MAANDAG 20 DECEMBER 1926. 235 De heer van Stralen heeft in dit verband den Haag ge noemd, maar daar is de zaak goed voorbereid geweest; daar is omtrent deze aangelegenheid praeadvies uitgebracht; daar van kon hier geen sprake zijn. Men leest in de courant wat in den Haag gebeurd is en men gaat een request schrijven; maar er bestaat bij den adressant zelf zoo weinig haast, dat Burgemeester en Wethouders het adres, dat gedateerd is 9 December, pas op 14 December hebben ontvangen. Nu zou de Raad dadelijk moeten beslissen en dat acht spreker in hooge mate gevaarlijk. Er staat niet voor niets in de Gemeentewet, dat een strafverordening zooveel mogelijk ont worpen moet worden door een vaste Commissie uit den Raad, waarvan de Burgemeester voorzitter is. Dat is natuur lijk voorgeschreven, opdat men een dergelijke verordening rustig kan voorbereiden en redigeeren, een werk, dat vol strekt niet gemakkelijk is. Dat blijkt nu ook wel uit hetgeen de heer van Stralen voorstelt, want hij wil een verkeerd artikel gaan wijzigen; niet artikel 7, maar artikel 8, waarin van ontheffing sprake is, zou eventueel moeten worden ge wijzigd. Dit is geen manier van strafverordeningen maken; het is slechts een gehoorzamen aan requestenschrijvers. Spreker wijst er den heer Eerdmans op, dat, als het een andere zaak betrof, het wel mogelijk was haar spoedeischend te behandelen, maar het lijkt hem zeer verkeerd iets dergelijks te doen bij het aanbrengen van wijzigingen in een straf verordening. Hetgeen de heer van Stralen heeft aangevoerd over hetgeen verleden jaar is gebeurd met de Kerstuitkeering aan werk- loozen, gaat niet op, omdat het toen niet gold de vaststelling van een strafverordening. De heer van Stralen zegt, dat er links en rechts wordt gefluisterd: »ik zou het maar intrekken", doch spreker begrijpt niet, waarom er zulk een berg van bezwaren tegen zijn voorstel wordt ingebracht, terwijl toch vaststaat, dat bij het maken der verordening niemand er aan heeft gedacht, dat men voor een geval als dit zou komen te staan. De Voorzitter zegt, dat ook de kappers hun salons op deze Zondagen gesloten moeten hebben en dat zij ook niet het verlangen hebben te kennen gegeven om ze geopend te hebben. Men kan a. s. Zondag niet geschoren worden, maar wel a. s. Zaterdag. De heer van Stralen antwoordt, dat dat een ander geval is. Deze verordening is vastgesteld tegen den zin van Burge meester en Wethouders, die toen het standpunt hebben in genomen, dat zij dan ook in al haar consequenties zou worden toegepast. Tal van verordeningen bevatten ontheffingsbepalingen, maar de strafverordening op dit punt juist niet en het is toch wel gewenscht een dergelijke bepaling op te nemen. Spreker herinnert in dit verband aan hetgeen is voorgevallen, toen 3 October op Zaterdag viel. Een groot aantal melk handelaren heeft bij die gelegenheid een verzoek om ont heffing gericht tot Burgemeester en Wethouders, dat echter is afgewezen op grond, dat de verordening geen ontheffing toeliet, met het gevolg, dat een groot aantal processen-verbaal is opgemaakt. Dat was een onregelmatige toestand, want door allerlei politiemaatregelen maakte men het den menschen onmogelijk met hun karren in verschillende wijken te komen, terwijl zij toch maar moesten zorgen, dat de melk bij hun klanten kwam. In den Haag, waar de verordening is veranderd, heeft zelfs een minder belangrijke zaak den stoot tot die wijziging gegeven, maar daar is het voorstel van Burgemeester en Wethouders uitgegaan en stond het College er sympathieker tegenover. De Voorzitter voegt spreker toe, dat men daar bijtijds met een request is gekomen. Spreker erkent dat en geeft ook toe, dat hier ter stede het adres laat is ingekomen, maar dit neemt niet weg, dat Burgemeester en Wethouders, als zij hadden gewild, in deze vergadering wel een gunstig praeadvies hadden kunnen uitbrengen, evengoed als zij nu een ongunstig hebben uitgebracht. Spreker begrijpt niet, dat hier Raadsleden van verschillende richting zoo ernstig bezwaar maken tegen een ontheffings bepaling, terwijl men toch gezien heeft, dat in den Haag tal van Raadsleden, ook van de rechterzijde, niet het minste bezwaar hadden om op dergelijke wijze uitzonderingen op den regel mogelijk te maken. Spreker meende, dat het te Leiden ook gewenscht zou kunnen zijn, dat de menschen op een dag als lsten Kerstdag vrij af hebben. Er is nooit op den lsten Kerstdag melk be zorgd en nu zou het wel gebeuren. De mogelijkheid bestaat ook, dat de verordening weder op groote schaal wordt overtreden, zooals al gebeurd is, b.v. doordat de melkbezorgers, in dienst van de melkleveranciers, op een bepaalden dag in dienst gesteld worden van de inrichtingen, die melk geleverd wenschen te hebben. Spreker voorziet, dat, als hij zijn voorstel handhaaft, het verworpen zal worden. Hij zou toch de zaak daarmede niet van de baan willen hebben, omdat het hem wenschelijk voorkomt, dat Burgemeester en Wethouders haar alsnog onder de oogen zien en dat de Raad meer wel overwogen dan heden een beslissing zal kunnen nemen. Spreker trekt dus zijn voorstel in en stelt voor om het adres aan Burgemeester en Wethouders te zenden om praeadvies. Het laatste voorstel van den heer van Stralen wordt met 15 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Wilmer, Sijtsma, van Hamel, Verweij, Kooistra, Wilbrink, van Eek, Dubbeldeman, Deumer, van Tol, Schüller, mevr. van Itallievan Embden, de heeren van Stralen, Witmans en mevr. Dietrichde Rooy. liegen stemmende heeren van Rosmalen, van der Reijden, Heemskerk, Schoneveld, Eikerbout, Coster, Eerdmans, Bergers, Spendel, Mulder, Meijnen, Reimeringer en Sanders. 8°. Amendement van den heer van Eek op art. 1 der ontwerp-verordening, betreffende de levering van gas door de Stedelijke Lichtfabrieken. Zal worden behandeld bij punt 18 der agenda. 9°. Advies van de Gezondheids-Commissie op het verzoek van de Leidsche Duinwater Maatschappij om vergunning tot het leveren van duinwater binnen het geheele gebied der gemeente Oegstgeest. Dit advies luidt als volgt: Leiden, den 19en December 1926. In antwoord op Uw nevenvermeld schrijven heeft de Gezond heidscommissie de eer U mede te deelen, dat zij geen bezwaar heeft tegen inwdliging van het verzoek der Leidsche Duin water Maatschappij om vergunning tot levering van duinwater binnen het geheele gebied der gemeente Oegstgeest. Namens de Commissie voornoemd, P. C. Flu, Voorzitter. J. R. F. Rassers, Secretaris. Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden. Zal worden behandeld bij punt 16 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat op 8 December j.l. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan proces-verbaal in duplo is opgemaakt, dat aan Gedep. Staten is toegezonden en in de Leeskamer ter lezing nedergelegd. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van 5 leden der Commissie, bedoeld in art. 2, le lid, sub 3° der verordening, houdende Reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienst- voorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden. (Aftredend- de H.H. F. Eikerbout, J. Wilbrink, P. Heemskerk, Dr. B. D. Eerdmans en H. J. Baart). De Voorzitter verzoekt den heer van Eek, mevrouw van Itallievan Embden en den heeren Bergers en Schoneveld het stembureau te vormen. Worden benoemdmet algemeene (27) stemmen de heeren F. EikerboutJ. WilbrinkP. Heemskerk en H. J. Baart en met 24 stemmen de heer Dr. B. D. Eerdmans; de heeren Witmans en Sijtsma verkregen ieder 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco was. (De heer Deumer had de vergadering tijdens deze stemming tijdelijk verlaten.) De heeren Eikerbout, Wilbrink, Heemskerk, Eerdmans en Baart,die inmiddels ter vergadering was gekomen, verklaren de benoeming aan te nemen. II. Benoeming van 5 plaatsvervangende leden der Commissie, bedoeld in art. 2, le lid, sub 3° der verordening, houdende Reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden (Aftredend: de H.H. B. J. Huurman, J. Splinter Gzn., Th. M. W. Bergers, K. Sijtsma en F. Kooistra). Worden benoemd: de heer B J. Huurman met 24 stemmen, de heer Schoneveld verkreeg 1 stem; de heer J. Splinter Gzn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 3