MAANDAG 22 NOVEMBER 1926.
147
Mendèls geheel eens, dat volgens de heerschende rechts
opvattingen de Burgemeester omtrent de politie geen ver
antwoording schuldig is aan den Raad, doch er is geen enkele
wetsbepaling, die den Burgemeester verbiedt, om in een
moeilijk geval als het onderwerpelijke ook eens het gevoelen
van den Raad in te winnen.
Wanneer men den Raad in dezen zekere medezeggenschap
geeft, beteekent dit nog niet, dat de verantwoordelijke Burge
meester niet zelf de beslissing zou mogen nemen. Een
democratisch bewindsman moet er z.i. prijs op stellen in
dezen het oordeel van de vertegenwoordigers der ingezetenen
te kennen.
De Voorzitter zegt daarnaar in het geheel niet verlangend
te zijn; het zou kunnen zijn, dat de meerderheid van den
Raad het met het genomen besluit volkomen eens was, maar
draaide de meerderheid om, dan zou men weder een andere
beslissing moeten nemen. Waar blijft dan de onpartijdigheid
Dat is een mooie democratie!
Ook gaat het sustenu van den heer van Eek niet op, dat
geoorloofd is, wat niet verboden is; er zijn ontelbare dingen
niet geoorloofd ten opzichte waarvan toch geen uitdrukkelijke
verbodsbepaling bestaat.
De wet schrijft uitdrukkelijk voor, dat de Burgemeester
zelfstandig, dus volgens eed en geweten, een beslissing neemt
doet hij dit niet, dan kan men hem aanklagen bij de Kroon,
die hem dan eventueel ontslaat of niet herbenoemt.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders om het
gevraagde verlof niet te verleenen, wordt met 18 tegen 10
stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Wilmer, van Hamel, Wilbrink,
Splinter, Schoneveld, Coster, Deumer, Heemskerk, Bergers,
Spendel, van Tol, Eikerbout, van der Reijden, Sanders,
Reimeringer, Meijnen, Mulder en Eerdmans.
Tegen stemmen: de heeren Schüller, van Stralen, Kooistra,
vanÈck, Verweij, Sijtsma, Dubbeldeman, Witmans, de dames
Dietrichde Rooy en van Itallievan Embden.
7°. Mededeeling van Mej. P. Thielman, dat zij niet meer
in aanmerking wenscht te komen voor eene benoeming tot
onderwijzeres in verband met eene benoeming elders.
De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders
voor dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen en de
punten 6 tot en met 11 van de agenda af te voeren.
De heer Verweij is het College dankbaar, dat het deze
benoemingen van de agenda wenscht af te voeren, maar hij
zou nog dankbaarder zijn, indien het College rekening zou
willen houden met de opmerking, die hij zou hebben gemaakt,
als deze benoemingen waren doorgegaan. Die opmerking is
deze, dat op de 6 voordrachten slechts 2 Leidenaars als
No. 1 voorkomen, terwijl zij zóó zijn samengesteld, dat het
den Raadsleden niet mogelijk is om door op No. 2 of No. 3
te stemmen meer stadgenooten te benoemen. Spreker wenscht
meer Leidenaars als No. 1 op de voordracht te zien geplaatst.
De heer Schoneveld sluit zich volkomen bij de door den
heer Verweij gemaakte opmerking en den door hem geuiten
wensch aan.
De heer Sijtsma heeft de stille hoop, dat het College tot
inkeer is gekomen en nu zelf de samenstelling der voor
drachten verkeerd acht. Is dat het geval, hetgeen hij gaarne
z m hooren, dan trekt hij de door hem ingezonden vragen,
waarvan de inhoud ongeveer overeenkomt met het door de
heeren Verweij en Schoneveld gesprokene, terug.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten de mede
deeling van Mej. Thielman voor kennisgeving aan te nemen
en de Nis. 6 tot en met 11 van de agenda af te voeren.
8°. Verzoek van den heer Sijtsma om eenige vragen te
mogen stellen naar aanleiding van de benoemingen, vermeld
onder de Nis 6 tot en met 11 van de agenda.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten toestemming
te verleenen tot het houden van de interpellatie en die te
doen houden bij de algemeene beschouwingen over de be
grooting 1927.
9®. Schrijven van M. Konings, houdende te koop aan
bieding van 2 kleine stoombaggermolens en verzoek om belast
te worden met het baggerwerk.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het schrijven te stellen in handen van Burgemeester en Wet
houders ter afdoening.
10°. Advies van de Gezondheidsommissie op de ontwerp
verordening tot wijziging van die op de Straatpolitie.
Dit advies luidt als volgt:
Leiden, den 16en November 1926.
De Gezondheidscommissie heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geen bezwaren heeft tegen de in Uw neven vermeld
schrijven bedoelde wijzigingen van de Verordening op de
Straatpolitie.
Namens de Commissie voornoemd,
P. C. Flu, Voorzitter.
J. F. R. Rassers, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders te Leiden.
Zal worden behandeld bij punt 27 der agenda.
11°. Adres van den Leidschen Bestuurdersbond in zake de
uitvoering van plannen tot werkverruiming en werkverschaffing,
den aftrek voor gezinsinkomsten en de verstrekking van een
huurtoeslag aan werkloozen, wier woninghuur meer bedraagt
dan ƒ3.50 per week.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten
het adres te behandelen bij de algemeene beschouwingen over
de begrooting 1927.
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van twee leden van het Burgerlijk Arm
bestuur.
(Zie Ing. St. No. 238).
De Voorzitter verzoekt den heeren Dubbeldeman, Witmans,
Spendel en Deumer het stembureau te vormen.
Achtereenvolgens worden benoemd:
de heer J. P. Mulder met 26 stemmende heer Dr. S. C.
Meyering verkreeg 3 stemmen.
(De heer Baart was inmiddels ter vergadering gekomen.)
de heer H. W. Blote met 21 stemmen; de heer Dr. H. J.
M. Boonacker verkreeg 9 stemmen.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering gekomen).
II. Benoeming van een Stads-geneesheer, voor het tijdvak
'1 November 19261 November 1927.
(Zie Ing. St. No. 243.)
Wordt benoemd voor het tijdvak 1 November 19261 Novem
ber 1927 met 29 stemmen de heer H. W. Blöte; 2 biljetten
waren in blanco.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen.)
III. Benoeming van een buitengewoon geneesheer aan de
gestichten »Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest".
(Zie Ing. St. No. 239.)
Wordt benoemd, zulks gerekend te zijn ingegaan op 25
October 1926, buiten bezwaar van de gemeentekas, tegen
genot van vrije woning in eene der inrichtingen, met kost
vuur, licht, bediening en bewassching,' overeenkomstig het
bepaalde bij art. 32 van de verordening van 17 Juli 1911
(Gemeenteblad No. 24), zooals die laatstelijk is gewijzigd bij
verordening van 16 October 1913 (Gemeenteblad No. 30), met
algemeene (31) stemmen de heer A. M. Blok.
IV. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht
op het Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. No. 240).
Mevrouw van Itallie—van Embden heeft met teleur
stelling gezien, dat de Commissie van Toezicht op het Middel
baar Onderwijs blijkens haar voordracht het afgetreden
vrouwelijk lid, Mej. Dr. Bolle, wil vervangen door een man.
Het is h.i. toch bij uitstek noodig, dat in een dergelijke
Commissie een vrouw zitting heelt. De Commissie zegt wel,
dat zij niet weder een vrouw voordraagt, omdat zij een arts
wil en een vrouwelijke arts niet te vinden is, maar spreekster
wil in de Commissie een vrouw hebben, ongeacht het beroep
dat zij uitoefent; bij het toezicht op het onderwijs komen
nog andere qualiteiten in aanmerking dan juist alleen ge
leerdheid en intellectualisme. Wil men een arts in de Com
missie hebben, laat men dien dan benoemen, als een man
aftreedt; men heeft dan ook meer keuze.
Spreekster was van plan om, indien haar gevoelen door
meer leden werd gedeeld, een voorstel in te dienen om deze