WOENSDAG 1 DECEMBER 1926.
191
dien in andere gemeenten niet zou kunnen doorstaan, wil
spreker enkele cijfers geven.
Leiden geeft een steunuitkeering van f 13.terwijl de
groote gemeenten Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage en
Utrecht 13.50 uitkeeren. In Utrecht is een voorstel aan
hangig om dat bedrag tot 13.terug te brengen. Jn de
overige gemeenten is het bedrag van de ondersteuning lager
dan te Leiden, met uitzondering van enkele, waar zij even
eens 13.bedraagt. Uit een en ander blijkt, dat Leiden
een steunnorm heeft, welke uitgaat boven de meeste andere
plaatsen in Nederland.
Maar de werkloozen te Leiden hebben nog enkele andere
voordeelen, welke men in andere gemeenten niet heeft.
Zoo worden te Leiden uitbetaald de wachtdagen, welke de
werklooze moet maken, wanneer hij uit de werkloozenkas
gaat trekken. Te Zaandam bestaat de regeling, dat een werk
looze, wanneer hij in October of November in dat jaar een
totaal inkomen van 1500.—, waarin begrepen kan zijn de
steun, heeft gehad, hij dan van verderen steun wordt buiten
gesloten. Te Leiden is dat bedrag gesteld op 2000.—.
Nu is spreker niet blind voor de bezwaren, welke de heer
van Stralen genoemd heeft. Het kan voorkomen, vooral daar,
waar slechts zeer weinig gezinsinkomsten zijn en het gezin
groot is, dat de steun aan den lagen kant is. Het voorstel-
van Stralen tracht daaraan tegemoet te komen, maar het
groote bezwaar ervan is, dat het zou gelden voor allen, die
voor steun in aanmerking komen, dus ook voor gevallen,
dat er hooge gezinsinkomsten zijn, zoodat men gezinnen van
werkloozen zou krijgen, waar meer geld zou inkomen dan
in gezinnen van arbeiders, die niet werkloos zijn, en dan
bovendien nog gesteund werden. Dat zou een groote onbil
lijkheid zijn.
De heer Heemskerk heeft nu een ander voorstel gedaan,
ten einde aan dat bezwaar tegemoet te komen, maar in plaats
van dat te doen, gaat dat voorstel, wat het hoofdbezwaar
van spreker betreft, nog verder. Volgens het voorstel-
Heemskerk zou iemand met meer dan 15.—gezinsinkomsten
nog meer uitkeering krijgen dan volgens het voorstel-van
Stralen, en spreker moet zich dus ook tegen het voorstel-
Heemskerk verzetten.
Intusschen gevoelt spreker voor de bezwaren van de heeren
Heemskerk en van Stralen en hij zou hun dan ook in over
weging willen geven, om hunne voorstellen in te trekken,
waartegenover spreker dan de verzekering wil geven, dat
hij voor de geopperde bezwaren zal trachten een oplossing
te vinden. Daarbij zal tevens, omdat zij er nauw verband
mede houdt, onder de oogen gezien worden de quaestie van
de verstrekking van huurbons.
Tegen het voorstel van den heer van Stralen tot afschaffing
van het Burgerlijk Armbestuur moet spreker zich eveneens
verzetten.
De heer van Stralen heeft hier zijne bezwaren geuit, maar
nu zou spreker er voor willen waarschuwen om alle ge
vallen, welke hem ter oore komen, zoo maar voetstoots te
gelooven.
Er zijn in het leven van een armbezoeker, van iemand,
die zich toelegt op de armenzorg, 3 perioden. In de eerste
plaats de periode, dat men van armenzorg nog niets weet
en diep bewogen is met de ellende in de maatschappij; dat
men alles gelooft wat iemand, die om steun komt, vertelt;
dat men gaarne alles zou doen om die armen uit de ellende
op te heffenin één woord, dat men vol enthousiasme is om
aan den nood van deze armlastigen tegemoet te komen.
De 2e periode is een periode van groote teleurstelling,
want maar al te vaak blijkt het, dat men de dupe geworden
is van listige en handige vertelsels.
De 3de periode is, dat men, gelouterd door de beide vorige
periodes en door de ondervinding, weet, waar steun noodig
is en waar niet.
In »Het Volk" van een paar maanden geleden werd b.v.
een geval vermeld van een man, die een inkomen had van
20.en in Utrecht moest gaan werken, zoodat hij zijn
vrouw hier moest laten. Toen spreker dit geval onderzocht,
bleek, dat het inkomen van dien man geen f 20.—, maar
24.80 bedroeg. Spreker vermeldt dit geval, omdat men van
den Leidschen correspondent van »Het Volk" toch mag ver
wachten, dat de door hem genoemde cijfers juist zijn.
Het zou ook niet in den geest van den heer van Stralen zijn
om het Burgerlijk Armbestuur op te heffen. Volgens de
Armenwet berust de burgerlijke armenzorg bij het Burgerlijk
Armbestuur of, bij ontstentenis daarvan, bij Burgemeester
en Wethouders. Burgemeester en Wethouders regelen in dat
geval zelfstandig de armenzorg zonder beroep; een Raads
commissie van bijstand is dan niet toegelaten.
Wanneer het Burgerlijk Armbestuur afgeschaft werd, zouden
Burgemeester en Wethouders dus een commissie van advies
voor de armenzorg moeten hebben, omdat, waar de uitgaven
voor armenzorg tegenwoordig a 2 ton bedragen, tegen
vroeger ƒ5000.zij het onmogelijk zelf zouden kunnen doen.
Die commissie van advies zou door Burgemeester en Wet
houders zelf benoemd worden en allicht zou het dezelfde
commissie zijn als thans daarvoor zit. De Raad zou dus geen
invloed hebben op de samenstelling van die commissie, terwijl
hij thans wel de leden van het Burgerlijk Armbestuur benoemt.
Nu heeft men verschillende bezwaren geuit tegen de leden
van het Burgerlijk Armbestuur, maar spreker stelt daartegen
over, dat alle leden van het Burgerlijk Armbestuur hun werk
doen, zoo goed als zij kunnen en dat is goed! Het verwondert
spreker dan ook eenigszins, dat, terwijl er zoo tegen het
Burgerlijk Armbestuur wordt geageerd, er bij de benoeming
van 2 leden voor het Burgerlijk Armbestuur verleden week
geen pogingen zijn aangewend om anderen gekozen te krijgen.
Spreker betwijfelt bovendien, of het besluit tot opheffing
van het Burgerlijk Armbestuur, waarover ook de Armenraad
gehoord moet worden, goedgekeurd zou worden door Gedepu
teerde Staten.
De heer Groeneveld heeft zich bij zijn voorstel om een
ophaal- en stortingsdienst te organiseeren in hoofdzaak be
roepen op de daarmede te Zwolle opgedane ervaring. De heer
Sandberg, de leider van dien gemeentelijken dienst te Zwolle,
heeft in een hier door den Vrijzinnig-Democratischen Bond
uitgeschreven vergadering uiteengezet, hoe die dienst daar
werkt en wat een voordeelig zaakje het daar is. Spreker was
tot zijn spijt verhinderd die vergadeiing bij te wonen, maar
hij heeft de rekeningen van dien dienst eens laten opvragen,
waaruit blijkt, dat over 1924 een winst gemaakt is van
27.000.en over 1925 een winst van f 13.000,en dus
niet, zooals de heer Groeneveld zeide, een van f 30.000.—.
Maar bij nadere beschouwing van die rekeningen zal men
toch zien, dat de winst ten deele gefingeerd is en ten deele niet
toekomt aan den ophaaldienst van de belastingen. De winst
is n.l. grootendeels gemaakt op de aan dien dienst verbonden
spaarbank en niet op den eigenlijken ophaal- en stortings
dienst, want van den omzet van 4.537.000.— komt slechts
een bedrag van 343.000.voor rekening van belastingen
en van 50.000.van schoolgeld. Verder vermeldt de reke
ning huren, diversen, electriciteit, gas- en waterleiding; maar
de winst op de inning van het verschuldigde wegens gas en
electriciteit maakt men hier ook; die gelden toch worden hier
belegd bij den Gemeente-ontvanger, die daarvoor een lage
rente heeft te betalen.
Bovendien, spreker is geen lid van den Gemeenteraad van
Zwolle; maar als hij dat was, dan zou hij ook nog wel eenige
andere aanmerkingen op deze rekening hebben.
Spreker wil vragen, of het wel gewenscht is, dat een spaar
bank, waarbij millioen gulden belegd is, ruim 1| ton belegt
in een bouwvereeniging. Een soliede spaarbank zou dergelijk
groot bedrag niet zoo inliquide en met zoo groot risico beleggen.
Voor salarissen wordt op die rekening uitgetrokken ƒ4350.—,
terwijl te Haarlem daarvoor uitgetrokken is 15.000.
Spreker heeft eens nagegaan, waaraan dergelijk groot verschil
te wijten is en hem is toen gebleken, dat er te Zwolle drie
van de ophalers voor rekening van de Lichtfabrieken komen.
Ook hieruit blijkt, dat de rekening niet geheel zuiver is.
Spreker heeft naar aanleiding van een vraag, verleden jaar
door Mevrouw van Itallievan Embden gesteld, laten opmaken
een algemeen overzicht van de verschillende ophaaldiensten
in het land, en daaruit blijkt, dat al die diensten met verlies
werken, zoodat het wel een toovenaar zou zijn, die dergelijken
ophaaldienst met winst zou kunnen laten werken.
In dit verband wijst spreker op Zaandam, waar de reeds
sinds ruim 8 jaar bestaande ophaaldienst is opgeheven op
grond, dat het op dezen dienst geleden verlies, in totaal onge
veer f 100.000.niet opweegt tegen het daarmede beoogd
sociaal nut.
Nu heeft de heer Groeneveld te kennen gegeven, dat hij
hoogst waarschijnlijk zijn voorstel om een ophaaldienst in te
stellen zal intrekken en wel omdat hij meent, dat, wanneer
die dienst tegen den zin van Burgemeester en Wethouders
werd ingesteld, het denzelfden weg zou opgaan als met den
ophaaldienst voor schoolgeld, nl. dat deze dienst zou worden
gesaboteerd. Het moge niet zoo scherp gezegd zijn, het kwam
toch daarop neder.
De heer Groeneveld zegt alleen de uitdrukking gebezigd
te hebbenmet onwillige honden is het slecht hazen vangen.
De heer Sanders In elk geval veronderstelt de heer
Groeneveld, evenals bij den schoolgeld-ophaaldienst, tegen
werking van Burgemeester en Wethouders.
De heer Groeneveld Geen medewerking. De Wethou
der heeft er geen hart voor.
De heer Sanders zegt, dat de heer Groeneveld zich hierop
grondt, dat Burgemeester en Wethouders den schoolgeld
ophaaldienst niet verder willen uitbreiden dan tot bedragen
van 0.15 tot f 0.50.