MAANDAG 6 DECEMBER 1926.
223
Bij volgnr. 492 wordt de begrooting van de Stedelijke
Werkinrichting zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
Bij volgnr. 493 wordt de begrooting van den Armenraad
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd,
waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming wordt aangenomen.
De volgnrs. 494 tot en met 508 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 509, luidende: Kosten van
den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken".
waarbij tevens in behandeling komt het voorstel van de
heeren Kooistra en Witmans, luidende:
»Ondergeteekenden stellen den Raad voor Post No. 509 begroo
ting 1927 met Zevenhonderd vijftig gulden te verhoogen."
De heer Kooistra zegt, dat de heer Witmans en hij van
oordeel zijn, dat bij de overplaatsing van het personeel van
de Crisis-commissie naar den Gemeentelijken Dienst voor
Sociale Zaken niet voldoende rekening gehouden is met de
praestatiën, den diensttijd en den leeftijd van het personeel,
in verband met staat D, regeling van de wedde der ambte
naren, en om daarin alsnog te voorzien, is dit voorstel gedaan.
Spreker zal een paar ambtenaren noemen, die naar het
oordeel van de voorstellers voor salaris verhooging of bevorde
ring tot een hoogere klasse in aanmerking dienen te komen.
Vooreerst een hulpklerk. Volgens de salarisverordening
bedraagt het salaris van een hulpklerk 700.tot 1300.
Deze hulpklerk heeft 8 dienstjaren bij de gemeente en is 22
jaar oud; hij meent daarom in aanmerking te moeten komen
voor bevordering tot klerk 2de klasse. Zijn salaris zal dan,
na aftrek van de pensioenskorting, bedragen omstreeks 24.
per week, waarvan nog eenig geld per maand afgaat, omdat
het een jonge ambtenaar is, die studeert om vooruit te
komen. De voorstellers achten het daarom gewenscht dezen
jongen man een salarisverhooging toe te kennen of hem in
een hoogere klasse te brengen.
Verder is in lossen dienst iemand, die den titel heeft van
»kassier-boekhouder". Hij heeft al 5 dienstjaren en geniet een
salaris van 1800.hetgeen in verband met den aard van
zijne werkzaamheden, welke bestaan in het administreeren
van de gelden, die aan de organisaties worden uitbetaald ten
behoeve van de werkloozen, en in het afrekenen met de
organisaties, en ook met het oog op het feit, dat de man een
gezin heeft, onvoldoende moet worden geacht.
üp het bureau zit ook een ambtenares, die belast is met
de werkzaamheden, die betrekking hebben op de vrouwelijke
werkloozen. Mr. Draayer heeft indertijd al eens voorgesteld
haar voor salarisverhooging in aanmerking te doen komen,
maar dat is niet geschied. Spreker zou het wel dienstig oor-
deelen, dat haar thans een verhooging werd toegekend.
Vervolgens zijn er twee schrijvers, die een salaris hebben
van 1500.Die menschen zijn gehuwd. De een heeft 3 en
de ander 4 dienstjaren. Die menschen moeten, waar zij gehuwd
zijn en nog studeeren om verbetering in hun positie te brengen,
minstens bevorderd worden tot klerk 2de klasse. Dat kost de
gemeente momenteel niets. Alleen zouden deze ambtenaren
dan de zekerheid hebben, dat zij in het verder verloop van
hun ambtelijk leven bevordering zullen kunnen maken
naar gelang van hunne dienstjaren.
Het is wel iets bijzonders, dat vanuit den Raad een voorstel
komt om de salarissen van een bepaalde categorie van amb
tenaren te verhoogen, omdat daarvoor in de eerste plaats is
aangewezen het georganiseerd overleg; maar deze verhooging
is alleszins billijk.
Spreker spreekt de hoop uit, dat, wanneer de Raad zich
met dit voorstel vereenigt, Burgemeester en Wethouders, in
overleg met den Directeur van den Gemeentelijken Dienst
voor Sociale Zaken, de traktementen van het personeel, dat
daarvoor in aanmerking komt, zullen verhoogen.
De heer Heemskerk heeft ook vernomen, dat het personeel
bij den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken over het
algemeen ontevreden is over zijne positie.
Nu is spreker door het betoog van den heer Kooistra niet
veel wijzer geworden. Wanneer de heer Kooistra een bepaald
plan had om de positie van bepaalde personen te verbeteren,
dan had hij dat in zijn voorstel moeten omlijnen, in plaats
van in het algemeen voor te stellen een bedrag van f 750.
uit te trekken voor dit doel.
Het voorstel is eigenlijk gezegd een beetje te ruw.
Wanneer nu de Raad dit voorstel verwerpt, dan zal men
daaruit allicht opmaken, dat de Raad content is over den
gang van zaken aan dezen dienst en daarom zou spreker den
voorstellers in overweging willen geven om het voorstel in
te trekken.
Misschien vinden Burgemeester en Wethouders dan in het
hier gesprokene aanleiding om deze zaak nog eens nader
onder de oogen te zien.
De heer Witmans heeft het voorstel mede-onderteekend,
omdat hij van de billijkheid ervan is overtuigd. Hij heeft
den indruk gekregen, dat men bij de instelling van den
Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken op bescheiden
schaal is begonnen en zich heeft voorgenomen om, zoodra
men meer op de hoogte zou zijn van den aard der werk
zaamheden, de salarissen en de inrichting van den dienst
definitief te regelen. Thans is wel de beteekenis van de werk
zaamheden te beoordeelen en nu moeten die, naar spreker
meent, gehonoreerd worden naar verhouding van die aan
andere takken van gemeentedienst. Dit gebeurt niet. Er zijn
ambtenaren overgenomen van tijdelijke instellingen der ge
meente en er zijn ambtenaren bij, die 7 en 8 dienst
jaren hebben.
Spreker wil er in het voorbijgaan op wijzen, dat er geen
enkele reden is, om de vrouwelijke ambtenaar, die een ver
antwoordelijke betrekking heeft en die haar werk, dat zeker
niet van minder gehalte is dan dat van de mannelijke amb
tenaren, zeer verdienstelijk verricht, lager te salariëeren dan
haar mannelijke collega's.
De bevordering van de schrijvers Jansen en Oost veen tot
den rang van klerk 2e klasse zal moeten worden onder het
oog gezien. Het maximum-salaris, aan hun tegenwoordigen
rang verbonden, bedraagt slechts 1300.Worden zij klerk
2e klasse, dan klimt hun salaris automatisch tot 1800.
terwijl daarna hun geschiktheid voor klerk le klasse en adjunct
commies kan worden beoordeeld.
Wat den kassier-boekhouder betreft, die wekelijks eenige
duizenden guldens door zijne vingers moet laten gaan en
dus een zeer verantwoordelijke betrekking bekleedt, die
ambtenaar wordt betaald met 1800.uit den post schrijf-
loonen. Spreker vindt het treurig, dat de positie van zulk
een ambtenaar niet afdoende is geregeld.
Men zit nu te vechten over een verhooging van dit volg
nummer met 750.welk bedrag, als men het bureau in
kwestie eens onder de loupe neemt, wellicht gemakkelijk op
andere wijze zou zijn te vinden. Een beambte, die f 1400.—
verdient, doet thans geen dienst en zal waarschijnlijk wegens
ziekte nimmer in dienst terugkomen. Als men in de plaats
van dien ambtenaar een jongen aanstelt tegen een salaris
van 250.dan blijft er 1150.over en daarvan kan
men die 750.wel afnemen.
Spreker beveelt het voorstel van den heer Kooistra en hem
ten zeerste aan.
De heer Sanders heeft zich ten zeerste verwonderd over
dit voorstel van de heeren Kooistra en Witmans. Vooreerst
berusten de benoeming en de bevordering van bedoelde
ambtenaren geheel bij Burgemeester en Wethouders, zoodat
zelfs wanneer ƒ750.meer werd uitgetrokken, daarmede
nog niet zou zijn gezegd, dat dit bedrag zou worden besteed.
In de tweede plaats verwondert spreker dit voorstel, omdat
men hier toevalligerwijs te doen heeft met 2 hulpklerken,
van wie de een verbonden was aan de werkloosheidsverzekering
en de ander aan de Arbeidsbeurs, en die dit jaar naar den
Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken zijn overgegaan.
De een is in dienst gekomen 8 jaren geleden als jong maatje,
op een traktement van f 260.hij is wat ouder geworden;
hij is wat schrijfwerk gaan doen; successievelijk heeft hij
verhooging van traktement gekregen; en nu Burgemeester
en Wethouders komen met de mededeeling, dat zij hem vast
zullen aanstellen, komt er plotseling een orkaan opzettenhij
had eigenlijk op veel hooger traktement aangesteld moeten
worden.
De heer Kooistra vindt het salaris van dat jonge mensch
te laag, ook op grond hiervan, dat hij zijne studie moet
bekostigen, maar het is juist, omdat dit jongmensch tot dusver
zoo weinig lust tot studie heeft getoond, dat Burgemeester
en Wethouders gemeend hebben om hem als hulpklerk te
moeten aanstellen en hem geen hoogere positie te moeten
geven.
Wat mej. de Jong betreft, van wie spreker niets ongunstigs
kan zeggen, zij is eerst werkzaam geweest bij de werkloos
heidsverzekering en is daarna overgegaan naar den Gemeente
lijken Dienst voor Sociale Zaken, waar eigenlijk geen plaats
meer voor haar was. Er is toen naar uitgezien, wat men haar
wel zou kunnen laten doen en men heeft gezegd: laten wij
zien, of wij de arbeidsbemiddeling voor vrouwen niet eens
een klein beetje kunnen opheffen. Dit is toen aan haar opge
dragen en zij heeft zeer verdienstelijk werk geleverd, maar
er moet nog afgewacht worden, of dat werk van voortdurenden
aard zal zijn, of die dienst inderdaad succes en op den duur
reden van bestaan zal hebben. Spreker gelooft dit niet,