'216
MAANDAG 6 DECEMBER 1926.
een offer in het belang van het goed verrichten van het werk
door de Raadsleden. Van het presentiegeld kunnen de Raads
leden geen telefoonaansluiting betalen, want dit is nauwelijks
voldoende om zich te voorzien van het noodige materiaal,
b.v. abonnementen op couranten en tijdschriften.
Een gratis telefoonaansluiting is dus alleszinsgerechtvaardigd.
De heer Spendel moet, evenals hij zich vroeger aleens
verzet heeft tegen de telefoonaansluitingen van de scholen,
omdat hij daarvoor een zoo groote uitgave niet gerechtvaardigd
achtte, ook thans zich tegen het voorstel van den heer van Eek
verklaren, omdat hij niet kan toegeven, dat de Raadsleden
voor het behoorlijk uitoefenen van hun taak een telefoonaan
sluiting noodig hebben. Als lid van verschillende commissies
gevoelt spreker wel, dat het hebben van een telefoon gemak
kelijk kan zijn, maar een uitgave van f 3000.durft hij
daarvoor niet te voteeren, mede in verband met de noodzake
lijkheid om te bezuinigen.
Spreker zou er nog anders tegenover staan, als het voorstel
van Burgemeester en Wethouders uitging, maar hij wil niet
op deze wijze medewerken, om de Raadsleden een douceurtje
te geven.
De heer Deumer is door de argumenten van den heer
van Eek niet overtuigd. Te Leiden bereiken de stukken, die
de Raadsleden noodig hebben, dezen vlug genoeg, om hen in
staat te stellen er hunne meening tijdig over te vormen.
Bovendien acht spreker met het oog op den financiëelen
toestand der gemeente een dergelijke uitgave niet gemotiveerd.
De heer Witmans vindt het voorstel van den heer van Eek
eigenlijk overbodig, omdat de meeste Raadsleden wel een
telefoon binnen hun bereik hebben, waarvan zij, als het noodig
is, gebruik kunnen maken.
Het kostenbezwaar acht spreker minder groot, omdat hij
veronderstelt, dat bij aanneming van het voorstel van den
heer van Eek alleen de Raadsleden, die op dit oogenblik geen
telefoon hebben, in het bezit daarvan zouden worden gesteld.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders
de beslissing in dezen aan den Raad zelf overlaten.
Het voorstel van den heer van Eek wordt met 20 tegen
8 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Spendel, Deumer, Eikerbout,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Tol, Coster,
Eerdmans, Sanders, Reimeringer, Meijnen, Mulder, van der
Reijden, van Hamel, Sijtsma, Witmans, mevrouw Dietrich
de Rooy, de heeren Wilbrink, Wilmer, Knuttel en Bergers.
Vóór stemmen: de heeren Heemskerk, Dubbeldeman, Schüller,
van Stralen, Baart, Kooistra, Groeneveld en van Eek.
(De heeren van der Reijden, Knuttel, Kooistra en Groeneveld
waren inmiddels ter vergadering gekomen.)
Volgnr. 182 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs. 183 tot en met 223 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 224, luidende: vBelooning van
de inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie
mitsgaders van de veldwachters311389.
De Voorzitter deelt mede, dat dit volgnr. wordt verhoogd
met 3195, teneinde den Burgemeester in staat te stellen
over te gaan tot aanstelling van twee agenten van politie in
tijdelijken dienst in verband met de wederinvoering van de
51-urige werkweek.
De heer Kooistra wenscht nogmaals te bepleiten de
wenschelijkheid, om een 2-tal agenten 2e klasse te bevorderen
tot agent le klasse, in elk geval om dezen post met zoodanig
bedrag te verhoogen, dat deze 2 agenten eenzelfde wedde
kunnen krijgen als wanneer zij agent le klasse waren.
Wellicht is het mogelijk om de overgangsbepaling, welke
in verband met de classificatie is gemaakt, op hen toe te
passen en hen dan te bevorderen tot agent 1ste klasse.
Spreker hoopt, dat de Burgemeester vóór zijn vertrek deze
agenten zal brengen op het peil, waarop zij reeds lang hadden
moeten staan.
De heer Witmans sluit zich aan bij het gesprokene door
den heer Kooistra. (Jok hij zou gaarne zien, dat de Burgemeester
gebruik maakte van zijne bevoegdheid, om deze twee agenten
te bevorderen tot agent 1ste klasse. De een is in gemeente
dienst sedert 1905 en de ander sedert 1911. Er is een ver
ontschuldiging aan te voeren, waarom zij het diploma niet
hebben kunnen behalen en daarom ligt er iets onbillijks in,
dat zij den baton de maréchal niet kunnen verkrijgen.
De heer Coster wijst er den heer Kooistra op, dat het
geen deze heeft gevraagd duidelijk staat op bladz. 15 van
het sectie-verslag.
De heer Knuttel verzoekt, evenals andere jaren, aanteeke-
ning in de notulen, dat hij tegen dezen post is, omdat hij
aan de overheid, voortgekomen uit en steunende op de
heerschende klasse, niet een wapen in de hand wil geven,
dat zij desgewenscht tegen de arbeidersklasse kan gebruiken.
De Voorzitter acht het verkeerd om in den Raad over
de bevordering van agenten te spreker. Vooreerst is het een
zaak, welke zonder twijfel buiten de bevoegdheid van den
Raad valt, maar bovendien reeds lang geleden is bepaald,
dat de agenten om bevorderd te worden het gewone politie-
diploma moeten hebben, en thans wordt, volgens den wensch
van de agenten zelf omdat zij het corps op een hooger
peil willen brengen het diploma met aanteekening geëischt
voor de bevordering tot de 1ste klasse. Als overgangsmaatregel
is destijds bepaald, dat in dienst zijnde agenten, die alleen
het diploma hebben, ook nog agent 1ste klasse kunnen
worden, maar nu wil men hier, dat ook bevorderd worden
agenten, die zelfs nooit het diploma hebben verworven. Men
gaat toch ook niet aan de Koningin verzoeken iemand tot
rechter te benoemen, die geen meester in de rechten is! De
bedoelde agenten hebben jarenlang den tijd gehad om het
examen te doen en het is heusch geen heksentoer om het
diploma te halen. De agenten kunnen alleen den baton de
maréchal verkrijgen, als zij aan bepaalde eischen voldoen.
Handhaaft men die eischen niet, dan komt dat ten detrimente
van den dienst en van de gemeente.
De heer Kooistra zegt, dat hetgeen de Voorzitter heeft
aangevoerd, niet nieuw is. Spreker houdt staande, dat het
onbillijk is om de getroffen overgangsbepaling niet toe te
passen op deze agenten, die op tamelijk hoogen leeftijd
zijn gekomen en die door zenuwachtigheid geen examen
kunnen doen. Een van hen is drie keer op geweest, maar
is drie keer gezakt, ofschoon hij zijn uiterste best bad gedaan.
Zoo iemand wil men nu uitsluiten van bevordering tot agent
lste klasse!
De Voorzitter wijst er nogmaals op, dat voor bevordering
tot agent lste klasse de eisch is gesteld, dat men in het
bezit van het diploma moet zijn.
Als men aan een dergelijken eisch niet de hand houdt, kan
men hem beter laten vervallen.
Het verhoogd volgnr. 224 wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
(De heer Knuttel wenscht geacht te worden tegen te hebben
gestemd.)
Beraadslaging over volgnr. 225, luidende: y>Kleeding en
uitrusting der politiedienaars en veldwachters 24378.
De Voorzitter deelt mede, dat in verband met de verhoo
ging van volgnr. 224 dit volgnr. wordt verhoogd met ƒ354.
Het verhoogd volgnr. 225 wordt zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
Tevens wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten den toeslag op het kleedinggeld van de inspecteurs
van politie en van het personeel der recherche voor 1927 te
bepalen op 90% en de toelage als tegemoetkoming in de
kosten van aanschaffing van schoeisel en beenkappen voor
1927 op 30.
De volgnrs. 226 tot en met 229 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 230, luidende: DBelooning en
premiën aan brandmeesters en brandspuitlieden f 22113.
Mevrouw Dietrichde Rooij wil nog even terugkomen
op de opmerking in het sectieverslag, dat het verschil tusschen
de bezoldiging van den Commandant der Brandweer en die
van den Onder-Commandant te groot is. Laatstgenoemde
heeft veel werk te doen en wordt daarvoor veel te laag be
zoldigd. Spreekster wil daarom de hoop uitspreken, dat de
door Burgemeester en Wethouders toegezegde herziening van
de salarisregeling inzonderheid aan den Onder-Commandant
ten goede zal komen.