MAANDAG 27 SEPTEMBER 1926.
115
genoemd moeten worden. Waarom kan dit nu-niet met de Steen
straat gebeuren, doch bijv. later wel met de Rembrandtstraat
en de Jan van Goyenkade? Burgemeester en Wethouders willen
eventueel het Kooipark Jan Steenpark noemen; maar moeten
die dan niet hun naam behouden? Is een eendenkooi minder
belangrijk dan een steen? Bovendien zou men dan Jan Steen in
het centrale punt plaatsen, waar toch Rembrandt thuis be
hoort, met de andere schilders om hem heen gegroepeerd.
Burgemeester en Wethouders beklagen zich er dikwijls over
dat een voorstel oppositie ontmoet, omdat het van hen uitgaat,
maar aan den anderen kant vindt een voorstel uit den Raad
oppositie bij Burgemeester en Wethouders, alsof het niet de
plicht van de Raadsleden is om, zoo noodig, met voorstellen
te komen. Spreekster wacht dan ook met belangstelling het
antwoord van den Voorzitter af.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders in
enthousiasme voor Jan Steen niet onderdoen voor mevrouw
van Itallie—van Embdeu en dat het denkbeeld, een straat
naar Jan Steen te noemen, hun sympathie heeft. De Steen
straat is daarvoor echter minder geschikt, omdat de naam
van die straat eenigszins in de verdrukking is geraakt; in
den volksmond toch wordt zij gewoonlijk voor een gedeelte
«Beestenmarkt" genoemd.
Burgemeester en Wethouders zouden daarom er de voor
keur. aan geven, indien de »Jan Steenstraat" in een mooiere
omgeving kwam te liggen of indien verband werd gezocht
met de plaats, waar Jan Steen heeft gewoond, hetgeen ook
is geschied ten aanzien van de Rembrandtstraat, waaraan
mevrouw van Itallie herinnerde. Die straat ligt in de buurt,
waar Rembrandt is geboren en waar voor hem ook een
gedenksteen is aangebracht. Uit dat oogpunt zou het over
weging kunnen verdienen de «Langebrug" te verdoopen in
»Jan Steenstraat", omdat Jan Steen daar gewoond heeft,
maar, zooals gezegd, het College zou, indien er een nieuwe
schilderswijk komt, liever een van de hoofdstraten daarin
naar Jan Steen willen vernoemen.
Wat betreft de verandering van den naam »Kooipark" in
»Jan Steenpark", de naam «Kooipark" heeft zijn ontstaan te
danken aan het feit, dat vroeger daar een eendenkooi was.
Indien aan zulk een fraai park de naam van »Jan Steenpark"
werd gegeven, dan zou ook dat een mooie hulde aan Jan
Steen zijn.
Mevrouw van Itallie—van Embden zegt, dat het met
het oog op het karakter van Jan Steen en diens werk juist
eigenaardig zou zijn, indien een straat in een volksbuurt,
waarvan een deel «Beestenmarkt" wordt genoemd, »Jan
Steenstraat" heette; dat karakter zou men miskennen, wan
neer men zijn naam aan een fraai park gaf. Met het denk
beeld om de Langebrug te verdoopen in »Jan Steenstraat'
zou spreekster zich zeer goed kunnen vereenigen, maar zij
heeft juist voorgesteld om de Steenstraat aldus te noemen,
omdat dan de naam «Steenstraat'' blijft bestaan en er dan
geen gevaar voor verwarring van twee ongeveer gelijknamige
straten kan ontstaan.
Aangezien thans nog alles vaag blijft, vraagt spreekster
van het College de toezegging, dat het binnenkort een voor
stel zal indienen, om een straat naar Jan Steen te vernoemen.
De Voorzitter antwoordt, dat Burgemeester en Wethou
ders zeker te zijner tijd zullen voorstellen een straat naar
Jan Steen te noemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIV. Voorstel om te besluiten dat de gemeente tegen den
door A. van Veen Wzn ingestelden eisch, in zake de uitkee-
ring van de ontvangen schadeloosstelling wegens onteigening
van een keldergang aan het Steenschuur, verweer zal voeren.
(Zie Ing. St. No. 202.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XV. Voorstel om daarvoor in aanmerking komende werk-
looze hoofden van gezinnen en kostwinners een reductie op
den prijs der brandstoffen te verleenen, tevens prae-advies op
het desbetreffend verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond.
(Zie Ing. St. No. 205.)
De Voorzitter stelt bierbij aan de orde het door den heer
van Stralen ingediend amendement, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor gedurende de door Burge
meester en Wethouders voorgestelde termijn aan de daar
voor in aanmerking komende werklooze hoofden van gezinnen
en kostwinners een hectoliter cokes per week te verstrekken."
De heer van Stralen hoopt, dat zijn voorstel om den
werkloozen een mud brandstoffen per week te doen ver
strekken, thans zal worden aangenomen. Een half mud toch
is een zeer geringe hoeveelheid, want indien men aan elk
werkloozengezin gedurende 22 weken die hoeveelheid ver
strekte, zou dit aan de gemeente 8.80 per gezin kosten,
een buitengewoon gering bedrag in verhouding tot de wer
kelijke uitgaven voor brandstof gedurende den winter. In
het afgeloopen jaar heeft de cokesverstrekking het niet hooge
bedrag van f 7800.gekost; bij aanneming van sprekers
voorstel zal zij dus 15.000.kosten, een uitgave, die
alleszins te rechtvaardigen is en zeer zeker door de werk
loozen op hoogen prijs gesteld zal worden.
Nu de gemeente door de belemmerende bepalingen van
Rijkswege de uitkeering aan de werkloozen niet kan ver-
hoogen, moet de Gemeenteraad op andere wijze toonen, dat
hij den nood der werkloozen begrijpt.
Ten slotte merkt spreker nog op, dat zijn voorstel niet,
zooals het adres van den Bestuurdersbond, beoogt den termijn
der cokesverstrekking, zooals die door het College wordt voor
gesteld, te verlengen.
De heer Witmans sluit zich geheel aan bij het betoog van
den heer van Stralen. Spreker acht het krenterig van het
College om bij een half mud per week te willen ophouden.
Wat beteekent nu een half mud cokes per week?
Het voorstel van den heer van Stralen is redelijk en spreker
zal er daarom zijn stem aan geven.
De heer Deumer verwijst naar het verslag van de Kamer
van Koophandel in verband met het adres der brandstoffen-
handelaren, waarin deze zich over de verstrekking van cokes
aan de werkloozen door de Lichtfabrieken beklagen. Aangezien
zij voor 50% van de hoeveelheid cokes, die de Lichtfabrieken
in den handel brengen, moeten contracteeren, achten zij hun
afzetgebied door deze cokesverstrekking aan werkloozen ver
kleind.
Spreker geeft daarom in overweging de cokesverstrekking
aan werkloozen te doen plaats hebben door den brandstollen-
handel, die, als onmisbare schakel in het maatschappelijk leven,
niet mag worden uitgesloten.
De heer Sijtsma verheugt er zich over, dat de heer van
Stralen niet heeft voorgesteld den termijn, gedurende welken
de reductie op den prijs der brandstoffen zal worden ge
geven, te verlengen, omdat hij zich daarmede niet zou hebben
kunnen vereenigen, maar bij acht een half mud cokes per
week wel wat weinig en daarom zullen zijn partijgenoote
en hij hun stem aan het voorstel van den heer van Stralen
geven.
De heer Bergers kan zich geheel met het gesprokene door
den heer Deumer vereenigen. Hij voegt daaraan toe, dat de
cokesverstrekking door de brandstoffenhandelaren, die over de
stad verspreid wonen, nog dit voordeel heeft, dat de menschen
dab niet zoover behoeven te loopen.
De heer Huurman herinnert er aan, dat een verzoek van de
overzijde om een halven H.L. cokes per week beschikbaar te
stellen, na eerst afgewezen te zijn, later door den Raad is
ingewilligd. Thans wil men een geheelen H.L. verstrekken
van 30 October tot 28 Maart. Spreker acht eenige hulp aan
bevelenswaardig, maar hij vindt het overdreven om die hoeveel
heid gedurende den geheelen winter kosteloos te verstrekken
in de maanden October en Maart is het in den regel niet zoo
koud. Spreker wil rekening houden met de werkelijkheid en
dient een voorstel in, strekkende om alleen gedurende de vier
koudste weken van het jaar, de laatste twee in December en
de eerste twee in Januari, mede met het oog op de feest
dagen, een H.L. beschikbaar te stellen.
De Vöorzitter. deelt mede van de beeren Huurman en
Wilmer het volgende volgende voorstel ontvangen te hebben
»De ondergeteekenden hebben de eer den Raad voor te stellen
om aan werklooze hoofden van gezinnen en kostwinners,
die naar het oordeel van het Burgerlijk Armbestuur of den
Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken daarvoor in aan
merking komen, in de aanstaande twee laatste weken van
December en de twee eerste weken van Januari 1927, één
Hectoliter cokes kosteloos te verstrekken."
Het voorstel van de heeren Huurman en Wilmer wordt
voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp
van beraadslaging uit.
De heer Witmans vraagt, of het de bedoeling van het
voorstel van den heer Huurman is, dat de werkloozen ge
durende 4 weken één mud krijgen en verder in het geheel
niets.