MAANDAG 27 SEPTEMBER 1926. 127 gezin van 7 personen met een inkomen van 34.25 betaalt 3.50 per week, zoodat 30.75 overblijft. Dit zijn bedragen, die de menschen niet kunnen betalen en vandaar dat spreker zijn amendement heeft ingediend. Een tweede reden daarvoor is, dat Burgemeester en Wet houders, in afwijking van elders, voorstellen alle gezins inkomsten mede te rekenen en ofschoon ook spreker dit principieel een zeer juist standpunt acht, kan hij practisch alleen dan daaraan vasthouden, indien in de cijfers in het voorstel eenige verlichting wordt aangebracht. Daarom heeft spreker voorgesteld in artikel 7 sub C., D. en E. alle bedragen met 200.te verhoogen. Spreker en zijn medevoorstellers wenschen die verhooging niet dit is het verschil met het amendement-van Stralen voor de alleenstaande personen en de gezinnen, uit twee personen bestaande, die naar hunne meening bij ziekte, zij het op bescheiden voet, nog wel van het overblijvende in komen kunnen blijven leven. De voorstellers wenschen dus de cijfers alleen veranderd te zien voor gezinnen met kinderen. De heer Meijnen zegt, dat aanneming der amendementen voor de gemeente onnoodig een groot verlies zal beteekenen, dat niet precies in cijfers is uit te drukken, maar door den Secretaris van de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst wordt geschat op 11000.— a 12000.en door Dr. Horst op 14000.—. Aanneming der amendementen zal het aantal op te nemen patiënten vergrooten, daardoor de kosten op<irij ven, daardoor het plaatsgebrek in het Academisch Ziekenhuis nijpend maken en daardoor veroorzaken, dat meer en meer patiënten moeten worden verpleegd in de particuliere zieken huizen met hun veel duurdere tarieven. Burgemeester en Wethouders moeten dan ook de aanneming van de amen dementen beslist ontraden. Het eerste amendement heeft de heer van Stralen niet toegelicht; daarom laat spreker dit rusten en begint hij met dat op de rubrieken B., C., D. en E. Dat amendement stempelt de gezinnen met inkomens van 1100.ƒ1200.(rubriek B.), van 1200.1400.(rubriek C.), van 1400ƒ1600. (rubriek D.) en 1600.ƒ1800.(rubriek E.) tot absoluut armlastige gezinnen, waarvan de gemeente niets terugontvangt. Tot deze categorieën behooren volgens de opgave van 1924— 1925 1053 gezinnen. Het tweede verlies, dat het amendement van den heer van Stralen bezorgt, is, dat bij elke verschuiving der groepen telkens per persoon en per dag een bedrag van 0.25 voor de gemeente verloren gaat. Het derde verlies zit hierin, dat de gezinnen met de hoogste inkomens uit de rubrieken B., C., D. en E., die volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders hun eigen kosten betalen, volgens het amendement van den heer van Stralen ge deeltelijk armlastig worden, zoodat de gemeente zou moeten bijpassen resp. 0.66; 1,25 en 2.25 en de operatiekosten. Deze categorieën tellen tezamen 625 personen. Het amendement van Stralen vraagt bij een inkomen van 1200.1400. (B.) pas een bijdrage van 0.25, terwijl Amsterdam dit reeds doet bij een inkomen van 900.ƒ1100.— Utrecht reeds bij een iukomen van 850.1020.Burgemeester en Wethouders zijn dus hier aan den milden kant, vergeleken bij Amsterdam en Utrecht. Tegen het amendement van den heer Heemskerk c. s. rijzen mutatis mutandis dezelfde bezwaren als tegen dat van den heer van Stralen. Het doet de gemeente belangrijke bedragen derven en brengt enkele groepen van gezinnen onnoodig onder de armlastigen. Bovendien verbreekt het tusschen de laagste groep van rubriek B. 1100.1200.en de laagste groep van rubriek C. 1200.1400.de verhouding en schept daar een hinderlijke en gevaarlijke onregelmatig heid. Men krijgt dan dezen toestand, dat een gezin van 3 personen met een inkomen van 1400.1600.— 0.25 betaalt en een van 2 personen 0.75. Dit is een onregelmatig heid, die in het kader van het tarief in het geheel niet past. Spreker ontraadt dan ook namens Burgemeester en Wet houders de amendementen en wijst nog eens op de waarborgen voor een soepele toepassing van de verordening. De heer Spenbel vraagt, waarom de meerdere kosten van het amendement van den heer van Stralen en van den heer Heemskerk door den Wethouder thans worden geraamd op 14000.— en 11000.a 12000.—, terwijl die in het Ingekomen Stuk op 8500.en iets minder worden begroot. De heer Meijnen antwoordt, dat het bedrag van ƒ8500.— alleen betrekking heeft op het amendement van den heer van Stralen op artikel 7 en het zooeven door spreker ge noemde verlies-bed rag op de beide amendementen van den heer van Stralen (op art. 7 en art. 8); het amendement op artikel 8 alleen zal een extra verlies veroorzaken van 3500. De heer van Stralen zegt, dat de Wethouder bij de be strijding van sprekers amendement er op wees, dat te Am sterdam 0.25 wordt betaald bij een inkomen van 900. tot 1100.dat is volkomen juist, doch de Wethouder had de vergelijking moeten doortrekken en dan zou hem zijn gebleken, dat bij een gezin van 3 of 4 personen de Amster- damsche cijfers reeds belangrijk gunstiger zijn dan de hier voorgestelde. Zulk een gezin betaalt te Leiden 0.25 bij een inkomen van 1200.tot 1400.maar te Amsterdam eerst bij een inkomen van 1300.- tot 1600.Van een gezin van 5 of 6 personen begint mer; te Leiden een bijdrage te heffen bij een iukomen van 1400.te Amsterdam bij 6 of meer personen eerst bij een van 1900.—. In diezelfde groep wordt l.geheven, te Leiden bij een inkomen van 2000.— tot 2200.te Amsterdam bij een van 2800. tot 3100.—. Op de vraag van den Wethouder, of spreker een gezin van 8 personen met een inkomen van 1800.— als armlastig beschouwt, antwoordt spreker met de wedervraag, hoe men het te Amsterdam beschouwt, waar een dergelijk gezin met een inkomen van 1900.geheel van betaling is vrijgesteld. Te Amsterdam komen groote gezinnen met een inkomen van 3300.— nog in aanmerking voor verpleging, gedeeltelijk op kosten van de gemeente, terwijl te Leiden de grens is 2600. De heer Meijnen legt er den nadruk op, dat de voorgestelde regeling voor gezinnen van twee personen begint bij 1100. de Utrechtsche begint met f 850.en de Amsterdamsche begint bij 900.zoodat te Leiden een sterk streven bestaat om de gezinnen beneden de 1100.niet voor het betalen van een bijdrage in aanmerking te doen komen. Het ameudement van den heer van Stralen wordt met '18 tegen 12 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Deumer, Schoneveld, Wilbrink, Meijnen, Sanders, Eerdmans, van der Reijden, Splinter, van Hamel, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Coster, Bergers, Eiker bout, van Tol, Spendel en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heeren Witmans, van Stralen, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Baart, Kooistra, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Dubbeldeman, Verweij, Sijtsma en Schüller. Het amendement van de heeren Heemskerk, Spendel en Bergers wordt vervolgens met 17 tegen 13 stemmen aan genomen. Vóór stemmen: de heeren Witmans, van Stralen, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Baart, Kooistra, Groeneveld, Knuttel, van Eek, Dubbeldeman, Verweij, Heemskerk, Coster, Sijtsma, Schüller, Bergers, van Tol en Spendel. Tegen stemmen de heeren Deumer, Schoneveld, Wilbrink, Meijnen, Sanders. Eerdmans, van der Reijden, Splinter, van Hamel, Wilmer, Huurman, Eikerbout en de Voorzitter. Het aldus geamendeerd artikel 7 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 8 (zie Ing. St. No. 122, bladz. 60) met het daarop door den heer van Stralen voorgestelde amendement. (Zie Ing. St. No. 192, bladz. 128). De heer van Stralen beoogt met zijn amendement deze regeling in overeenstemming te brengen met die in andere gemeenten, waar slechts 2/s van het gezinsinkomen voor de berekening van de bijdrage medetelt. Een dergelijke regeling verdient de voorkeur, omdat de gezinsleden toch ook altijd een zeker bedrag voor levensonderhoud noodig hebben; de aftrek van 2A volgens artikel 8 zal daarentegen wel zelden worden toegepast, omdat gezinnen van acht personen niet veel voorkomen. Spreker beveelt zijn amendement dan ook sterk aan. De heer Heemskerk is van meening, dat Burgemeester en Wethouders, evenals elders, wel iets verder hadden kunnen gaan door ook voor iets kleinere gezinnen dan die met zes meerder- of minderjarige kinderen het inkomen van het hoofd van het gezin te berekenen naar 2/3 van het gezamenlijk bedrag der gezinsinkomsten. Aangezien evenwel sprekers amendement op artikel 7 is aangenomen, hetgeen ook bij de beoordeeling van art. 8 een belangrijke factor is, zal spreker niet voor het amendement van den heer van Stralen stemmen. De heer Groeneveld wijst er op, dat de bepaling, dat alleen wanneer er 6 of meer kinderen in een gezin zijn, slechts s/3 van het gezamenlijk bedrag van de inkomsten dier kin deren berekend zal worden, op eenigszins geheimzinnige wijze in het voorstel is gekomen. Immers het oorspronkelijk dooi de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst voorgesteld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 15