MAANDAG 29 NOVEMBER 1926.
159
dien, of tie Voorzitter order wil geven om meer personen
toe te laten.
De Voorzitter antwoordt, dat hij daarop de aandacht van
den concierge zal vestigen.
Voorts verzoekt spreker om in de avondvergaderingen het
rooken eenigermate te beperken, omdat het anders in de zaal,
vooral voor de dames, te benauwd wordt.
Ten slotte verzoekt spreker, aangezien er nog een verga
dering met gesloten deuren moet plaats hebben, den leden,
die vragen hebben te stellen, die zij liever niet in het open
baar doen, of zaken van persoonlijken aard hebben te bespre
ken, daarmede te wachten totdat de deuren gesloten zijn.
Aan de orde is alsnu:
I. Voorstel tot vaststelling van een tabel van afschrijvingen
voor de vaste bezittingen der Gasfabriek en der Electriciteits-
fabriek.
(Zie lug. St. No. 258).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
II. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1927.
(Zie Ing. St. No. 191.)
Bij de algemeene beschouwingen komen tevens in behan
deling de desbetreffende voorstellen en motie's, alsmede:
le. het verzoek van de afd. Leiden van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers, in zake het beschikbaarstellen van
gelden ten behoeve van schoolreisjes van kinderen van onver
mogende ouders, met de daaraan ingekomen adhaesiebetuigin-
gen van den Bestuursraad van den Centralen Ouderraad en
van het bestuur van de afd. Leiden van het Nederlandsch
Onderwijzersgenootschap
2e. het adres van den Leidschen Bestuurdersbond, in zake
de uitvoering van plannen tot werkverruiming en werkver
schaffing enz., met de daaraan ingekomen adhaesiebetuiging
van de afd. Leiden van den Alg. Nederl. Bouwarbeidersbond
3e. de interpellatie van den heer Sijtsma inzake de benoe
ming van eenige onderwijzeressen bij het openbaar lager
onderwijs.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer van Eck zegt, dat 1927 een zeer belangrijk jaar
is, omdat in den loop daarvan de meesters van de leden
van den Raad, de kiezers, uitspraak zullen doen, of de Raads
leden al of niet aan de van hen gekoesterde verwachtingen
hebben voldaan en of zij al of niet hebben gehandeld over
eenkomstig de door hen bij hun candidaatstelling verkondigde
beginselen. Vooral ook voor de sociaal-democraten is het
intredende jaar belangrijk, omdat zij zich op bepaalde voor
waarden bereid hebben verklaard zitting te nemen in het
College van Burgemeester en Wethouders.
Bij de algemeene beschouwingen over de begrooting is het
de plicht der sociaal-democraten om meer algemeen aan te
geven, hetgeen de gemeentepolitiek naar hun meening moet
nastreven. Het hoofddoel nu van de gemeentepolitiek moet
zijn de bestaanszekerheid van elk ingezetene der gemeente
zooveel mogelijk te bevorderen; het is niet mogelijk om de
maatschappij in het algemeen tot hooger peil op te voeren,
wanneer het geloof van den mensch in de gemeenschap en
dat van den mensch in den mensch ophoudt te bestaan. Het
zal dus de taak van de gemeente zijn, om zooveel in haar
vermogen is bij alle ingezetenen de overtuiging te vestigen,
dat er nog een gemeenschapsorgaan bestaat, hetwelk er naar
streeft, dat ieder behoorlijk in zijn levensonderhoud kan
voorzien. In de gemeentepolitiek wenscht spreker dus een
zeer sterk moreel element te leggen en daarvan moet ook
de begrooting getuigen.
In en vooral ook door het kapitalisme is de bevolking in
hooge mate gedemoraliseerd en ter neer gedrukt; het zal
daarom de taak van de gemeenschap, dus ook van de ge
meente, zijn, om voor geleidelijk herstel te zorgen.
Men zal misschien zeg ree, dat de ontwerper van de
Gemeentewet een dergelijke taak van de gemeente niet heeft
bedoeld, maar het is niet verboden, dat de sociaal-democraten
van de bepalingen dier wet gebruik maken om hun doel na
te streven, vooral ook omdat de socialistische beginselen ook
in deze gemeente door een steeds groeiend deel der bevolking,
dat reeds op lU kan worden gesteld, worden aangehangen.
Daaraan ontleenen zij het recht om bij deze algemeene be
schouwingen hun denkbeelden op den voorgrond te brengen.
Niet, zooals in andere jaren, is bij deze begrooting de
bezuiniging op den voorgrond gesteld, al komt zij hier en
daar te voorschijn. Iri het algemeen is spreker een voorstander
van bezuiniging, mits men er daar mede begint, waar over
vloed en weelde is. En aangezien de gemeente zich in het
algemeen niet schuldig maakt aan verkeerde uitgaven
misschien is er alleen op de hooge tractementen iets te
bezuinigen zal de bezuiniging moeten worden toegepast
op de levenswijze der gegoeden, die dooi' hooge belastingen
zullen moeten worden gedwongen om in deze arme maatschappij,
het product van het kapitalisme, hun uitgaven zooveel moge
lijk te beperken. Om dat doel te bereiken hebben de sociaal
democraten macht, middelen en geld noodig. Voor de uitoefe
ning van de macht is in dé eersle plaats noodig het veldwinnen
van de socialistische idee onder de bevolking. Blijkt zulks
het geval te zijn, doordat de S. D. A.P. bij de volgende
verkiezingen aan invloed in den Raad wint, dan zijn de
sociaal-democraten bereid onder de volgende voorwaarden
zitting te nemen in het College van Burgemeester en Wet
houders.
Vooreerst moeten er twee van hen tot Wethouder worden
gekozen; de ervaring toch leert, dat een college van 5 leden
niet van karakter verandert, als er één lid met geprononceerd
andere denkbeelden in zit, terwijl dit wel het geval is, als
het twee zoodanige leden telt; tot zekere hoogte wordt het
dan een gemengd burgerlijk-socialistisch college. Zou die eisch
niet verwezenlijkt worden, dan zal het zitting nemen in het
College een groote teleurstelling worden. L)ie eisch is ook
niet overdreven, omdat de anti-revolutionaire fractie van 4
leden één vertegenwoordiger in het College heelt en de
Christelijk-Historische fractie van 6 leden daarin door twee
personen is vertegenwoordigd, n.l. door Wethouder Meijnen
en den Burgemeester.
Als tweeden eisch stellen zij, dat er in den Raad een meer
derheid is, bereid om bepaalde programeischen te verwezen
lijken.
Behalve van het aantal Raadsleden hangt de macht der
sociaal-democraten ook af van de samenstelling van de
colleges van Gedeputeerde Staten, van de samenstelling der
Regeering en van den steun, dien het socialistisch streven
bij de proletarische massa vindt.
Voorts zijn noodig allerlei maatregelen in het belang van
de groote massa, waaronder de werkverruiming op den voor
grond treedt. Het is noodig zooveel mogelijk productief werk
te doen verrichten, werk, dat nuttig is en dat ook de belang
stelling der werkers opwekt. Spreker is geen tegenstander
van werkverschaffing, maar deze staat toch ver ten achter
bij werkverruiming.
Over de werkloosheid kan nooit genoeg gesproken worden,
omdat zij, nog afgezien van de stoffelijke ellende, die zij in de
door haar getroffen gezinnen brengt, ook in het algemeen
een noodtoestand op zedelijk gebied beteekent. Bij een der-
gelijken noodtoestand, waarbij krachtige en goedwillende
menschen tot maatschappelijk nietswaardigen worden verlaagd,
mag men zich niet neerleggen. En, evenals toen de oorlog
dreigde, geen offers te zwaar waren om de bevolking tegen
den oorlog en zijn economische gevolgen te vrijwaren, zijn
ook thans, nu het om de geestelijke redding van een belang
rijk deel der bevolking gaat, groote offers gerechtvaardigd.
Voor met dit doel ondernomen productieve werken, die blijvend
nut afwerpen, is leenen geoorloofd.
Behalve werkverruiming is ook noodig de zorg voor behoor
lijke uitkeeringen aan de werkloozen en de door het Burger lijk
Armbestuur bedeelden, alsmede voor een behoor 1 ijke belooning
van allen, die in gemeentedienst zijn. In een gemeente als
Leiden, waar vele gegoeden wonen, mag niet worden geduld,
dat er honderden gezinnen zijri, waarin vaak het noodigste
ontbreekt en niet voldoende zorg kan worden besteed aan de
opvoeding der kinderen.
Vraagt men spreker, waar het geld voor deze sociale voor
zieningen vandaan moet komen, dan antwoordt hij, dat zij ten
laste van de gegoeden moeten komen in den vorm van hooge
belastingen, want het socialisme kan eerst geleidelijk orde en
welvaart brengen. Men moet er zich toch al over verbazen,
dat bij de slordige en onbeholpen productiewijze van thans,
de ellende niet grooter is. Yoorzoover het geen overheidsbe
drijven zijn, is alles aan het toeval overgelaten. Ook Kautsky
meent, dat grootere weistan 1 eerst bereikt zal worden na de
democratiseering der bedrijven.
Wanneer men wil, dat de publieke lichamen de noodige
sociale voorzieningen treffen, dan kan men met een progres
sieve belasting, zooals die thans in het algemeen wordt ge
heven, niet volstaan, maar zal men een ander denkbeeld in
toepassing moeten brengen, dat Wibaut onlangs aldus formu
leerde: de socialistische theorie ten opzichte van belasting
heffing is, dat wij niet bepalen wat wij van de trekkers van
groote inkomens zullen nemen, maar wat wij bij hen zullen
laten. Men moet er niet tegen opzien om het percentage, dat
de bezitters van groote inkomens moeten betalen, nog wat
hooger op te voeren; zonder deze groote bron van inkomsten