MAANDAG 29 NOVEMBER 1926.
169
gekomen, dat bij werkelijke revolutie de met het communisme
samenwerkende geest onder de Engelsche arbeiders een ont
zaglijken stoot heeft gekregen. En met het oog op de inter
nationale moeilijkheden van dit land ten opzichte van zijn
positie als middelpunt van het Britsche imperium acht spreker
dit een stap van groote beteekenis.
In de tweede plaats valt te wijzen op hetgeen geschiedt
in het Oosten, waar in China de volksbeweging zich onweer
staanbaar voortzet, ten gevolge waarvan het Europeesch
kapitaal dreigt verdreven te worden uit een van zijn haast
onbeperkte exploitatiegebieden, hetgeen van ontzaglijke be
teekenis zal zijn voor den wereldhandel van Europa.
Men kan het ook niet geheel losmaken van wat er in
Nederlandsch Indië gebeurt. Thans heelt men daar nog te
doen met een schuchter begin van een onhandig opgezette
volksbeweging, maar dat zal gevolgd worden door ernstiger
beroeringen, waardoor het winstobject, waarvan Nederland jaar
lijks 2000 millioen gulden binnensleept, ernstig bedreigd wordt.
De Voorzitter verzoekt den heer Knuttel om weder terug
te keeren tot Nederland, aangezien ook andere leden nog.
willen spreken.
De heer Knuttel constateert, dat hij thans voor de eerste
maal gedurende zijn lidmaatschap van den Raad een uitnoo-
diging krijgt om zijn redevoering nog wat voort te zetten.
Spreker stond op het punt om te eindigen en zal daarom op
deze uitnoodiging niet ingaan. Hij acht het niet noodig om
thans nog weder over détailkwesties te spreken en zal het
hierbij voor het oogenblik laten.
De heer Groeneveld wil in de eerste plaats terugkomen
op het door hem in de secties besproken denkbeeld van
instelling van een ophaal- en stortingsdienst. Dit is een oud
onderwerp.
De heer Oostveen besprak het reeds in 1919 en spreker
heeft het twee jaar geleden behandeld. De Wethouder deelde
toen mede, dat de zaak in studie was. Thans is er door den
Gemeente-ontvanger een rapport over uitgebracht, waarin
hij tot de conclusie komt, dat invoering van een ophaal- en
stortingsdienst voor Leiden wel mogelijk is. Niettemin willen
Burgemeester eri Wethouders er niet aan, omdat zij met
het oog op de gemeentefinanciën de zaak te gewaagd vinden.
In verschillende plaatsen, waar een dergelijke dienst bestaat,
zijn de resultaten uiteenloopend te Zwolle wordt ƒ30.000.
winst gemaakt, in andere plaatsen werkt men met verlies
maar spreker meent, dat bij een verstandig beheer zulk een
dienst aan de gemeente geen geld behoeft te kosten. Al
moest echter de gemeente er wat geld bijleggen, spreker
zou toch een dergelijken dienst in het belang van de bevol
king achten, vooral als er een wekelijksche inning werd
ingesteld. Het grootste deel der bevolking heeft inkomsten
bij de week en een algemeene kwaal van de menscheu is
traagheid in het betalen van belasting, waardoor de belasting
schuld vaak tot groote bedragen oploopt. Beloopt die schuld
voor een arbeidersgezin 50.of f 100.dan is die niet
meer te betalen, met het gevolg, dat de Ontvanger beslag
legt op het loon van den man, de menschen dan vaak naar
voorschot-woekerbanken worden gedreven en het gezin wordt
geruïneerd. Maakt men de betaling gemakkelijk door een
ophaal- en stortingsdienst, dan voorkomt men veel misère.
Spreker zal misschien zijn voorstel intrekken, omdat het
met onwillige honden slecht hazen vangen is; als de Wet
houder niet alles doet om zulk een dienst te doen slagen,
komt er niets van terecht en is de zaak binnen een paar
jaar stuk.
Dan is men nog verder van huis. Er is hier reeds een
voorbeeld van. Er bestaat hier een ophaaldienst voor school
geld, maar die haalt alleen bedragen op van ten hoogste
0.50 per week en niet de hoogere schoolgelden. Zoodoende
wordt de dienst, in verhouding tot het geïnde bedrag, zoo
buitengewoon kostbaar, dat het op den duur tot een misluk
king moet leiden.
Ook heeft spreker in de secties gevraagd, of er niets tegen
te doen is, dat auto's en andere voertuigen uren lang op
den openbaren weg worden gestald, hetgeen overal in de
gemeente gebeurt. Burgemeester en Wethouders antwoorden,
dat deze zaak de aandacht van het College heeft en dat
overleg zal gepleegd worden met den Commissaris van Politie.
Het wordt meer dan tijd, dat op dit stuk een voorziening
getroffen wordt, want de openbare weg is toóh zeker voor
het verkeer en geen garage voor allerlei voertuigen.
Natuurlijk moeten auto's en andere voertuigen in de gele
genheid zijn om te laden en te lossen; daaraan zal niets te
doen zijn; maar men kan niet toelaten, dat men die wagens
uren lang op dezelfde plaats laat staan. Men zou kunnen
voorschrijven, dat het plaatsen van .dergelijke voertuigen aan
zekeren tijd is gebonden, en verder Burgemeester en Wet
houders plaatsen kunnen laten aanwijzen voor het stallen
van die wagens, waar dit niet hinderlijk is voor het verkeer.
Spreker heeft ook gevraagd om rijwielpaden te maken op
de Hooigracht. Het antwoord daarop is, dat dit zal overwo
gen worden, als de Hooigracht zal worden verstraat. Dat kan
evenwel nog lang duren en spreker zou gaarne zien, dat men
er eerder mede begon.
Ook heeft spreker gevraagd, waarom in de Korevaarstraat
slechts aan één zijde een rijwielpad is gemaakt. Het aanwezige
rijwielpad is te smal voor dubbel vei keer, waardoor een
uitwijkende wielrijder het rijwielpad moet verlaten en op de
linkerzijde van den rijweg terecht komt, wat steeds gevaar
oplevert. In deze breede straat zou zeer goed ook aan de
andere zijde een rijwielpad te maken zijn.
Bovendien heeft spreker gevraagd, waarom dat rijwielpad
is gemaakt van oen plaveisel, dat niet afsteekt tegen dat van
den rijweg, wat wel het geval is op andere plaatsen, waar
men rijwielpaden van cementen tegels aantreft, dus van
materiaal, dat niet duurder is dan straatklinkers.
Op de vraag van spreker, of Burgemeester en Wethouders
hun aandacht wilden schenken aan de autobusdiensten, heb
ben zij geantwoord, dat dit een zaak is, die hun niet aangaat.
Spreker acht dat standpunt niet juist, omdat de verbinding
der verschillende stadswijken een kwestie van algemeen
belang is.
Spreker beveelt deze zaak nogmaals in de aandacht van
het College aan.
Spreker heeft ook verzocht de bekende luifel aan een pak
huis aan den Ouden Rijn te doen verdwijnen. Lie luifel,
welke last oplevert voor het verkeer, vooral ook omdat aan
den waterkant een hijschkraan is opgesteld, wordt telkens
stuk gereden en spreker ziet niet in, waarom dat ding niet
kan verdwijnen.
In tegenstelling met Burgemeester en Wethouders kan
spreker er niets moois aan ontdekken en hij heeft ook nooit
gehoord, dat iemand die luifel mooi en antiek vond; misschien
kan zij wel aangebracht worden vóór een anderen gevel in
de stad, waar zij beter past en niet hinderlijk is.
Naar aanleiding van den aandrang van spieker om vaste
verkeersagenten aan te stellen, wordt in de stukken mede
gedeeld, dat er geen afzonderlijke verkeersagenten bestaan
en het geheele politiecorps met dien dienst is belast.
Spreker vindt dat verkeerd en onverantwoordelijk, omdat
er agenten zijn, die voor de regeling van het verkeer absoluut
niet deugen, zoodat zij op zulk een verkeerspost meer kwaad
dan goed doen. Spreker zou dus een vast corps verkeers
agenten aangesteld willen zien.
In de secties is ook gesproken over het verkeer in de
Watersteeg en daarop is geantwoord, dat het auto-en rijwiel-
verkeer in die steeg is verboden. Spreker ziet niet in, waarom
het noodig is het verkeer daar in beide richtingen te ver
bieden hij zou het van af de Hoogewoerd wel willen toe
laten, omdat daarbij geen gevaar dreigt.
Verder diingt spreker aan op plaatsing van een verkeers
agent op de kruising PelikaanstraatHaarlemmerstraat.
Burgemeester en Wethouders zeggen wel, dat, wanneer de
scholen uitgaan, daar een verkeersagent staat, maar dat is
niet voldoende.
Als er ergens voortdurend een verkeersagent noodig is, dan
is het daar, waar geen uitzicht is, doordat twee nauwe ver
keerswegen elkaar kruisen.
Ook heeft spreker aanbevolen, om een proef te nemen met
het aanbrengen van verkeerslijnen op de straat. Burgemeester
en Wethouders antwoorden, dat dit in verschillende andere
plaatsen reeds gebeurt en dat zij het zullen overwegen.
Spreker ziet niet in, waarom het hier nog overwogen moet
worden. Een proef kost maar weinig geld; slaagt zij niet,
dan scheidt men ermede uit.
De heer Heemskerk heeft met verwondering den heer van
Eek hooren zeggen, dat één vierde van de Leidsche bevolking
de beginselen zijner partij was toegedaan en dat hij dus het
recht zou hebben om namens één vierde der bevolking te
spreken.
Weliswaar maakt het aantal socialistische Raadsleden on
geveer één vierde gedeelte van den Raad uit, maar spreker
beschouwt de zaak van een ander standpunt. Hij meent, dat
de sociaal-democraten in dat opzicht wel wat optimistisch
zijn. Bij de verkiezingen blijkt ten duidelijkste, dat naast de
menschen, die principieel op een partij stemmen, een groote
schare van kiezers zich door andere overwegingen, b.v. door
economische, laat leiden om hun stem nu eens aan de eene
en dan weer aan een andere partij te geven. Dat kan wel
aan alle partijen ten goede komen, maar spreker meent, dat
dit 't minst het geval is bij de partijen der rechterzijde en
het meest bij de S.D.A.P., hetgeen een gevolg is van de
propaganda en het werken op de volksstemming, waaraan
die partij veel doet. Het is van belang dat eens onder het
oog te zien in verband met de voorstellen, welke van dien
kant worden ingediend en die in den regel ook niet sociaal-