208 DONDERDAG 2 DECEMBER 1926. De Voorzitter zegt, dat de losse werklieden vroeger als maximum 4/6 van het minimum-loon der vaste kregen. Dit vonden Burgemeester en Wethouders in sommige gevallen onbillijk en daarom hebben zij onlangs bepaald, dat de losse werklieden het collectieve contractloon zouden krijgen tot een maximum van 5/5 van het minimum-loon der vaste arbeiders. De heer Baart wil met zijn voorstel den rem wegnemen, die bestaat in het maximum van 6/s van 'iet minimum loon der vaste arbeiders en hun toekennen het collectieve contractloon of het particuliere loon zonder den gestelden limiet. Daarenboven wil de heer Baart aan die loonsverhooging terugwerkende kracht geven en zoodoende loonsverhooging toekennen aan personen, die misschien al niet meer in lossen dienst zijn. De heer Heemskerk zegt, dat het bij het College niet al te zwaar moet wegen, indien een ophaal- en stortingsdienst verlies zou opleveren. Wanneer hij nuttig effect oplevert, mag de gemeente daaraan wel eenig geld ten koste leggen! Aangezien de motie van de heeren Heemskerk en Schoneveld, luidende »De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat van de inkomsten van gezinsleden van ondersteunden, met uitzon dering van die, door den werklooze zelf genoten, slechts V3 wordt in mindering gebracht op zijn steun, vastgesteld in artikel 26 van het reglement in zake de steunverleening", is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging of stemming meer uit. De heer Dubbeldeman gelooft wel, dat de aansporing van den Voorzitter om kort te zijn goed bedoeld is, maar die reprimande had beter gericht kunnen zijn tot de overzijde, die niet, zooals de sociaal-democraten, voorstellen en motie's heeft ingediend en dus niet anders kan doen dan herkauwen wat haar eigen Wethouders gezegd hebben. De sociaal-demo craten moeten uiteraard iets uitvoeriger zijn, omdat zij de oppositie vormen en ook omdat de burgerlijke beleefdheid meebrengt, dat zij iets zeggen naar aanleiding van hetgeen de Wethouders over hun voorstellen hebben opgemerkt. De heer Sijtsma meende, dat spreker niet erg gelukkig was geweest, maar de heer Sijtsma was op zijn beurt evenmin bijzonder gelukkig, toen hij sprak over het niet benoemen van Leidsche onderwijzeressen. De Wethouder heeft zoo zacht mogelijk geantwoord, maar toch zal dit antwoord de kansen bij sollicitatie elders der bedoelde onderwijzeressen niet ver- grooten. De beer Sijtsma had zijne vraag niet in openbare vergadering moeten stellen. Dat Burgemeester en Wethouders bezwaar maken tegen het denkbeeld, om medezeggenschap te geven aan de bewoners van de woningen der Woningstichting, zal niemand verwonderd hebben. Spreker bad zich voorgesteld, dat die medezeggenschap zou overeenkomen met die van de bewoners van woningbouw- vereenigingen. Er wordt dikwijls gezegd, en terecht, dat deze menschen nog niet geschikt zijn om een behoorlijke arbeiderswoning te bewonen. Zij moeten daartoe worden opgevoed en het geven van medezeggenschap in het beheer zou daartoe een goed middel zijn. De stichting heeft een bestuur van 5 leden. Zonder reglementswijziging hadden Burgemeester en Wethouders de bewoners bijeen kunnen roepen en hen in de gelegenheid kunnen stellen, een voordracht op te maken van 4 personen, waaruit twee tot bestuursleden zouden zijn benoemd. Burge meester en Wethouders zouden hier iets goeds hebben kunnen doen, zonder dat daarvoor uitgaven noodig waren. De Voorzitter merkt op, dat spreker zich ten onrechte wendt tot Burgemeester en Wethouders. De stichting heeft een bestuur. De heer Dubbeldeman meent, dat de Raad zich alleen kan richten tot Burgemeester en Wethouders, en dat zij de wenschen van den Raad aan het bestuur kunnen overbrengen. Wat het tweede voorstel aangaat, Burgemeester en Wet houders gevoelen blijkbaar niet veel voor adresseeren. Toch kunnen zij weten, dat alleen met adresseeren de laatste jaren veel bereikt is. Met tal van adressen, die bij den Raad zijn ingekomen, is wel degelijk rekening gehouden en bij de Tweede Kamer en de Provinciale Staten is het precies hetzelfde. De gemeentebesturen moeten adressen richten aan de Tweede Kamer, zooals de inwoners van Leiden dat bij den Raad doen. De Voorzitter zegt wel, dat die adressen de prulle- mand in gaan, maar spreker gelooft dat niet. Spreker moet dus zijn voorstel handhaven. Sprekers voorstel tot het instellen van een woningbeurs heeft ook geen genade kunnen vinden in de oogen van het College, dat naar het rapport van de woningtelling verwees. Ook de heer Schoneveld heeft o. a. daarover gesproken en gezegd, dat de noodzakelijkheid daarvan eerst moet blijken. De heer Schoneveld heeft blijkbaar niet goed geluisterd naar sprekers argumenten, want zijne bezwaren gaan vrijwel langs hetgeen spreker daarover gezegd heeft heen. Ook al is het gunstige beeld, dat de woningtelling geeft, juist, dan is de woningbeurs nog op haar plaats in Leiden, want zij is een schakel tusschen den woningzoeker en hem, die een woning te verhuren heeft en bovendien zijn de daar door verkregen gegevens te gebruiken voor het bijhouden van de woningstatistiek. Daarvoor heeft men toch een ambte naar noodig en die kan de aan de woningbeurs verbonden werkzaamheden doen, zoodat het de gemeente niets kost. Bovendien zou het niet erg zijn, wanneer aan die beurs eenige belastingpenningen gespendeerd werden, want zij zou gemak verschaffen aan de geheele burgerij. Spreker is blij, dat de heer Wilbrink hem bijgevallen is in zake den bouw van een badhuis in de omgeving van de Koepoort. Spreker heeft nooit beweerd, dat het gebouwd zou moeten worden bij het complex woningen van de vereeniging «Tuinstad wijk". De beste plaats is op de vroegere buitenplaats van de Graat; daar heeft men de ruimte en kan men het ook vanuit de andere gedeelten van de stad gemakkelijk met de tram bereiken. Het is verkeerd om het te plaatsen in een uithoek van de stad, waar de overige bevolking te ver vandaan woont. De voorspelling van den heer Schoneveld, dat de kosten pér jaar f 16.006zouden bedragen, zou dan onjuist blijken. Maar men mag voor badhuizen wel wat geld over hebben. Burgemeester en Wethouders willen wel een onderzoek in stellen naar de mogelijkheid, om een overdekte zwemplaats in te richten, maar zulk een inrichting kan niet voorzien in de behoefte aan volksbaden. Spreker zou alleen voor een gemeentelijke overdekte zwemplaats zijn, als er iets aan te verdienen was. Er moet haast gemaakt worden met het badhuis. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk zullen komen met een praeadvies. Er blijkt nu reeds in den Raad verschil van meening te zijn over de plaats, waar een nieuw badhuis moet komen. Daarover kan echter niet beslist worden bij deze algemeene beschouwingen. Bij de behandeling van het praeadvies kan de Raad ook omtrent de plaats een besluit nemen. De heer Dubbeldeman heeft met blijdschap gehoord, dat de heer Witmans hem bijgevallen is ter zake van het rap port van den Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht. De heer Witmans kan beter op de hoogte zijn dan de heer Kiers, die hier nog slechts korten tijd is. Het is van Burge meester en Wethouders ontactisch geweest, zich bij het oordeel van dezen ambtenaar aan te sluiten. Het zou beter geweest zijn, wanneer Burgemeester en Wethouders hadden verklaard zich van een oordeel te onthouden, totdat zij in de gelegenheid waren geweest de resultaten van de woning telling te bestudeeren. De heer Baart kan volkomen begrijpen, dat de Voorzitter niet den inhoud kent van alle brieven, die hij onderteekent, maar anderzijds heelt hij medegedeeld, dat het door spreker gewenschte reeds in den zomer was ingevoerd. Het is spreker evenwel bekend, dat de uitbetaling pas in October heeft plaats gehad, zoodat gedurende ten minste één maand te weinig is betaald. Spreker hoopt, dat aan de menschen zoo snel mogelijk het loon, waarop zij recht hebben, zal worden uitbetaald. De Voorzitter heeft voorts gezegd, dat in het vervolg de losse arbeiders als maximum ®/6 van het minimum-loon der vaste arbeiders zullen krijgen. Dit kan voor enkelen juist zijn, maar de man bij de Brandweer, dien spreker reeds genoemd heeft, moet dan verdienen 32.en krijgt toch niet meer dan 27.Spreker hoopt, dat hem voortaan f 32.zal worden uitbetaald. De Voorzitter zegt, dat, als die man ten onrechte te weinig loon heeft ontvangen, dit natuurlijk gerectificeerd zal worden. Eerst moet echter worden nagegaan, of er inderdaad een fout is gemaakt. De heer Baart is dan tevreden gesteld en hoopt, dat de man nog uitbetaald krijgt, wat hij te weinig heeft gehad. Spreker heeft het voorstel gedaan om aan de losse arbeiders de loonen volgens de collectieve arbeidsovereenkomst te betalen, omdat hem gebleken is, dat aan verschillende arbeiders, die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben, minder uit betaald wordt. Spreker beveelt dit voorstel bij den Raad aan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 12