MAANDAG 29 NOVEMBER 1926. 163 verkondigd, dan wordt speciaal de begrootingsarbeid op den voorgrond gesteld. Er is spreker gevraagd: waarop kunt gij wijzen? Welnu, er kan gewezen worden op hetgeen voor goeds in den loop van dit jaar door de gemeente is tot stand gebracht. Er zijn ontegenzeggelijk verschillende goede voorstellen gedaan, aan genomen en ten uitvoer gebracht, en dit door leden van de burgerlijke partijen. De thans ingediende voorstellen zijn niet gegrond op de practische uitvoerbaarheid. Zoo b.v. het voorstel betreffende de gemeentelijke levensmiddelenvoorziening. Spreker heelt in de sectie-vergadering gezegd: praat er niet lang over, maar toon aari, dat het goed is; en, wanneer het goerl blijkt te zijn, dan zal ik mij er mede vereenigen. Spreker is niet dogmatisch en meent niet, dat de levensmiddelen voorziening altijd en per se in handen van particulieren moet zijn, ook wanneer mocht blijken, dat de gemeente het beter zou kunnen doen. Maar de S. D. A. P. staat wel op dogmatisch standpunt, en meent, dat de gemeente die voorziening moet ter hand nemen, ook zonder dat zij kan aantoonen, dat dit beter zou zijn. Dat hqeft de heer van Eek ook niet kunnen aantoonen. Zelfs heeft hij niet kunnen aantoonen, dat do gemeentelijke levensmiddelenvoorziening even goed zou zijn. Wat de uitkeeringen aan werkloozen betreft, in deze be langrijke aangelegenheid neemt de S. D. A. P. een andere houding aan, dan de Christelijke Partijen. Zij erkent, dat een werklooze minder moet hebben dan iemand, die arbeidt, omdat anders de prikkel tot arbeiden verloren gaat. Het verschil loopt alleen over de vraag, hoeveel ffe werklooze minder moet hebben. De S. D. A. P. neemt in deze een halfslachtige houding aan. De heer van Eek c.s. meent, dat men ook hier de mensche- lijke barmhartigheid moet beoefenen. Wanneer men echter erkent, dat de gemeentelijke uitkeering aan werkloozen altijd moet blijven zelfs beneden een laag loon, dan moet die barm hartigheid ook gepredikt worden naar den anderen kant, naar den kant van de particulieren; dan moet ook eens aan de particuliere liefdadigheid voorgehouden worden, dat zij zal moeten bijpassen; dan moeten in vakbonden ot' standsorgani saties fondsen gevormd worden om de uitkeeringen van de overheid aan te vullen. Laat de heer van Eek dan ook dien particulieren steun prediken en trachten dien ook eens in toepassing te brengen! Aan het organiseeren van liefdadig heid en barmhartigheid doet de S.D.A.P. totaal niets. Van de voorstellen op belastinggebied, door den heer van Eek ingediend, is de wenschelijkheid in de practijk niet aangetoond. Als men zegt, dat het niet zoo erg is, wanneer de millionairs 25% van hun inkomen aan belasting betalen, dan maakt een dergelijke bewering in een verkiezingsstrooi biljet misschien indruk, maar de practijk wijst uit, dat er te Leiden weinig millionairs zijn, terwijl men, als men hen zooveel liet betalen, groote kans liep, dat zij de gemeente verlieten. Er zijn te Leiden weinig groote vermogens en zelfs weinige middelmatige vermogens, zoodat het, als men van de allerlaagste inkomens minder belasting gaat heften, waar voor, als het kon, spreker zelf ook veel zou gevoelen de vraag is, of men daardoor niet te veel hen drukt, die iets meer dan die laagste inkomens hebben. Dat gevaar is buitengewoon groot. Men noemt het indienen van dergelijke voorstellen daden; inderdaad heeft de S. f). A. P. zich echter beperkt tot woorden en tot enkele voorstellen, waarvan de practische uitvoerbaar heid niet is aangetoond. De heer van Eek heeft zich op opmerkelijke wijze tegen gesproken. Hij heeft een idealistische toekomst in het vooruit zicht gesteld, waarin de gemeenten, waar weinig belasting wordt betaald, aan gemeenten als Leiden, waar de belasting zwaar drukt, bijdragen zullen geven, maar een oogetiblik daarna heeft hij het veroordeeld, dat de gemeente Leiden zoo iets ai doet, toen hij namelijk een schril beeld ophing van de winst, die uit de verpleging van geesteskranken wordt gehaald. Kort geleden is het verpleeggeld voor Endegeest met 25.— verminderd. Spreker gevoelde daar niet veel voor, pmdat hierdoor de winst uit de gestichten met 15000. vermindert, ter wij 1 daarvan slechts 750.ten goede komt aan particulieren en f 14250.vloeit in de kassen van ge meenten, waarvan vele het beter kunnen betalen dan Leiden. Het klinkt dus prachtig, als er wordt gezegd, dat op de ver pleging van arme krankzinnigen geen winst mag worden behaald, maar men vergeet er bij te zeggen, dat van beper king der winst door verlaging van de verpleegkosten bijna geen cent aan de verpleegden zelf ten goede komt, doch wel aan de gemeenten, die de verpleegkosten voor hen betalen. Ten slotte de medezeggenschap. Over het algemeen is spreker het eens met hetgeen de heer van Eek hierover gezegd beeft. Spreker is het niet eens met de socialistische medezeggenschap, miar wel met de medezeggenschap, zooals de heer van Eek die hier uiteengezet heeft. Het is hier alleen de quaestie, hoe men die medezeggen schap piactisch moet regelen. Spreker meent, dat bij inrichtingen als de Lichtfabrieken de medezeggenschap het best geregeld wordt op deze manier, dat de directie overleg pleegt met het personeel en dit zijn meening laat zeggen, en dat de directie op haar beurt weder overleg pleegt met Commissarissen der Lichtfabrieken. De heer van Eek zegt: het is niet geregeld. Spreker wijst op het bestaan van de dienstcommissie, welke zaken behandelt als waarover de heer van Eek spreekt. Daar kan zeker gesproken worden over de vraag, b.v. hoe onlangs de stagnatie in de electrische centrale is ontstaan, of dat niet te wijten zou zijn aan te groote zuinigheid, enz. Wanneer de directeur de daaromtrent gemaakte opmerkingen verneemt, dan zal hij wel degelijk verplicht zijn om die over te brengen aan Commissarissen. Zoodoende krijgt men een gezonde ver houding, welke echter groot gevaar loopt, wanneer Directie, Commissarissen en personeel gezamenlijk moesten gaan be raadslagen. Den Katholieken is er een verwijt van gemaakt, dat zij wat betreft het verbod van het houden van optochten met muziek op Zondag steeds medegegaan met Burgemeester en Wethouders. De Katholieken moeten dat wel doen, omdat Burgemeester en Wethouders die zaak in handen hebben, doch ook overigens zou spreker persoonlijk met Burgemeester en Wethouders in dezen medegaan. De heeren wijzen op het Zuiden. Daar zijn dergelijke op tochten op Zondag heelemaal niet erg, evenmin als in socia listische streken socialistische optochten erg zouden zijn. Maar wanneer men hier op Zondag optochten van allerlei richting zou gaan toestaan, dan bestaat er gevaar voor botsingen, voor verstoring van godsdienstoefeningen enz. De heer van Stralen vraagt: hoe denkt ge over processies? Processies zou spreker te Leiden ook niet wenschen. Nu weten de heeren het! Persoonlijk heeft spreker het medegemaakt, dat deelnemers aan een optocht van de S.D.A.P. vóór de kerk aandellarte- brug, terwijl zij open stond, op gioote toeters bliezen en joelden en schreeuwden. Spreker zal dit dezen menschen, waar zij niet allen het voorrecht hebben gehad een dergelijke ontwikkeling te ont vangen als de heeren hier, niet al te kwalijk nemen, maar dit neemt niet weg, dat, als dergelijke optochten op groote schaal op Zondag werden toegestaan, dit tot aller lei onaan genaamheden zou leiden. Sprekers stelling, dat van de voorstellen der S.D.A.P. de practische uitvoerbaarheid niet is aangetoond, geldt ook bij voorbeeld van voorstellen van den heer van Stralen, onder andere van dat, hetwelk strekt om verschillende werken te doen uitvoeren. Deze heeft verschillende werken op een hoop gegooid en zegt dan, dat die spoedig moeten worden uitgevoerd, terwijl op geen stukken na is te becijleren, welk bedrag, misschien wel een millioen, daarmede gemoeid zal zijn. Zulk een voor stel kan men geen »daad" noemen, het is louter propaganda! De Roomsch-Katholieke leden stemmen om de aangegeven redenen slechts zelden voor de voorstellen van de S.D.A.P. Zij willen medewerken met Burgemeester en Wethouders, voorzoover hun voorstellen door hen kunnen worden aan vaard, zich daarbij alle vrijheid voorbehoudende om critiek uit te oefenen ert om te trachten verbeteringen aan te brengen, als zij dat noodig achten. In geen geval wenschen zij het beleid van-Burgemeester en Wethouders te bemoeilijken en een goed beleid zelfs onmogelijk te maken door maar voor stellen te steunen, waarvan de practische uitvoerbaarheid niet is aangetoond. De heer van Stralen is met den heer van Eek van oor deel, dat de werkloosheid een zeer belangrijke aangelegenheid is, die het gewenscht is bij de begrooting te behandelen. Spreker heeft tot taak er enkele opmerkingen over temaken, die van critischen aard zullen zijn, wat het beleid van Bur gemeester en Wethouders betreft, maar daarnaast zal hij trachten iets in het belang van de werkloozen te bereiken. Men zal het wellicht spreker en de zijnen kwalijk nemen, dat zij critiek uitoefenen op het beleid van het College in dezen, en men zal zeggen, dat zij altijd critiseeren, maar de houding, door het College met betrekking tot het werkloos heidsvraagstuk steeds aangenomen, wettigt volkomen critiek daarop. Een leekenend feit is, dat tot nog toe Burgemeester en Wethouders nooit eigener beweging gekomen zijn met voor stellen ter verbetering van de werkloosheidszorg. Alles wat in den loop der jaren verkregen is: verhooging van de normen van de uitkeeringen van het Burgerlijk Armbestuur, de instel ling van een steuncommissie, de cokesverstrekking tegen verminderden prijs, de Kersttoeslag, dat alles is door den Raad aan Burgemeester en Wethouders opgedrongen. Daar naast erkent spreker echter gaarne, dat Burgemeester en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 7