DONDERDAG 2 DECEMBER 1926. 209 De Voorzitter zegt, dat de collectieve contractloonen reeds worden uitbetaald, maar tot het maximum van ®/6 van het minimum-loon van vaste werklieden. Dien limiet wil de heer Baart nu laten vervallen. De heer Baart wil juist, dat de menschen, die een collectief contract hebben, het loon krijgen, dat zij in de particuliere bedrijven ontvangen. Spreker moet zijn voorstel handhaven, doch wijzigt zijn tweede motie aldus, dat in plaats van »tijdelijken" wordt gelezen »lossen''. De Wethouder heeft vermeld, dat volgens den Directeur van de Lichtfabrieken aan 16 arbeiders geen vaste aanstelling kan worden verstrekt. Spreker heeft echter reeds vermeld, dat de heer van Klinkenberg in een bespreking met de organisatie's heelt moeten toegeven, dat geen mensch meer kan worden gemist. Men mag dus verwachten, dat die menschen zoo spoedig mogelijk zullen worden aangesteld. De mededeeling van den Wethouder, dat zij niet kunnen worden aangesteld, is daar mede in strijd. Wat nu betreft de werkzaamheden, die door anderen buiten de bedrijven, ten behoeve van de bedrijven worden verricht, de electrische centrale is langzamerhand zoo groot geworden, dat men nu wel kan weten, hoeveel menschen men voort- dureud noodig heeft. Het zou derhalve gewenscht zijn, de wei ken, die noodig zijn, in eigen beheer te laten uitvoeren, zoodat de betrokken arbeiders een behoorlijke rechtspositie kunnen krijgen. Burgemeester en Wethouders hebben niet geantwoord op de kwestie van het door Duk verrichte verfwerk. Wanneer het werk uitbesteed wordt, zou het wenschelijk zijn, dat ook anderen konden inschrijven. Is er voortdurend verfwerk te verrichten, dan kan men, evengoed als metselaars en timmerlieden, ook een schilder bij de electrische centrale aanstellen. De heer Schoneveld heeft gevraagd, of het voorstel, dat werklieden na één jaar in vasten dienst moeten worden aan gesteld, bedoelt, dat degenen, die voor een vaste aanstelling te oud zijn, moeten worden ontslagen. Dat is niet de bedoeling. Er zijn arbeiders in lossen dienst van 1914 en van 1918. Wanneer zoo iemand strikt noodig is voor het bedrijf, dan had, ofschoon de man 50 jaar is, een uitzondering kunnen worden gemaakt en had men hem vast kunnen aanstellen. Men heeft daarentegen daarmede stelselmatig gewacht, omdat men meende, dat in de toekomst minder arbeiders noodig zouden zijn en dus verscheidenen zouden kunnen afvloeien. Het tegendeel is echter gebleken en in de toekomst zal men nog wel meer arbeiders moeten aanstellen. Wethouder Sanders heeft medegedeeld, dat de directie den toestand bij het kolenscheppen niet heeft kunnen voorzien. Spreker weet, dat des morgens half acht tientallen arbeiders zich hebben aangemeld bij de betreffende chefs, om te werk te worden gesteld. Spreker laat zich niet wijsmaken, dat de Directeur niet wist, dat er op dien dag meer arbeiders noodig waren. Men is uitgegaan van het standpunt, dat het werk wel gedaan kon worden met de arbeiders, die men had. De zuinigheid heeft hier wLer de wijsheid bedrogen, want de kolenhandelaars moesten ten slotte zelf de cokes gaan opscheppen. Nu wordt er hier gezegd, dat er zich geen werklieden hebben aangemeld. Dan had men onmiddellijk telefonisch de Arbeidsbeurs moeten waarschuwen, die dan wel voor een voldoend aantal arbeiders gezorgd had. Spreker kan zich overigens voorstellen, dat de arbeiders met zulk slecht weer eens een dag niet komen, omdat zij eiken dag, na 1 of IJ uur wachten, toch hooren, dat er voor hen geen werk is, niettegenstaande er inderdaad veel werk is. De heer Schüller kan er best tegen, dat men hem te lijf gaat, maar moet protesteeren tegen de tendenz, die de verslag gever van het Leidsch Dagblad legt in sprekers redevoering, als zou spreker de gemeente-ambtenaren tegen een zekeren dienst opzetten. Spreker heeft gisteren met geen enkel woord Gemeentewerken naar beneden gehaald, doch alleen Burge meester en Wethouders attent gemaakt op z. i. niet goede toestanden. Na de positieve toezegging van den Wethouder in zake de nieuwe Havenbrug, die heel wat positiever was dan de Wet houder verleden jaar bij de begrooling en Burgemeester en Wethouders dit jaar in de Memorie van Antwoord deden, trekt spreker zijn voorstel dienaangaande in. Aangezien het voorstel van den heer Schüller, luidende: »L)e Raad, van oordeel, dat de Groote Havenbrug niet voldoet aan de eischen, welke voor het verkeer daaraan gesteld mogen worden; besluit tot het doen afbreken van bovengenoemde brug en het maken van een nieuwe brug, welke voldoet aan te stellen eischen voor het verkeer", door den voorsteller is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging of stemming meer uit. De heer Spendel gaat niet naar Canossa; zijn hart vloeit over van dankbaarheid voor den hem van verschillende zijden toegezwaaiden lof. Spreker dankt den heer van Eek voor de kalme wijze, waarop hij deze zaak behandeld heeft en omdat deze hem een goed mensch heelt genoemd. Spreker herinnert den heer van Eek daarom eens aan een vergadering van 13 jaar geleden in «Prediker" toen spreker nog het genoegen had voorzitter te zijn van het toenmalige Kiescomité. Daar spraken ver schillende vooraanstaande rechtsche mannen. Er waren in de zaal sociaal-democraten, die meenden de vergadering onmo gelijk te kunnen maken, maar spreker heeft hun toegevoegd, dat hij de leiding had en dat hij zich die door hen niet uit handen zou laten nemen. Sedertdien is hij weer onder de goede menschen opgenomen. Ook de heer Sijtsma heeft spreker een goed mensch genoemd, maar men moet letten op de wijze, waarop dat geschiedde. Deze verbond daaraan een lesje omtrent de wijze, waarop men hier behoort te debatteeren. Spreker heeft zich ten deze echter gespiegeld aan de overzijde. Hij is ook geen jong broekje, zooals de heer Sijtsma meende, want 11 Februari a. s. is hij 40 jaar in de politiek. Dat hij niet eerder in den Raad zat is niet zijn schuld, maar het komt niet te pas, dat een man van 70jaar een man van 60 jaar een lesje geefl, hoe hij zich behoort te ge dragen in den Leidschen Raad. In zekeren zin was spreker den heer Witmans tegengevallen, maar hij kan zich voorstellen, dat de heeren zijdelings hebben gevoeld wat hij aan de S. D. A.P. heeft toegevoegd. De strijd gaat niet tegen personen, maar tegen een stelsel, tegen de politieke strekking van de S. D. A. P. Het liberalisme is de bakermat van het socialisme. Nu het kind is opgegroeid, ver loochent het de moeder. De leden van liberale richting nemen daarom aanstoot aan sprekers woorden, maar hij heeft een voorstel. Deze. heeren zijn de paranymphen, zoo niet de slippen- dragers van het socialisme, die het naar de aula zullen be geleiden, waar het summa cum laude gepromoveerd zal worden tot de partij, die de wereldhervorming zal brengen. Spreker neemt niets terug van hetgeen hij in eersten termijn gezegd heeft. De heeren hebben hem een krantje gegeven en wat stond daarin? Dat de werkgevers in Limburg hun men schen zouden uitbuiten! Alsof dat iets met sprekers houding ten opzichte van de bestrijding van den godsdienst door het socialisme te maken heeft. Een ander Raadslid heelt spreker een geval medegedeeld, dat een Katholiek smid in een Lim- burgsch dorp aan een niet-Katholiek ambtenaar geen kachel mocht verkoopen; dat waren Roomsche kachels. En dat moet dan een middel zijn om sprekers betoog te bestrijden, dat de sociaal-democratie niet alleen niet staat aan de zijde van den godsdienst, maar hem negeert en zelfs afbreekt en altijd aan valt hen, die den godsdienst belijden. Spreker geeft toe, dat er vele Katholieken in socialistische kringen zijn. Maar dan dwalen zij geheel af. Spreker herinnert in dit verband aan een uitspraak van baron van Wijnbergen, dat zij ten slotte uiterst links gaan stemmen. Katholieken kunnen dus geen lid zijn van de S. D. A. P., want wanneer zij die beginselen aanhangen, komen zij in strijd met de opvattingen van Katho lieken en van Christenen in het algemeen omtrent geloof en zeden. Spreker roept derhalve allen, die niet aan den kant van de sociaal-democraten staan, op, om het gevaar af te weren, dat men een linksche meerderheid krijgt. De scheidingslijn tusschen rechts en links is nooit genoegzaam in den Raad uitgekomenanders had spreker nooit als bazuinblazer allen moeten oproepen, die aan zijn kant staan, om dat te voor komen. Spreker zal er nooit of nimmer toe medewerken, dat een sociaal-democraat in het College zitting neemt, omdat overal de ervaring leert, dat dan op de niet sociaal-demo cratische leden eer, invloed wordt uitgeoefend, waardoor het belang van sprekers partij geschaad wordt. De heer Elkerbout kan zich vereenigen met hetgeen de heer Wilbrink gezegd heeft. Met de voorstellen van de S. D.A.P. kan hij zich voor het grootste deel niet vereenigen; er zijn er bij, die een open deur intrappen, en andere, die op het oogenblik onuitvoer baar zijn. Voor een ophaal- en stortingsdienst gevoelt hij veel, maar de gemeente zou er toch niet zonder kleerscheuren afkomen. Bij een sobere inrichting zouden de kosten per jaar zeker al gauw f 5006.bedragen. Van een spaarsysteem zal wel niet veel komen. Wanneer Burgemeester en Wethouders een praeadvies uitbrengen, zal men deze zaak nauwkeuriger kunnen nagaan, maar in elk geval zal men den dienst niet kunnen beperken tot de belastingen. Alleen als hij op een wat uit gebreidere schaal werkt, zal zulk een dienst succes kunnen hebben. Zooals Wethouder Sanders gisteren opmerkte, bij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 13