DINSDAG 30 NOVEMBER 1920.
179
Verder zou spreker gaarne vernemen, hoe het staat met
het geneeskundig schooltoezicht. Het is spreker opgevallen,
dat de hoofden van scholen zeer weinig melding maken van
het aantal malen, dat de schoolartsen de scholen bezocht
hebben, en voor de Raadsleden is het niet mogelijk dit te
contröleeren. In het algemeen komen dus de Raadsleden
daarvan weinig te weten. Nu heeft spreker geen voorstel
gedaan om over te gaan tot aanstelling van een vasten school
arts ter vervanging van de 4 schoolartsen van thans, hoewel
hij overtuigd is, dat men, om het geneeskundig schooltoezicht
zoo goed mogelijk te doen functionneeren, beter zal doen
met een vasten geneesheer daartoe aan te stellen, die, omdat
hij niets anders te doen zal hebben, die taak beter en inten
siever zal kunnen verrichten. De geringe uitgaven, aan dezen
maatregel verbonden, wegen ruimschoots op tegen het
groote nut.
De Voorzitter verzoekt den heer Verweij thans zijne
rede te onderbreken en schorst vervolgens de vergadering
tot des avonds uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
op Dinsdag 30 November, des avonds te 1\ uur.
Afwezig is thans Mevrouw van Itallievan Embden.
De Voorzitter deelt mede, dat nog is ingekomen een
adhaesie-betuiging van den Nederlandschen Grafischen Bond
aan het adres van de Afdeeling Leiden van den Algemeenen
Nederlandschen Typografenbond in zake de uitbesteding van
het drukwerk der gemeente, luidende als volgt:
Leiden, 30 November 1926.
Aan de Leden van den Gemeenteraad te Leiden.
Edelachtbare Dames en Heeren.
Naar aanleiding van het ingezonden adres aan den Raad
der gemeente Leiden van de afd. Leiden van den Alge
meenen Nederlandschen Typografenbond, inzake het verzoek
om alleen prijsopgaaf van drukwerk te vragen aan drukkerijen,
welke tot het georganiseerde verband behooren en daardoor
mede-onderteekenaars zijn van de Collectieve Arbeids
overeenkomst, betuigd de afd. Leiden van den Nederlandsche
Grafische Bond hare volle adhaesie.
't Welk doende,
J. G. Valkenburg, Voorzitter.
P. de Bruin, Secretaris.
Zal worden behandeld tegelijk met het desbetreffend adres.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1927.
De heer Verweij zet zijn rede voort en zegt, dat, z. i.
alleen een herhaling van hetgeen in het zesde leerjaar aan
onderwijs is genoten niet voldoende is en het aanbeveling
verdient om het zevende leerjaar eenigszins aantrekkelijk te
maken. Twee jaar geleden heeft hij voorgesteld om in het
zevende leerjaar onderwijs te doen geven in een vreemde
taal en toen is hem tegengeworpen, dat men in een jaartijd
niet een vreemde taal kan leeren. Spreker beaamt dat, maar
zijn bedoeling is alleen om het zevende leerjaar aantrekkelijker
te maken en aan de kinderen een prikkel te geven om, als
zij eenmaal de school hebben verlaten, met het leeren van
die taal voort te gaan.
Spreker betreurt het in hooge mate, dat Burgemeester en
Wethouders afwijzend hebben beschikt op het verzoek van
een schoolhoofd om een proef te nemen met het Dalton
systeem. Spreker kan over dat systeem geen deskundig
oordeel uitspreken, maar wel weet hij, dat het klassikale
stelsel niet zoo goed meer voldoet als vroeger, in dien zin,
dat men steeds zoekende is naar nieuwe onderwijsmethoden.
Ook op het gebied van het onderwijs ontstaan dus nieuwe
richtingen, voorgestaan door menschen met naam en gezag
op onderwijsgebied.
Nu heeft men hier aan een serieus schoolhoofd, dat niet zonder
meer een dergelijke proef wil nemen, maar dat studie van
de zaak heeft gemaakt en overleg heeft gepleegd met de
ouders van de desbetreffende kinderen, het nemen van die
proef verboden. Het ligt op den weg van een gemeentebestuur
om dergelijke proeven te steunen, te meer als dergelijke ver
zoeken uit het personeel zelf komen en dus niet van boven
af worden opgelegd. Spreker zal dan ook vóór het voorstel
van den heer Knuttel stemmen.
Wat sprekers voorstel tot uitbreiding van het aantal
U. L O.-scholen met één betreft, de in 1921 ingevoerde reor
ganisatie van het onderwijs maakte mogelijk tot afschaffing
van de z.g. standenscholen te geraken. Het heeft weinig zin
er over uit te wijden, hoe en in hoeverre dit is geschied,
maar ook thans heeft men feitelijk nog de tweede en derde
klassescholenalleen hebben zij andere namen. Ook in ver
band met. de nivelleering der schoolgelden zijn vele ouders
zich meer gaan interesseeren voor den aard van het onderwijs
en vragen zij om de kinderen te plaatsen op z.g. tweede
klassescholen.
Het kan het College bekend zijn, dat telken jare vele
ouders moeten worden teleurgesteld, hetgeen zij als een
onrecht gevoelen. Zij komen dan de tusschenkomst van spreker
inroepen om recht, te krijgen. Dit laatste moest niet noodig
zijn en de Raad dient zonder meer tegemoet te komen aan
de wenschen der ouders op dit gebied, te meer waar in de
toekomst het aantal aanvragen om geplaatst te worden op
een 2de klasseschool zal blijken toe te nemen. Waar groote
groepen van menschen de ouders er toe trachten te brengen
om aan de opvoeding van hun kinderen, speciaal op onderwijs
gebied, hoogere eischen te stellen, dient de gemeente met
die eischen rekening te houden. Er is dan ook alle aaideiding
om een opleidingsschool voor U. L. O. meer te stichten en
dit kan zonder kosten voor de gemeente gebeuren, omdat
men een 3e klasseschool er voor kan inrichten.
Ten slotte wijst spreker er op, dat door den tegen woordigen
toestand de gelijkstelling op onderwijsgebied in het gedrang
komt, omdat er, zooals hij vernam, ouders zijn, die, als zij
hun kinderen niet op een openbare school 2de klasse ge
plaatst kunnen krijgen, hen naar een bijzondere school sturen.
Dat mag de gemeente niet bevorderen.
Verder heeft spreker voorgesteld om de wenschelijkheid
uit te spreken, dat in het uitbreidingsplan der gemeente zal
worden voorzien in de behoefte aan speel- en sportterreinen.
Er is in deze gemeente gebrek aan dergelijke terreinen,
waarvan spreker meermalen het nut heeft aangetoond; het
is verkeerd, dat voetbalvereenigingen in üegstgeest moeten
gaan spelen, en bovendien ontgaan daardoor aan de gemeente
inkomsten. Men dient den ingezetenen zooveel mogelijk ter
wille te zijn en vandaar sprekers voorstel.
Spreker wil ten slotte een opmerking maken, welke in het
bijzonder voor zijn partijgenooten is bedoeld.
Sprekers partijgenooten zijn, evenals spreker zelf, zeer
geprikkeld door het optreden van den heer Spendel. Misschien
zouden zij behoefte gevoelen op die rede in te gaan. Spreker
geeft hun in overweging dat niet te doen, omdat de heer
Spendel zich daarmede zelf heeft bloot gegeven en gedupeerd.
Het is verstandig om op deze redevoering, die spreker voor
den Gemeenteraad minderwaardig vindt, niet verder in te gaan.
De heer Baart heeft het woord gevraagd, omdat zijn vragen
in de October vergadering door Burgemeester en Wethouders
niet bevredigend zijn beantwoord. Wat de door spreker voor
gestelde wederinvoering van de 45-urige werkweek betreft,
spreker weet wel, dat pas eenige jaren geleden de Raad be
sloten heeft tot invoering van de 48-urige werkweek, maar
de sociaal-democraten staan op het standpunt, dat die niet
van blij venden aard behoeft te zijn en dat, waar mogelijk,
de 45-urige werkweek weder moet worden ingevoerd. Wan
neer hier de 8-urige werkdag wordt ingevoerd, zou dit voor
de gemeentefmanciën niet van groote beteekenis zijn, omdat de
verbeteringen in de techniek het zeer zeker mogelijk maken
hetzelfde werk, als thans gedaan wordt in 81/» uur, in 8 uur
te doen.
De arbeiders zullen daardoor ook in de gelegenheid zijn,
zich meer op ander terrein te bekwamen en wat meer aan
het gezinsleven deel te nemen.
Het zal den Raad misschien verwonderen, dat spreker
daartoe geen voorstel heeft gedaan, doch spreker heeft dat
nagelaten, omdat hij de overtuiging heeft, dat zulk een voor
stel toch zou worden verworpen. Hij hoopt nog eens te zullen
beleven, dat de samenstelling van den Raad zoo zal zijn, dat
hij zijn denkbeelden op dit gebied kan verwezenlijken. Het
is wel waar, dat niet alleen te Leiden de 48-urige werkweek
is ingevoerd, maar er zijn toch ook enkele gemeenten, waar
de 45-urige werkweek is gehandhaafd. De 48-urige werkweek
is blijkbaar voor Burgemeester en Wethouders het minimum,
maar voor sprekers fractie is zij het maximum en, als deze
over wat meer macht beschikte, zou zij kans zien de 45-urige
werkweek in te voeren zonder groote bedrijfsschade te ver
oorzaken.
Verder heeft spreker gevraagd, hoe het komt, dat het ge
meentebestuur nu al zooveel jaren wacht met het aanstellen
van losse arbeiders in vasten dienst. Hij herinnert aan het
feit, dat dit jaar de losse bankwerker, de heer Verver, door
een ongeval is komen te overlijden en dat het gezin van dien
man, ofschoon hij bijna 8 jaar onafgebroken in dienst van de
gasfabriek is geweest, door de gemeente aan zijn lot is over
gelaten. Men ziet daaruit, welke gevolgen uit de houding van
Burgemeester en Wethouders kunnen voortvloeien! Die man