224
MAANDAG 6 DECEMBER 1926.
Wat den kassier-boekhouder betreft, dat is iemand, die op
betrekkelijk hoogen leeftijd in dienst gekomen is. Hij is op
het oogenblik 54 jaar.
Als hij 6 jaar in dienst is, is hij dus op 48-jarigen leeftijd
in dienst gekomen en hetgeen nu voor hem geldt, heeft dan
ook 6 jaar geleden reeds voor hem gegolden. Het is spreker
een raadsel, waarom men er dan r.u ineens mede komt.
Deze vaste aanstellingen met de gelijktijdige verhoogingen
voor de twee genoemae ambtenaren zijn nauwkeurig door
spreker, door den Directeur en door Burgemeester en Wet
houders onder het oog gezien en allen meenet), dat bevor
dering en salarisverhooging van deze ambtenaren, als door
de voorstellers bedoeld, een wanverhouding tegenover andere
ambtenaren zou doen ontstaan. Naar het oordeel van Burge
meester en Wethouders moet het dan ook niet geschieden.
Hier moet gebeuren wat in andere takken van dienst plaats
heeft, n.l. het toekennen van periodieke verhoogingen naar
gelang van den diensttijd en bevordering bij gebleken ge
schiktheid.
De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder ten onrechte
heeft gesproken van een «orkaan1'. De uitdrukking: «een storm
in een glas water'' was beter op haar plaats geweest, want het
voorstel van spreker en den heer Witmans zal toch worden ver
worpen.
Het ergste wat spreker uit den mond van den Wethouder
heeft gehoord, is dat Burgemeester en Wethouders bevoegd
zouden zijn Raadsbesluiten niet uit te voeren.
De Voorzitter. Dat is in dit geval constitutioneel.
De heer Kooistra zegt de wijze, waarop de Wethouder het
heeft gezegd, niet sympathiek te hebben gevonden. Burge
meester en Wethouders doen alsof de Raadsleden marionetten
zijn, maar spreker is niet van plan zich daarvoor te laten
gebruiken.
Wanneer dit voorstel door den Raad wordt aangenomen,
dan zal, naar spreker meent, de Wethouder het wel uitvoeren,
maar de vraag zal natuurlijk zijn op welke wijze.
De Wethouder heeft niet kunnen aantoonen, dat de menschen
een salaris hebben zooals hun eigenlijk zou toekomen. Toen
deze personen overgegaan zijn naar den Gemeentelijken Dienst
voor Sociale Zaken, heeft men te lichtvaardig gedacht over
hunne salariëering. Men heeft niet voldoende rekening ge
houden met den toestand van het personeel.
De kassier-boekhouder is 54 jaar; die leeftijd kan ten
opzichte van het pensioen eenige moeilijkheid opleveren, maar
het is een ambtenaar, die zeer correct werkt, volgens het
getuigenis van den Directeur zelf, en die de administratie
geheel alleen voert. Een salaris van f 1800.is voor zoo
iemand niet voldoende. Men zou "hem gevoeglijk kunnen aan
stellen als klerk le klasse.
Over de capaciteiten van de schrijvers Jansen en Oostveen
heeft spreker gesproken met den Directeur en deze heeft
verklaard, dat zij zeer goed hun werk verrichten en zelfs bij
afwezigheid van den commies diens werkzaamheden waar
nemen.
In het gesprokene door den Wethouder vinden de voorstellers
geen aanleiding om hun voorstel in te trekken. Spreker acht
het noodig, dat dit personeel verhooging van salaris krijgt.
De werkzaamheden van mej. de Jong nemen voortdurend
toe, zoozeer zelfs dat men mej. Eskens heeft moeten aanstellen
om de administratie dier afdeeling op zich te nemen.
Spreker hoopt, dat deze consequentie zal worden aanvaard,
dat bij de oprichting van het bureau een verkeerde bereke
ning is gemaakt ten aanzien van de salarissen, en dat Burge
meester en Wethouders zullen worden gemachtigd tot het
uitgeven van dezen verhoogden post.
De heer Witmans sluit zich geheel aan bij hetgeen de
heer Kooistra heeft gezegd. In elk geval kan de Wethouder,
als hij een voorbeeld neemt aan andere takken van gemeente
dienst, onmogelijk bewijzen, dat men bij het instellen van
den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken het personeel
in de goede rangen heeft ingedeeld.
Volgens den Wethouder is de begrooting aangeboden in
overeenstemming met de meening van den Directeur, maar
spreker meent, dat dit op een misverstand berust. Het is
wenschelijk de zaak nog eens onder het oog te zien.
Er zal van het voorstel, waar dit niet van Burgemeester
en Wethouders uitgaat, wel niets terecht komen, maar
spreker houdt staande, dat hier een fout is gemaakt, welke
moet worden hersteld.
De heer Elkerbout heeft in eerste instantie niet over de
zaak willen spreken, omdat deze door verschillende Raads
leden voldoende naar voren is gebracht, maar thans wil hij
opmerken, dat het duidelijk is geworden, dat het voorstel
voor de betrokken personen geen beteekenis heeft. Een vaste
aanstelling geeft voor den een f 50.— voordeel, voor den
ander geen voordeel, terwijl het zoo goed als uitgesloten is,
dat Cornet eenige verbetering van positie zal krijgen. Mis
schien zal dit er toe leiden, dat men de zaak nog eens nader
bekijkt en nagaat, of niet aan het verzoek van de menschen
kan worden voldaan.
De heer Heemskerk handhaaft na de toelichting van den
Wethouder zijn standpunt, dat het voorstel van de heeren
Kooistra en Witmans niet in het voordeel van het betrokken
personeel is, maar bij wil namens verschillende Raadsleden
verklaren, dat, als zij hun stem aan genoemd voorstel ont
houden, zij daarmede niet wenschen uit te spreken, dat naar
hun oordeel een verbetering der positie van de ambtenaren
aan dit bureau niet onder het oog moet worden gezien.
Spreker zou gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders
de zaak nader overwogen en eventueel met een voorstel tot
verhooging van dezen begrootingspost bij den Raad kwamen.
De heer Sanders zegt, dat de heer Eikerbout, die meent,
dat de betrokken personen er niet veel mede vooruitgaan,
niet moet vergeten, dat iemand, die hier genoemd is, ver
leden jaar verdiende 1100.op 1 Juli 1926 een verhooging
van f 100.heeft gekregen en thans wordt voorgedragen
voor een traktement van 1300.Die bevordering is dus
niet zoo heel slecht. Trouwens, deze ambtenaar behoeft slechts
3% bijdrage voor pensioen te betalen, terwijl de anderen
8.5% betalen.
Spreker heeft weinig toe te voegen aan hetgeen hij in
eerste instantie heeft gezegd. Hij gelooft, dat, als dit voor
stel mocht worden aangenomen, Burgemeester en Wethouders
er niet op zullen ingaan. Zij hebben deze geheele zaak a tête
reposée bekeken en zijn tot de overtuiging gekomen, dat dit
de beste oplossing was.
De Voorzitter zegt, dat het geheel volgens het Nederlandsch
staatsrecht is, dat, wanneer door den Raad of door de wet
aan Burgemeester en Wethouders overgelaten is om benoe
mingen te doen en traktementen te regelen, Burgemeester en
Wethouders dat ook zelfstandig doen. Zij doen dat dan zeer
rechtvaardig en in verband met andere diensten. Nu is het
toch te dwaas, dat er gezegd wordt: ge trekt te weinig uit;
wij zullen U noodzaken om de traktementen te verhoogen.
Dat is een allervreemdste constitutioneele gedraging. Als men
het er niet mede eens is, dan late men deze zaak verder niet
door Burgemeester en Wethouders regelen, maar men trachte
niet Burgemeester en Wethouders in een niet door hen ge-
wenschte richting te drijven.
De zaak is, dal de heer Wijkmans eenigszins als Sinterklaas
is opgetreden; hij heeft het personeel allerlei toezeggingen
gedaan en dat heeft natuurlijk gedacht, dat wat zijn chef
zou voorstellen wel als zoete koek geslikt zou worden, maar
Burgemeester en Wethouders hebben eens een vergelijking
gemaakt met andere diensten en hebben gezegdzoo behoort
het in verhouding met andere diensten bepaald te worden;
dat is recht en billijk.
Burgemeester en Wethouders moeten weder de leelijke rol
spelen en de heeren spelen de mooie rol en willen het geld
rondstrooien. Men moest Burgemeester en Wethouders dank
baar zijn, dat zij den moed hebben om bet te weigeren.
De heer Kooistra is van meening, dat de Raad voorstellen
kan doen en aannemen om begrootingsposten te verhoogen
dan wel te verlagen, want de Raad stelt toch de begrooting vast.
Daarom heeft spreker gezegd, dat de voorstellers wenschten,
dat Burgemeester en Wethouders het voorstel zouden uitvoeren
overeenkomstig de bedoeling, waarmede het was ingediend.
De heer Witmans en spreker hebben dit voorstel ingediend
in de meening, dat Burgemeester en Wethouders zoo loyaal
waren, dat zij bij aanneming het zouden uitvoeren overeen
komstig de bedoeling van de voorstellers, maar het College
volgt op Sint Nicolaas een soort afmaaksysteem. In het belang
van de betrokken personen doet spreker een beroep op den
Raad om eens een uitspraak te doen over de vraag, of f 24.
per week een behoorlijk loon is voor menschen, die daarvan
voor studie nog een deel moeten missen.
Het voorstel van de heeren Kooistra en Witmans wordt
met 19 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Heemskerk, Spendel, Deumer,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Tol,
Coster, Eerdmans, Sanders, Reimeringer, Meijnen, Mulder,
van der Reijden, van Hamel, Sijtsma, Wilbrink, Wilmer,
Splinter, Bergers en Huurman.
Vóór stemmen: de heeren Dubbeldeman, Schüller, Verweij,
Eikerbout, Witmans, mevrouw Dietrichde Rooij, de
heeren van Stralen, Knuttel, Baart, Kooistra, Groeneveld en
van Eek.