MAANDAG 27 SEPTEMBER 1926.
123
evenals de Commissie, het Burgerlijk Armbestuur en Burge
meester en Wethouders geheel accoord ging. Deze tarieven
zijn 20 maanden aan de practijk getoetst en hebben de proef
glansrijk doorstaan. Zij zijn gebleken goed te zijn; noch bij
de heffing, noch bij de inning zijn bezwaren van beteekenis
ondervonden. Bleek er onmacht in het spel, dan volgde er
ontheffing. Zijn er bezwaren ingebracht bij den heer van
Stralen of bij diens kring, dan waren die aan het verkeerde
adres. Dr. Horst kan geen rekening houden met bezwaren,
die niet te zijner kennis worden gebracht.
Ten onrechte is dus door den Leidschen Bestuurdersbond
en door enkele Raadsleden gezegd, dat het Burgerlijk Arm
bestuur een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verslechtering
dezer voorstellen.
De Leidsche Bestuurdersbond en de Neutrale Bestuurders-
bond spreken in hun adressen van »het laten betalen boven
de draagkracht der gezinnen en der arbeiders" en zij duchten
daarvan vertraging en zelfs achterwege blijven van opneming
in de ziekenhuizen. De Neutrale Bestuurdersbond zegt zelfs,
dat dit kan worden aangemerkt als tegenwerking van de
bevordering der volksgezondheid. Er zijn inderdaad zeer
sporadische gevallen, dat niet-opneming heeft plaats gehad,
maar dat waren niet ernstige gevallen, want over alle gevallen
wordt tusschen den betrokken practiseerenden geneesheer en
den Directeur van den Geneeskundigen Dienst overleg gepleegd
en daar, waar de ziekte opneming vereischt, heeft deze altijd
plaats. De verzekering van den Directeur van den Genees
kundigen Dienst, de inhoud van de verordening en de wijze
van toepassing staan er borg voor, dat men naar draagkracht
laat betalen.
Spreker begrijpt niet, dat de Bestuurdersbond durft te
spreken van «tegenwerking van de bevordering der volks
gezondheid" in een stad als Leiden, die op zoovele manieren
en in zoo toenemende mate daarvoor zorgt en daaraan enorme
kosten besteedt. Het aantal wegen, waarlangs de volksgezond
heid bevorderd wordt, bedroeg in 1916 veertien en nu dertig.
Ook wat den omvang betreft, zijn de bemoeiingen der ge
meente voor de volksgezondheid zeer toegenomen. In 1916
kostte het geneeskundig schooltoezicht f 1500.—, voor 1927
is uitgetrokken f 8400.de bestrijding van de tuberculose
kostte in 1916 f 1250.voor 1927 is geraamd 12.950.—de
zuigelingenzorg kostte in 1916 f 400.voor 1927 wordt ge
raamd 5600. schoolkindervoeding en -kleeding kostte in
1916 2750.voor 1927 wordt uitgetrokken 22.760.
ziekenverpleging in wijkgebouwen kostte in 1916 f 4000.
thans 12.000.de kosten voor ziekenverpleging in zie
kenhuizen bedroegen in 1916 bijna 22000 thans 86.000.
na aftrek der 10.000.bijdragen 76.000.—. In 1916 be
droegen de totaal-uitgaven voor de volksgezondheid ƒ112.000.
of per hoofd der bevolking 1.875, thans zijn deze bedragen
341.000.— of per hoofd 5.—.
Men kan dus niet spreken van een tegenwerken van de
bevordering der volksgezondheid, maar veeleer is er aanleiding
om te vragen: waar moet dat heen? Men mag dus de uit
gaven der gemeente maar niet aldoor uitbreiden verder dan
strikt noodzakelijk is en geen inkomsten afwijzen, die op
alleszins billijke wijze kunnen toevloeien.
Burgemeester en Wethouders hebben drieërlei doel met dit
tarief: 1°. De gemeente biedt bij opname in een ziekenhuis hulp,
waar en voor zoover die noodig is. Men moet het hoofd boven
water kunnen houden; tegen uitputting moet gewaakt worden.
2°. De leden van het gezin echter moeten naar draagkracht
bijdragen in de kosten van de zieken huis verpleging. Het
steunen op de gemeenschap moet niet maar aldoor bevorderd
wordenhet is een dure en verheven plicht voor de leden
van het gezin om ook zooveel mogelijk te helpen. Als één lid
van het gezin lijdt, lijden allen mede. Het is evenwel ook de
roeping van de Overheid om te helpen, waar de individueele
krachten tekort schieten en aan die roeping onttrekt het
gemeentebestuur zich niet. Immers voor ziekenhuisverpleging
staat 86.000.op de begrooting, of, na aftrek van de
f 10.000.die aan bijdragen wordt terugontvangen, nog
76.000.In de derde plaats zal het tarief, evenmin als dit
tot dusverre geschiedde, ook voortaan niet automatisch worden
toegepast; art. 10 opent de mogelijkheid, dat elk geval op
zich zelf wordt beschouwd en behandeld. De Directeur van
den Geneeskundigen Dienst, een sociaal voelend man, houdt
rekening met de gezinsomstandigheden, b.v. met de vraag of
de man, wiens loon misschien doorgaat, dan wel de vrouw,
die vervangen moet worden in het gezin, of een kind, welks
opneming in het ziekenhuis de zorgen van het gezin ver
mindert, ziek is. Duurt de verpleging heel lang of komen er
andere moeilijke omstandigheden voor, dan volgt vermindering
of zelfs ontheffing der bijdrage. Het overleg tusschen den
Directeur en het Burgerlijk Armbestuur heeft in de meeste
gevallen tot overeenstemming geleid en er is geen enkele
reden om te vreezen, dat daarin verandering zal komen.
Bovendien staat er beroep open bij Burgemeester en Wet
houders. In dit alles ligt een waarborg voor soepele toepassing.
De heer Heemskerk is het in het algemeen met den Wet
houder eens, dat de gemeente niet meer lasten op zich moet
nemen dan strikt noodzakelijk is, doch de vraag is juist, wat
«strikt noodzakelijk" is in verband met de instandhouding
van het gezin. En dan vindt spreker, dat de cijfers in het
voorstel aan den lagen kant zijn.
Er is echter nog een belangrijke factor. Gedurende 20 maan
den is een niet bindende regeling gevolgd, waarvan de Direc
teur naar welbehagen kon afwijken, doch dat zal hij niet
kunnen doen van het oogenblik af, dat de Raad dit tarief
heeft vastgesteld; alleen in buitengewone omstandigheden zal
men daarvan kunnen afwijken.
En nu moge Dr. Horst een sociaal voelend man zijn, wie
geeft de garantie, dat deze Directeur altijd blijft? Zullen ook
zijn ambtenaren allen sociaal voelende menschen zijn, of zullen
dezen de taktiek volgen: eerst de verordening toepassen en,
als er bezwaren zijn, volgens artikel 10 in beroep gaan,
terwijl intusschen de gezinnen in de moeilijkste omstandig
heden deze hooge bedragen moeten betalen, zelfs nog voor
een aantal dagen vooruit?
Spreker heeft geen bezwaar tegen een strakkere toepassing
van het tarief, maar het tarief moet dan ook goed zijn,
waartoe de bijdragen iets zullen moeten worden verlaagd.
De heer van Stralen zegt, dat de cijfers, door den Wet
houder genoemd, er wel op wijzen, dat door de gemeente na
een tijdsverloop van 10 jaren veel meer ten koste wordt gelegd
aan voorzieningen op sociaal gebied, maar dit is ook op ander
gebied het geval en niet alleen bij dezen tak van dienst.
Wanneer de "uitgaven op dit gebied, in vergelijking met 1916,
zoo bijzonder zijn gestegen, dan is dit ook een gevolg van de
zeer slechte tijdsomstandigheden. Wanneer de uitgaven voor
schoolkindervoeding- en kleeding zoo zijn toegenomen, dan
is dat een gevolg van den economischen toestand en van de
werkloosheid na den oorlog en niet van de grootsche wijze,
waarop de gemeente haar taak vervult. Met andere zaken is
het evenzoo gegaan. De bewering van den Wethouder gaat
dus niet op. Bovendien ontkent spreker niet, dat de gemeente
het een en ander, misschien wel veel, doet.
Dat de gemeente in het laatste jaar, zooals de heer Schone-
veld zegt, ƒ86.000.aan ziekenhuisverpleging heeft besteed,
maakt op spreker geen indruk. Het gaat er hier om, wat de
gezinnen moeten betalen en of de bijdrage hun draagkracht
niet te boven gaat. Als men de cijfers van andere plaatsen
er naast legt, maakt het Leidsche cijfer misschien een heel
poover figuur.
Al betaalt de gemeente ƒ80.000.voor ziekenhuisverpleging,
zij is, waar zij krachtens een regeling, met het Rijk getroffen,
in het Academisch Ziekenhuis slechts ƒ1.91 per persoon en
per dag betaalt, veel voordeeliger uit dan b.v. de gemeente
Amsterdam, welke eigen ziekenhuizen heeft, waarvan de
onkosten blijkens de bedragen, welke van menschen met
grootere inkomens worden gevraagd, veel hooger zijn dan
ƒ1.91 per dag.
Volgens den Wethouder is over de voorgestelde regeling
in alle kringen overeenstemming verkregen, maar dat geldt
dan toch niet voor de kringen dergenen, die de bijdragen
zullen moeten betalen, want die zijn zorgvuldig buiten elk
overleg gehouden. De Wethouder heeft het eerste overleg
met de arbeidersorganisaties een vriendelijkheid van den
Directeur genoemd, maar spreker en zijne partijgenooten
achten het een noodzakelijkheid, en, als de Directeur er niet
toe verplicht was, dan stellen zij het te meer op prijs, dat
deze, ten einde niet bij het samenstellen van een regeling een
slag in de lucht te doen, overleg heeft gepleegd met hen,
die over de toestanden in arbeiderskringen kunnen oordeelen.
Evenmin als de Directeur destijds wist, hoe het in de arbei
derskringen gesteld is, weet de Wethouder dat nu; hij heeft
zich dat laten vertellen en redeneert aan de hand van ont
vangen rapporten. Hij doet een mooi verhaal over hetgeen de
gemeente ten behoeve der ingezetenen uitgeeft, maar zwijgt
over de hoofdzaak, n.l. of de bijdragen wel overeenstemmen
met de draagkracht der gezinnen.
Met den heer Knuttel, die meent, dat de ziekenhuisver
pleging geheel kosteloos moet zijn, verschilt spieker van ge
voelen. Als de gezinnen het kunnen missen, dan vindt hij
het niet erg, dat zij naar draagkracht in de kosten bijdragen.
Dat deze regeling, zooals de Wethouder beweert, zooveel
tevredenheid heeft gewekt, is onjuist en nu moge de Wet
houder zeggen, dat zij, die bij spreker en zijne partijgenooten
hebben geklaagd, aan het verkeerde adres waren, de menschen
zijn gaan begrijpen, dat het niet zit bij den Geneeskundigen
Dienst, doch bij het Burgerlijk Armbestuur.
De schrik voor het Burgerlijk Armbestuur zit er zeer in.
Sommigen hebben, na door het Burgerlijk Armbestuur afge
wezen te zijn, gepoogd nog een andere beslissing te krijgen,
maar meestal is dit niet gelukt. Spreker betwist dus, dat de
regeling tot algemeene tevredenheid heeft gewerkt.
De Wethouder heeft ook gezegd, dat de menschen in geval