234 MAANDAG 20 DECEMBER 1926. de Strafverordeningen; wanneer de betreffende voordracht door den Raad is aangenomen, dan wordt ze naar Gedeputeerde Staten gezonden; na ontvangst van het ontvangstbericht van Gedeputeerde Staten moet de afkondiging geschieden en dan eerst kan zij in werking treden. Inwilliging van het verzoek zou dus in geen geval voor den lsten Kerstdag en Nieuwjaars dag effect kunnen sorteeren. Indertijd heeft de Raad op verzoek van verschillende bonden in de verordening op de winkelsluiting opgenomen het verbod om op Zondag melk te bezorgen, en thans, nu toevallig de 1ste Kerst dag en de Nieuwjaarsdag op Zaterdag vallen, zegt men plotseling, dat men geen bezwaar heeft tegen de bezorging op Zondag. Opzettelijk is het verbod voor den Zondag gesteld en niet voor feestdagen, omdat men anders zou kunnen gekregen hebben een verbod voor 2 achtereenvolgende dagen. Nu is het alleen op den Zondag verboden. Men zou ook dezen eigenaardigen toestand krijgen, wanneer voldaan werd aan het verzoek, dat er op deze Zondagen wel melk bezorgd zou mogen worden, doch dat de melkwinkels niet geopend zouden mogen zijn, behalve op de in de ver ordening genoemde uren. Verder is het de vraag, of de andere bonden dit verzoek steunen, met andere woorden of dit een algemeene wensch van de melkbezorgers is. Spreker ziet met in, dat, wanneer men heeft een verbod van bezorging van melk op één dag van de week, dan de Zaterdag de voorkeur zou hebben boven den Zondag. Is een dag als de Nieuwjaarsdag een dag, waarop men bezwaarlijker kan werken dan op den daarop volgenden Zondag? Ook zou men in collisie komen met de Zondagswet. Volgens deze wet mag men op Zondag geen melk venten. Spreker meent, dat dit request moet worden van de hand gewezen. Zij, die de verordening in dien zin gewijzigd willen zien, dat dispensatie kan worden verleend, kunnen voorstellen het request in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. Burgemeester en Wethouders kunnen het dan naar de Commissie voor de Strafverordeningen zenden en nagaan of ook andere bonden het met het verzoek eens zijn. Degenen, die elke afwijking in principe verkeerd achten, kunnen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen, om niet op het verzoek in te gaan. Alle richtingen komen dan tot haar recht. De heer van Stralen zegt, dat aan het stellen van het request in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies dit bezwaar is verbonden, dat de eventueel aan te brengen wijziging niet meer van toepassing kan zijn op den Zondag na Kerstmis en den Zondag na Nieuwjaarsdag. De bedoeling van adressante is juist voor die beide dagen ontheffing van de verordening mogelijk te maken en spreker meent, dat de mogelijkheid daartoe toch wel bestaat. Dient een Raadslid een voorstel tot wijziging der verordening in, wordt het dadelijk behandeld, neemt de Raad het aan en wordt er besloten de wijziging denzelfden dag te laten ingaan, dan kan na het in werking treden van het Raadsbesluit de goedkeuring van Gedeputeerde Staten worden gevraagd, zooals verleden jaar is gebeurd met het besluit tot uitkeering van een Kersttoeslag aan de werkloozen en ondersteunden. Spreker wil probeeren aan het verzoek van adressante te voldoen. Hij verwijst naar hetgeen kort geleden in den Haag is gebeurd, waar dezelfde kwestie zich heeft voorgedaan in verband met het bezorgen van banketbakkerswaren op Zondag, omdat Sint Nicolaas op Zondag viel. üp voorstel van Burge meester en Wethouders heeft de Raad daar een ontheffings bepaling in de verordening opgenomen, welke denzelfden dag in werking is getreden. Hetgeen gevraagd wordt is dus mogelijk, en waar blijkbaar bij het maken van de verordening niet is gedacht aan de mogelijkheid, dat men voor bijzondere gevallen zou komen te staan, waarin het wenschelijk was afwijking van den regel toe te laten, dient de zaak toch eens ouder het oog te worden gezien. Om de 6 jaar zal het waarschijnlijk voorkomen, dat een Zondag onmiddellijk volgt op een algemeen erkenden Christelijken feestdag, zoodat slechts zelden ontheffing zou moeten worden verleend. Het zou nu zoo worden, dat thans op den lsten Kerstdag melk moet worden bezorgd, omdat het op den daarop volgenden Zondag verboden is. Vroeger is het nooit voorgekomen, dat op een voornamen Christelijken feestdag als lsten Kerstdag melk bezorgd werd en dat zal ditmaal toch moeten gebeuren, want het zal ook niet mogelijk zijn om op Vrijdag daarvóór een voldoende hoeveelheid melk te bezorgen voor de 2 volgende dagen. Spreker meent dus, dat het wenschelijk is, dat men het mogelijk maakt om de bezorging van melk op lsten Kerstdag niet te doen geschieden. Spreker stelt een daartoe strekkend voorstel aan den Voorzitter ter hand en verzoekt Burgemeester en Wet houders, om, wanneer de Raad dit voorstel mocht aannemen, de afkondiging ervan onmiddellijk te doen geschieden. De heer Deumee wijst er op, dat bij het vaststellen van de verordening betreffende het verbod van bezorging van melk op Zondag de bedoeling voorgezeten heeft, dat zij niet op Zondag zou plaats hebben. Wanneer men nu inging op het tot den Raad gericht verzoek, dan zou dat zijn een stap achteruit. Er is geen noodzakelijkheid om in dit geval van de verordening af te wijken. Iets anders is het verzoek om een ontheffingsbepaling in de verordening op te nemen. Daarmede zou spreker zich wel kunnen vereenigen. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer van Stralen het volgende voorstel is ingediend: sOndergeteekende stelt voor aan artikel 7a van de ver ordening op de Winkelsluiting als derde lid toe te voegen: In zeer bijzondere gevallen kan door Burgemeester en Wethouders van de bepaling van het eerste lid ontheffing worden verleend." Het voorstel van den heer van Stralen wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Heemskerk staat in deze aan de zijde van den Voorzitter. De bedoeling is geweest, dat op den Zondag zooveel mogelijk rust zou worden genoten; degenen, die om een be zorgingsverbod op Zondag gevraagd hebben, draaien de zaak thans om en trachten nu rust te krijgen op Zaterdag, maar al zijn het Zaterdagen van bijzonderen aard, het blijven toch Zaterdagen. Om twee redenen gaat spreker niet met het voorstel van den heer van Stralen mee. Wat den tweeden Zaterdag betreft, is de zaak al heel eenvoudig. Om de 8 jaar valt de nieuwjaarsdag op Zaterdag en, waar de nieuwjaarsdag niet is een algemeen erkende Christelijke feestdag in den gewonen zin des woords, bestaat er geen bezwaar op dien dag melk te bezorgen. Wat den eersten Kerstdag betreft, geeft spreker toe, dat het dit jaar zeer lastig is, maar men mag niet uit het oog verliezen, dat die moeilijkheid zich slechts eenmaal in de 6 of 7 jaar voordoet. Spreker is overtuigd, dat, als de verordening niet wordt gewijzigd en geen ontheffing wordt verleend, de bezorging der melk op Vrijdag zal plaats hebben, terwijl er bovendien op de andere dagen wel gelegenheid zal zij n gedurende enkele uren de melk at te halen. De heer Elkerbout herinnert er aan, dat verleden jaar in hoofdzaak is gepleit voor een vrijen Zondag, en meent, dat, nu dit doel is bereikt, geen uitzonderingsbepalingen moeten worden gemaakt. Als de eerste Kerstdag op Zaterdag valt, geeft dat inderdaad eenige moeilijkheid, maar deze lost zich van zelf op. Indien b.v. 3 October, een dag, waarop de meeste menschen niet thuis zijn, of Nieuwjaarsdag, ook een dag, waarop een groot deel der menschen uitgaat, op Zaterdag valt, dan weet men het wel zoo te regelen, dat de melk in de morgenuren wordt bezorgd en dat men het verdere gedeelte van den dag vrij is. Spreker kan zich dus niet vereenigen met het voorstel van den heer van Stralen. De heer van Tol is een voorstander van geheele Zondags rust, maar in dit geval, dat zich om de 6 jaar kan herhalen, zou hij gaarne dispensatie verleend willen zien. Hij wijst speciaal op een bezwaar, dat in het adres wordt genoemd en waarop in den Baad nog niet de aandacht is gevestigd, n.l. dat de toevoer van melk op Nieuwjaarsdag niet voldoende zal zijn om op Zondag de menschen van melk te voorzien. Wat de overige bezwaren betreft, sluit hij zich bij het betoog van den heer van Stralen aan. De heer Bergers is het niet met den heer van Tol eens, dat er op Nieuwjaarsdag geen voldoende toevoer van melk zal zijn. l)e koeien zullen dan toch even goed gemolken worden en zullen dan toch ook wel dezelfde hoeveelheid melk geven. Een bezwaar is voor spreker ook, dat slechts één organisatie met dit verzoek komt, terwijl er toch nog twee andere op dit gebied zijn. Spreker is dan ook niet bereid om op het verzoek in te gaan. De heer Eerdmans spreekt er zijn verwondering over uit, dat men thans op deze wijze over een ingekomen adres spreekt; men is onmiddellijk over den inhoud van dit adres gaan spreken zonder dat besloten is om het onmiddellijk te behandelen. In andere gevallen wordt wel anders gehandeld; dan kan men alleen spreken over de wijze van behandeling. Deze zaak kan de Raad thans nog niet overzien, gelijk ook reeds uit de discussie gebleken is, en spreker moet dan ook bezwaar maken om thans reeds te dezer zake een beslissing te nemen. De Voorzitter acht het onbegrijpelijk, dat men hier op de zaak zoo diep ingaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 2