MAANDAG G DECEMBER 1920.
217
De heer Kooistra wijst er op, dat op dezen post 500.—
wordt uitgetrokken voor administratieve werkzaamheden,
welke verricht worden door iemand anders dan den Com
mandant of den Onder-Commandant.
In verband met artikel 18 der instructie, wil spreker
vragen, of het niet mogelijk is, dat aan den Commandant
of den Onder-Commandant die administratieve werkzaam
heden opgedragen kunnen worden.
De heer Schüller heeft de demonstratie bijgewoond, welke
door den Commandant der Brandweer met de beide nieuwe
autospuiten is gehoudenhij heeft toen oogen en ooren den
kost gegeven en heeft den sterken indruk gekregen, dat het
vaste personeel zeer zeker voldoende geschoold is om bij
brand op te treden, doch dat het losse personeel daarvoor
totaal ongeschikt is en het vaste personeel in zijne werk
zaamheden bemoeilijkt. Dit laatste bleek o. a. bij het opstellen
van den brandladder. Ook de demonstratie met het springzeil
mislukte door de schuld van het losse personeel. Spreker is
daardoor tot de overtuiging gekomen, dat dit een gevolg is
van de onvoldoende geoefendheid van het losse personeel.
Spreker kan zich trouwens niet voorstellen, dat het losse
personeel, dat slechts éénmaal per jaar wordt geoefend, bij
het uitbreken van een brand voor zijne taak berekend zou
zijn. De Commandant, die aan Burgemeester en Wethouders
hun antwoord wel in de pen zal hebben gegeven en dus één
keer per jaar oefenen voldoende acht, is echter voor do ge
oefendheid van dit personeel verantwoordelijk. Spreker meent,
dat meermalen per jaar oefenen noodig is.
De heer Mulder antwoordt, dat het bedrag voor admini
stratie aan den Commandant wordt gegeven en dat deze dit
werk kan opdragen aan wien hij wil. Burgemeester en Wet
houders kunnen zich daarmede niet bemoeien; de eenige
vraag voor hen is, of de zaak goed loopt.
De heer Schüller, die met »het losse personeel" wel zal
bedoelen de menschen van de vrij willige brandweer, heeft
bij de demonstratie een ongunstigen indruk van de geoefend
heid van de vrijwilligers gekregen. Het ligt voor de hand,
dat de vaste brandwachts correcter en sneller kunnen op
treden dan de vrijwilligers, van wie men niet kan vergen,
dat zij een even groote geoefendheid bezitten.
De heer Schüller geeft als middel tot verbetering aan
veelvuldiger oefening per jaar, maar dat zou geld weggooien
zijn, want het maakt weinig verschil, of er eens dan wel
tweemaal per jaar wordt geoefend.
Men vergete ook niet, dat in eerste instantie altijd de
vaste brandwachts uitrukken; eerst als die het niet af kunnen,
wordt de vrijwillige brandweer gealarmeerd. Deze behoeft
dus niet zoo geoefend te zijn als de vaste brandwachts.
Spreker wil gaarne de zaak nog eens bespreken met den
Commandant; elke verbetering is natuurlijk gewenscht; maar
voor het uitspreken van een aantijging, zooals de Raad nu
uit den mond van den heer Schüller heeft gehoord, bestaat
geenszins aanleiding.
De heer Schüller heeft met genoegen gehoord, dat de
Wethouder nog eens met den Commandant over deze zaak
zal spreken, maar moet opkomen tegen de uitlating van den
Wethouder, als zou spreker een aantijging gericht hebben
tegen het losse personeel.
Het losse personeel kan er niets aan doen, dat het te weinig
geoefend wordt; de menschen sloven zich uit en doen het
toch nog verkeerd.
De heer Kooistra stelt de vraag, of het wel goed is, dat
de ambtenaar, die de administratieve werkzaamheden ver
richt, dit als bijbetrekking doet, en of het niet beter zou
zijn, om die werkzaamheden te laten verrichten door den
Commandant of den Onder-Commandant. Het salaris van
den Commandant en Onder Commandant is niet te hoog en
als een van hen de 500.voor deze werkzaamheden er
bij kreeg, dan zou het wellicht wel zoo goed zijn.
De heer Mulder wijst er op, dat het bedrag van 500.
bestemd is voor bureauwerkzaamheden en dat het onverschillig
is, of de Commandant dat geld verdient door zelf die werk
zaamheden te verrichten dan wel dat hij het aan een ander
opdraagt, mits hij maar zorgt, dat de administratie in orde is.
Volgnr. 230 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
(De heeren Verweij, Splinter en Huurman waren inmiddels
ter vergadering gekomen).
De volgnrs. 231 tot en met 244 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr. 245 wordt de begrooting der Gezondheids
commissie zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goed
gekeurd, waarna ook dit volgnummer zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
De volgnrs. 246 tot en met 259 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 260, verminderd met f 575.wegens mindere
kosten van onderhoud en aanvulling inventaris en van ver
schillende uitgaven, drukwerken enz., wordt zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 261 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 262, luidende: Kosten van
gemeentelijke zweminrichtingenf 3950.
Hierbij komt tevens in behandeling het voorstel van den
heer Baart, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor, dat het Zwemtarief van de
Zweminrichling »de Zijl", van v.m. 7 uur tot n.m. 4 uur op
10 ets per persoon en na 4 uur tot 8 uur op 3 ets zal
worden gesteld."
De Voorzitter zegt, dat dit voorstel niet nauwkeurig is
geformuleerd, omdat het 'age tarief niet geldt van 4 uur,
maar van 2 uur af op Woensdag- en Zaterdagmiddagen en
in de zomervacantie op eiken werkdag.
Verder herinnert spreker er aan, dat de Raad Burgemeester
en Wethouders heeft gemachtigd tot het aangaan van een
overeenkomst met »de Zijl", waarbij aan Burgemeester en
Wethouders wordt overgelaten, om, in overleg met het be
stuur dier zweminrichting, de tarieven vast te stellen, zoodat
de Raad daartoe niet bevoegd is.
De heer Baart herinnert er aan, dat, toen de heer van
Stralen destijds er de aandacht op vestigde, dat het tarief
van 3 cents was verhoogd tot 5 cents, geantwoord is, dat
dit bij wijze van proef was gedaan en de zaak nader onder
het oog zou worden gezien. Men gaat echter op denzelfden
voet voort en vindt blijkbaar 5 cents een niet te hoog tarief.
Men schijnt zich niet te hebben ingedacht wat die verhooging
beteekent voor iemand, die een paar kinderen heeft, welke
de zwemsport beoefenen. Wil men een goed zwemmer worden,
dan moet men, voor zoover het weer het toelaat, zooveel
mogelijk eiken dag van de zweminrichting gebruik maken.
Men heeft ook geen rekening gehouden met het feit, dat
het beoefenen van de zwemsport ook andere, kosten dan die
voor het zwemmen met zich brengt. Een meisje b.v. heeft
ook een badmuts noodig en, wil iemand het zwemmen goed
beoefenen en leeren, dan moet hij lid worden van »de Zijl"
tegen een contributie van f 2.per jaar, welk bedrag in
de 5 zomermaanden moet worden betaald.
Burgemeester en Wethouders wijzen er op, dat de kosten
slechts 2 cents per bad en per persoon bedragen, als men
een abonnement meent, omdat de abonnementsprijs voor het
eerste lid uit een gezin f 3.50 bedraagt en voor de volgende
leden f 2.maar spreker vraagt, welk arbeidersgezin, be
staande uit man, vrouw en 2 kinderen, f 9.50 voor dit doel
kan uitgeven.
Willen Burgemeester en Wethouders de volksgezondheid
bevorderen, dan moeten zij het tarief niet zoo stellen, dat
het. voor de kinderen uit arbeidersgezinnen te hoog is.
Ook heeft spreker het medegemaakt, toen hij van het
zwembad gebruik maakte, dat een jongetje het vertikte om
het water uit te gaan, omdat het slechts één of twee keeren
per week 5 cents van zijne ouders kon krijgen en dus slechts
een enkelen keer in de week kon zwemmen.
De Voorzitter zegt, dat het tarief Woensdag- en Zaterdag
middag eri in de vacanlie alle middagen lager is, maar daar
voor is een bijzondere vergunning van Burgemeester en
Wethouders noodig; een algemee' e regeling bestaat er niet.
Spreker weet, dat het bestuur zelf van meening is, dat een
tarief van 3 cents zeer zeker de zwemsport zou bevorderen
en hij kan zich dus niet voorstellen, waarom men nu het tarief
van 5 cents wil handhaven.
Aanneming van sprekers voorstel zal zijn in het belang van
grootere gezinnen, waarvan dan de kinderen op meer dagen
zullen kunnen zwemmen.
De Voorzitter zegt, dat het voorstel van den heer Baart
beschouwd moet worden als een motie. De Raad kan geen
wijziging brengen in het tarief, want uitdrukkelijk is in het
betreffend Raadsbesluit de vaststelling daarvan aan Burge
meester en Wethouders overgelaten.
De heer Mulder wijst er zijnerzijds eveneens op, dat er
Woensdag- en Zaterdagmiddag tegen 3 cents gezwommen
kan worden en gedurende de zomervacantie ook all§ mid-