126 MAANDAG 27 SEPTEMBER 1926. De heer Heemskerk wil toegeven, dat aan het onderzoek door een commissie als die voor Sociale Zaken practische bezwaren kunnen kleven. Maar waarom kan het niet ge schieden door den Geneeskundigen Dienst zelf, die nu wellicht daarvoor nog niet is ingericht, doch die daarvoor toch in te richten is? De Wethouder zegt nu wel, dat bij aanneming van sprekers amendement een leemte zal ontstaan, maar waarom moet men het College, dat het onderzoek doet, uit drukkelijk noemen? Het onderzoek moge voorloopig nog aan het Burgerlijk Armbestuur opgedragen blijven, Burgemeester en Wethouders hebben dan in elk geval een vingerwijzing, in welke richting zij de oplossing moeten zoeken. Over het amendement van de heeren Sijtsma en Witmans, het eerst in stemming gebracht, staken de stemmen, aange zien 15 leden zich daarvoor en 15 leden zich daartegen verklaren. Vóór stemmende heeren Schoneveld, Witmans, van Stralen, Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Baart, Kooistra, Groe- neveld, Knuttel, van Eek, Dubbeldeman, Verweij, Sijtsma, Schriller, Eikerbout en van Tol. Tegen stemmende heeren Deumer, Wilbrink, Meijnen, Sanders, Eerdmans, van der Reijden, Splinter, van Hamel, Wilmer, Huurman, Heemskerk, Coster, Bergers, Spendel en de Voorzitter. De Voorzitter zegt, dat, aangezien de stemmen staken, in een volgende vergadering over het amendement herstemming zal plaats hebben. In verband hiermede wordt de stemming over het amende ment van den heer Heemskerk en over art. 3 aangehouden. Artikel 4 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over artikel 5. (Zie lng. St. No. 122, bladz. 59). De heer van Stralen wijst er op, dat tot hen, op wie krachtens het Burgerlijk Wetboek de onderhoudsplicht rust en die volgens artikel 5 voor de betaling der bijdrage als leden van het gezin worden aangemerkt, ook behooren per sonen, die geen deel meer uitmaken van het gezin, zooals gehuwde dochters en zoons. Spreker dacht nu, dat de be doeling was de bijdrage te berekenen alleen naar het inkomen van de personen, die nog tot het betrokken gezin behooren, doch niet naar dat van hen, die daarvan geen deel meer uitmaken. Het is mogelijk, dat spreker zich vergist en daarom vraagt hij nadere toelichting van den Wethouder omtrent de juiste bedoeling van dit artikel. De heer Meijnen antwoordt, dat bedoeld zijn de personen, die krachtens de genoemde artikelen van het Burgerlijk Wet boek tot alimentatie verplicht zijn, zoodat eventueel ook de inkomens van menschen, buiten het gezin staande en tot de familie behoorende, worden medegerekend. De heer Witmans zegt, dat de verwijzing naar de artikelen van het Burgerlijk Wetboek, welke op den onderhoudsplicht betrekking hebben, inhoudt, dat bij de berekening van de bijdrage ook zal worden rekening gehouden met de inkomens van tot alimentatie verplichte getrouwde kinderen en tegen dit verhaal op niet meer tot het gezin behoorende familie leden moet spreker zich ten sterkste verzetten. De heer Deumer zegt, dat dit artikel in overeenstemming is met de artikelen 64 en 65 der Armenwet en dus wel juist is. Zelfs een geestverwant van den heer van Stralen, de heer Vliegen, heeft aan de totstandkoming van deze artikélen als rapporteur medegewerkt. De heer Knuttel meent, afgezien van de principiëelequaestie, dat dit artikel zeer wonderlijk geredigeerd is. Men kan er niet uit opmaken, of de bijdrage berekend wordt naar het inkomen van het alimenteerende gezin, van het gealimenteerde of naar het inkomen van de twee gezinnen samen. De heer Wilbrink zegt, dat op kinderen, die buiten het gezin wonen, gehuwde kinderen bijv., de bijdrage niet kan worden verhaald, wauneer er voldoende gezinsinkomsten zijn. Hoeveel de kinderen moeten bijdragen, kan men in de ver ordening niet vastleggen, daar de wetgever ieder geval op zich zelf beschouwd wilde zien. De verordening, die dit wel doet, mist dus rechtskracht, omdat zij in strijd is met het Burgerlijk Wetboek. De heer van Stralen neemt als voorbeeld een gezin, dat naar de gezinsinkomsten gerekend voor verpleging van ge meentewege in aanmerking komt; het hoofd van dat gezin heeft echter ook een gehuwden zoon, eveneens met een gezin. Worden nu, ter berekening van de bijdrage, door het eerste gezin verschuldigd, ook die van het tweede gezin medege- teld, met het gevolg misschien, dat het eerste gezin niet meer voor verpleging van gemeentewege in aanmerking komt Dan is de toestand onzuiver. Spreker vraagt daarom: wanneer het eerste gezin niet kan betalen, wat bedoelt men dan met het betalen van de bijdrage? Bedoelt men daarmede, dat de bijdrage berekend wordt naar de inkomsten van beide gezinnen, of dat de bijdrage van het eerste gezin op het hoofd van het tweede wordt verhaald? De heer Sanders antwoordt, dat het zeer zeker de bedoeling is, dat op hen, die krachtens het Burgerlijk Wetboek onder houdsplichtig zijn, de voor het betrokken gezin vastgestelde bijdrage wordt verhaald. Wanneer dus een gezin bijv. ƒ1.25 per dag moet betalen en het hoofd van het gezin heeft elders gehuwde zoons met inkomens van ƒ50.en 60.dan is de bedoeling, dat, als de vader niet kan betalen, de bijdrage op die onderhoudsplichtige zoons wordt verhaald. De heer van Hamel meent, dat er een misverstand heerscht. Naar zijn meeniug heeft het verhaal van de gemeente op de kinderen, die elders wonen, absoluut geen zin. De alimen tatie kan alleen gevorderd worden door de ouders ten opzichte vau de kinderen en omgekeerd, maar niet door de gemeente tegenover de kinderen. De inkomsten van het gezin mogen wel in aanmerking worden genomen, maar de gemeente heeft niet het recht tot de kinderen te zeggen: gij moet zooveel bijdragen ten behoeve van uw oudeis. In de praktijk kan het ook bezwaren opleveren, omdat de kinderen toch wel niet hoofdelijk aansprakelijk zijn. De heer Wilbrink deelt, in tegenspraak met hetgeen de heer van Hamel heeft gezegd, mede, dat hem uit een inge wonnen rechtskundig advies is gebleken, dat de uitwonende kinderen wel degelijk verplicht zijn mede te betalen in de kosten der ziekenhuisverpleging van hun ouders. De heer van Stralen verzoekt het College dit artikel tijdelijk terug te nemen en te trachten er een meer duide lijke redactie voor te vinden. Er kan vanavond toch niet over de verordening worden gestemd. De heer Dubbeldeman zegt, dat het vreemd klinkt, dat zelis de fabrikanten van deze verordening haar niet kunnen uit leggen vijf personen zijn er nu aan het woord geweest en allen hebben een andere uitlegging aan dit artikel gegeven. Is de interpretatie van den heer Sanders de juiste, dan is het beter het tarief riiet verder te behandelen, omdat dan nooit iemand er van zou profiteeren; immers ieder heeft wel verwanten, die tezamen de verpleegkosten kunnen betalen en dan is een bijdrage van de gemeente overbodig. Op voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stemming besloten artikel 5 aan te houden. Artikel 6 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 7. (Zie lng. St. No. 122, blz. 59 en 60). Hierbij komen tevens in behandeling de desbetreffende amendementen van den heer van Stralen en van de heeren Heemskerk, Spendel en Bergers. (Zie Ingek. St., No. 192, blz. 128). De heer van Stralen wil even een paar cijfers onder de aandacht van den Raad brengen om aan te toonen, dat de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde tarieven te hoog zijn in verband met de financiëele draagkracht der per sonen. Iemand met een gezin van 2 personen en een inkomen van f 24.betaalt 1.25 per week, met een gezin van 3 ol 4 personen en een inkomen van 28.betaalt hij 1.25 per week. Iemand met een gezin van 4 personen en een inkomen van 28.moet bij opname van een kind 3.50 per week betalen. Spreker heeft opzettelijk een kind genomen, daar dan de kosten voor het levensonderhoud van het gezin niet noemenswaard verminderen. De bijdrage zou in Amster dam echter slechts 1.75 per week bedragen. Iemand met een gezin van 6 personen en een inkomen van 40.moet f 7.per week betalen, in Amsterdam slechts 1.75. Wan neer men het Amsterdamsche tarief vergelijkt met het hier voorgestelde, dan ziet men, dat het Amsterdamsche voor de grootere gezinnen voordeeliger is. De heer Heemskerk heeft eveneens eenige berekeningen gemaakt. Een gezin van 4 personen met een inkomen van f 30.50 betaalt 3.75 per week, zoodat met de overblijvende 26.75 alle andere uitgaven moeten worden bestredeneen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 14