MAANDAG G DECEMBER 1920.
225
Volgnr. 509 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De volgnrs. 510 tot en met 547, dit laatste verminderd
met 25.600.wegens het niet bij den gemeente-ontvanger
a deposito plaatsen van gelden, worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Pe volgnrs. 548 tot en met 553 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 554, luidende: y>Kosten ter zake
van verzekeringpensionneering enz. van ambtenaren en be
ambten (Zie Hoofdstuk II volgnrs. 199 tot en met 202
en 204)30079.—".
De heer Kooistra vraagt aan Burgemeester en Wethouders
om de rechtspositie van het verplegend personeel te regelen.
Burgemeester en Wethouders zeggen in de Memorie van
Antwoord, dat de Commissie van Beheer over de gestichten
een concept-verordening tot regeling van de rechtspositie van
het verplegend personeel zal indienen. Dat antwoord bevreemdt
spreker ten zeerste. In 1925 is door twee organisaties een
voorstel ingediend, dat met den Geneesheer-Directeur en het
zoogenaamd georganiseerd overleg is besproken. Men hoorde
er daarna niet veel meer van. Later is door de organisaties
nog eens op vaststelling van deze verordening aangedrongen
en toen is door de Directie medegedeeld, dat het concept reeds
bij Burgemeester en Wethouders was ingediend. Dat was in
het begin van 1926. Het is dus wel eigenaaardig, dat men nu
ten antwoord krijgt, dat de Commissie dat nog moet doen.
De Commissie had al lang moeten komen met een regeling
deze ambtenaren hebben, evenals de andere ambtenaren, recht
daarop. De Commissie moet dat zoo spoedig mogelijk doen en
niet wachten op de regeling, welke door het Rijk zal worden
ingevoerd en welke wie weet hoe lang op zich zal laten wachten.
De tegenwoordige regeling behoeft in verscheidene opzichten
herziening, hetgeen spreker met eenige voorbeelden aantoont.
Spreker hoopt dan ook, dat spoedig een regeling van de
rechtspositie van het verplegend personeel mag worden tege
moet gezien.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na heropening van de openbare vergadering stelt de Voor
zitter namens Burgemeester en Wethouders spoedeisehend
aan de orde een voorstel om te besluiten:
A. tot den aankoop van het woonhuis aan het Gangetje,
kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie G. No. 1456, voor
de som van 18,000.zulks met alle rechten of vermeende
rechten op gangen, kelders, regenbakken of andere onder-
grondsche ruimten, hoe ook genaamd, die zich bij of onder
de perceelen bevinden of mochten bevinden, en onder voor
waarde, dat de met de tegenwoordige huurster loopende
huurovereenkomst voor den tijd van twee jaren, ingaande
1 Mei 1927 zal worden verlengd, tegen den thans geldenden
huurprijs van ƒ750.— per jaar en onder de bestaande voor
waarden, met dien verstande echter, dat de gemeente het
recht, heeft de huur te allen tijde tusschentijds met een
termijn van drie maanden op te zeggen, indien de gemeente
het perceel noodig heeft voor verbreeding van het Gangetje
of voor een ander publiek doel;
B. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat
model D., dienst 1926, groot met inbegrip van de kosten van
overdracht f 18.650.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
dadelijke behandeling besloten.
De Voorzitter vraagt, of de Commissie van Financiën tegen den
voorgestelden aankoop en de begrootingsregeling bezwaar heeft.
De heer Huurman zegt, dat bij de Commissie van Financiën
daartegen geen bezwaar bestaat.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens met 23 tegen 4 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Heemskerk, Dubbeldeman, Spendel,
Schüller, Verweij, Deumer, Eikerbout, van Tol, Coster, Sanders,
Reimeringer, Meijnen, Mulder, van der Reijden, van Hamel,
Sijtsma, Wilbrink, Wilmer, Baart, Kooistra, Bergers, Huurman
en van Eek.
Tegen stemmen: de heer Witmans, mevrouw Dietrichde
Rooy en de heeren van Stralen en Groeneveld.
(Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Eerdmans,
Knuttel en Splinter hadden de vergadering inmiddels verlaten.)
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8^ uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering op
Maandag 6 December 1926, des avonds te 8J uur.
Thans is de heer van Rosmalen afwezig.
Voortgezet wordt de behandeling van de UITGAVEN van
den gewonen dienst.
De beraadslaging over volgnr. 554 wordt voortgezet.
De heer Reimeringer meent, dat de heer Kooistra niet
geheel juist is ingelicht.
De verordening betreffende den rechtstoestand der ambte
naren geldt niet voor het verplegend personeel der gestichten.
Nu heeft, juist om den rechtstoestand van het verplegend
personeel te regelen, de Commissie voor de gestichten reeds
geruimen tijd geleden een ontwerp-verordening gemaakt, ter
zake waarvan overleg gepleegd is met de ambtenaren-dienst
commissie der gestichten; de betreffende conferentie is ook
bijgewoond door een deskundige vanwege den Centralen
Nederlandschen Ambtenaarsbond. Dat overleg heeft nagenoeg
tot overeenstemming geleid. Het toeval echter wilde, dat
tegelijk het advies der Commissie werd gevraagd omtrent een
door den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid ontworpen
algerneenen maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 65
der Arbeidswet 1919, welks tot standkoming eenige in de
ontwerp-verordening geregelde punten, o. a. die betreffende
den arbeidsduur en den duur der vacanties, noodig zou maken.
Onder die omstandigheden achtte de Commissie zich aan
vankelijk niet gerechtigd om de ontworpen verordening aan
het College ter vaststelling door den Raad aan te bieden, te
minder omdat de bedoelde ontwerp-verordening grootendeels
een codificatie is van den bestaanden rechtstoestand van
het verplegend personeel en dit personeel derhalve door de
aldus ontstane vertraging in zijne belangen feitelijk niet wordt
geschaad.
Nu is kort geleden, in de laatste vergadering van de Com
missie van Beheer, behandeld een door den Minister ingezonden
nieuw voorontwerp van een algerneenen maatregel van bestuur
als bedoeld in art. 65 van de Arbeidswet, aan welk vooront
werp ten aanzien van het personeel niet die bezwaren kleven,
welke aan het eerste ontwerp kleefden, zoodat de ontwerp
verordening nu binnenkort aan Burgemeester en Wethouders
zal worden toegezonden.
De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder ten onrechte
meent, dat spreker niet goed was ingelicht. Spreker heeft
vanmiddag, evenals de Wethouder thans, gezegd, dat het
ambtenaren-reglement niet geldt voor het verplegend personeel.
Spreker heeft ontraden om te wachten op het ontwerp van
den Minister, dat reeds sedert 1925 op zich heeft laten wachten,
maar men heeft het toch gedaan. Men zal maar even geduldig
moeten zijn als men tot dusverre is geweest. Spreker hoopt,
dat deze verordening nu spoedig aan de orde zal worden
gesteld.
Volgnr. 554 wordt zonder hoofdelijke stemming en de
volgnrs. 555 tot en met 575, dit laatste verminderd met
30.169.wegens het niet doen drukken van het verlies
van het Grondbedrijf op de gemeentebegrooting, en de
volgnrs. 576 tot en met 583 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 584, verlaagd met resp. f 2416.en f 2000.
wegens lagere raming van het verlies van den reinigings
dienst en van de vuilverbranding, en de volgnrs. 585 tot en
met 602 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnr. 603, verhoogd met 25.600.in verband met de
verlaging van volgnr. 547, en de volgnrs. 604 tot en met 607
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Volgnr. 608 wordt voorloopig aangehouden.
De verschillende uitgaafposten van den Kapitaaldienst
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Aan de orde zijn thans de ONTVANGSTEN van den ge
wonen dienst.
De volgnrs. 1 tot en met 137 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 138, luidende: »f5 Opcenten op
de hoofdsom der Vermogensbelasting f i2500.