
De Oommissie wordt bijgestaan door een secretaris, door
Burgemeester en Wethouders uit de ambtenaren ter secre
tarie aan te wijzen.
Aktikel II.
Artikel 5 wordt gelezen als volgt:
Zij dient den Baad van bericht en advies omtrent:
1°. alle begrootingen en rekeningen, die de goedkeuring
of de voorloopige vaststelling van den Baad behoeven,
behalve de jaarlijksche begrooting der inkomsten en uitgaven
der gemeente;
2°. het aangaan van geldleeningen;
3°. het waarborgen der renten en aflossingen van geld
leeningen, door anderen aan te gaan;
4°. het koopen, ruilen en vervreemden, bezwaren en ver
panden van inschrijvingen in een der Grootboeken van de
Nederlandsche Schuld en van schuldbrieven en vorderingen
5°, het aanvaarden der aan de gemeente gemaakte legaten
of gedane schenkingen;
6°. het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen
en de verordeningen op de invordering der plaatselijke
belastingen
7°. het treffen van algemeene regelen ten aanzien van
het pensionneeren, het op wachtgeld stellen en het salari-
eeren van de ambtenaren der gemeente;
8°. alle verdere onderwerpen de geldmiddelen der gemeente
betreffende, welke aan haar oordeel worden onderworpen.
Tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen ver
zetten, stellen Burgemeester en Wethouders de Commissie
van Financiën in de gelegenheid om van het bij den Baad
in te dienen voorstel vooraf kennis te nemen, opdat bij het
voorstel aan den Baad zoo mogelijk tevens het advies van
de Commissie kan worden overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 26 November 1926.
Naar aanleiding van Uw schrijven van 9 Augustus j.l.
No. 1/3/10 B. heeft onze Commissie de eer U mede te deelen,
dat zij zich met het daarbijgevoegde concept-praeadvies
op de motie van den heer van Eek inzake wijziging in de
samenstelling en den werkkring van de Commissie, alsmede
met de ontworpen wijziging van de betrekkelijke verordening-
kan vereenigen.
De Commissie nam met instemming kennis van de uit
breiding van haren werkkring, zooals die onder 7° en 8°
van art. 5 wordt voorgesteld.
In het bijzonder was het haar aangenaam, dat de Com
missie, blijkens het slot van het nieuw artikel 5 in het
algemeen in de gelegenheid zal worden gesteld om van het
bij den Baad in te dienen voorstel vooraf kennis te nemen,
een overleg derhalve tusschen Burgemeester en Wethouders
en de Commissie, dat het wordt met genoegen gecon
stateerd ook den laatsten tijd reeds meermalen plaats had.
De Commissie van Financiën.
B. J. Huurman Dzn.
H. W. Spendel.
J. Splinter Gzn.
Leiden, 7 Februari 1927.
Onder terugzending van de bij Uw schrijven d.d. 29 Novem
ber 1926 No. 1/3/12 B. in handen onzer Commissie gestelde
stukken inzake eventueele wijziging in de samenstelling en
den werkkring van de Commissie van Financiën, hebben wij
de eer U mede te deelen, dat onze Commissie zich uiteraard
onthoudt een oordeel uit te spreken over de principiëele
zijde van de door den heer van Eek ter zake ingediende
motie en mitsdien alleen hare meening kenbaar maakt omtrent
de door U ontworpen wijzigingen in de verordening, regelende
de samenstelling en den werkkring van bedoelde Commissie.
Terwijl zij zich in 't algemeen met de voorgestelde wijzi
gingen kan vereenigen, is zij echter ten aanzien van de in
artikel 5 aan te brengen wijziging, om dat artikel zóó te
redigeeren dat de woorden: „het koopen, ruilen, vervreemden,
bezwaren en verpanden van onroerend goed" in de bestaande
verordening vervallen, noch van de wenschelijkheid, noch
van de noodzakelijkheid daarvan overtuigd.
Blijkens de in Uw concept-voorstel aan den Gemeenteraad
gegeven toelichting wordt het weglaten van deze in de be
staande verordening opgenomen bepaling aldus gemotiveerd
dat „wanneer reeds een raadscommissie, is gehoord over
een zaak, welke bepaaldelijk tot haar taak behoort, het
overbodig mag heeten om dan ook nog een andere raads
commissie daaromtrent van advies te laten dienen".
De waarde van dit argument ontgaat de Commissie ten
eeuenmale. Immers het zal toch vele malen voorkomen dat
het niet alleen nuttig, doch ook noodzakelijk is, om meer
dan één Commissie over zekere aangelegenheid te hooren
en wij meenen dat zulks in de praktijk ook meermalen
plaats heeft.
Elke Commissie toch beoordeelt de in hare handen gestelde
voorstellen uit een oogpunt van techniek, met betrekking
waartoe de Commissie meer in 't- bijzonder is ingesteld. Beoor
deelt nu b.v. de Commissie van Fabricage een haar om
advies gezonden voorstel behalve uit een fabricage-oogpunt,
tevens uit een financiëeel oogpunt, dan treedt eerstbedoelde
Commissie daarmede naar onze meening op het terrein van
de Commissie van Financiën, hetgeen op zichzelf reeds niet
strookt met de werkkring en het doel waarvoor de Commissie
van Fabricage is ingesteld, doch waardoor bovendien de
Commissie van Financiën, zoo niet geheel dan toch gedeel
telijk, illusoir wordt gemaakt. Hierbij komt bovendien dat
de Baad in de diverse Commissiën die leden heeft gekozen,
die hij voor die Commissiën het meest aangewezen heeft
geacht en zoodoende zal een voorstel door de Commissie van
Fabricage of het Grondbedrijf, door hare leden, voor zooveel
de financiëele zijde betreft, uit een geheel ander, veelal
bijkomstig oogpunt, bekeken worden dan door de Commissie
van Financiën zelve.
In verband met het bovenstaande adviseeren wij U in
de verordening niet te doen vervallen de bepaling, dat de
Commissie van Financiën over voorstellen betreffende het
koopen, ruilen en vervreemden, bezwaren en verpanden
van onroerend goed advies zal uitbrengen.
De Commissie voor Huishoudelijke Verordeningen,
K. Sijtsma, Voorzitter.
C. J. v. d. Lelie, Secretaris.
N°. 68. Leiden, 24 Maart 1927.
Ons vereenigende met nevensgaand voorstel van Commis
sarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
tot wijziging, ingaande 1 Mei a.s., van de verordening be
treffende de levering van electriciteit door die fabrieken,
geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing voor wat de
toelichting betreft naar de missive van Commissarissen, in
overweging, vast te stellen de navolgende:
V E R O R D E N I N G,
tot wijziging der Verordening van 17 December 1914 [Gem.Blad
No. 37) betreffende de levering van electriciteit door
de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit,
laatstelijk gewijzigd bij Verordening van 30
November 1925 (Gem.Blad No. 26).
Artikel I.
In het eerste lid van artikel o van bovengenoemde ver
ordening wordt in plaats van „behoudens het bepaalde in
art. 6 ten aanzien van woonhuizen" gelezen „behoudens
hetgeen in de artikelen 6 en 7 is bepaald".
Artikel II.
Na artikel 6 wordt een nieuw artikel 7 ingevoegd, luidende
„Ter beoordeeling van Commissarissen kan op aanvrage
van den verbruiker, buiten den meter om, electriciteit worden
geleverd voor het verwarmen van water gedurende de
nachturen. De aanvraag hiertoe geschiedt door invulling
en inlevering ten kantore der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit van een aldaar verkrijgbaar formulier door
den hoofdbewoner van een perceel, op wiens naam de stroom-
levering aan het betreffende perceel plaats vindt. Is de
aanvrager niet de eigenaar van het perceel, dan is de toe
stemming van laatstgenoemde noodig tot het aanbrengen,
hebben en wegnemen van alle door of vanwege de Electri-
citeitsfabriek aan te brengen electrische geleidingen, toestellen
en waterleidingen en tot het aanbrengen, hebben en weg
nemen van electrische aftakleidingen naar naburige perceelen.
De aanvrage wordt, behalve in de gevallen, genoemd in
artikel 2, ook geweigerd, indien de toestemming van
den eigenaar ontbreekt, daaraan ongewenschtë voorwaarden
17