GEMEENTERAAD YAN LEIDEN. iirctEKOiiEir sii'KK>:\. 135 N°. '206. Leiden, 24 September 1926. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geen bezwaren heeft tegen den aankoop van de perceelen Lange Agnietenstraat Nis 17 en 19, met bijbe- hoorenden begrootingsstaat; evenmin ontmoet de overname van eenige strookjes grond, vermeld in het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 20 September 1926 (Ingek. Stukken No. 200), bedenking. Wij geven U mitsdien in overweging overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N° .207. Leiden, 3 September 1926. Ter voorziening in de vacature in zijn Bestuur van een lid buiten den Gemeenteraad, ontstaan door het overlijden van den Heer Dr. J. G. van der Sluys, wordt U het navolgende tweetal voorgedragen, n.m. 1°. de Heer J. HERINGA, fabrikant; 2". Dr. J. C. M. TIMMERMANS. Bestuurderen der Stedelijke Werkinrichting J. A. Bots, lo. Voorzitter. A. Bisschop, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 208. Leiden, 29 September 1926. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van Mej. E. H. W. Bresser om ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres in het handteekenen aan de Meisjesschool voor U. L. O. bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan Mej. E. H. W. Bresser eervol ontslag uit hare voornoemde betrekking te verleenen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de afdeeling onderwijs der Gemeente-Secretarie te Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Emilie, Hor tense, Wilhelmina Bresser, Leerares in het teekenonderwijs aan de „Meisjesschool voor D.L. O." te Leiden, dat requestrante wegens uitbreiding van het aantal lesuren aan de „Vakschool voor Meisjes voor Leiden en Omstreken", bezwaarlijk het onderwijs aan bovengenoemde U. L. O. School met vrucht zal kunnen blijven geven, dat opgrond hiervan requestrante het in het belang van het onderwijs acht, haar eervol ontslag aan de meergenoemde U. L. O. School met ingang van 1 Januari 1927 te verzoeken, dat requestrante U beleefd in overweging geeft, haar bedoeld ontslag wel te willen doen verleenen. 'tWelk doende E. H. W. Bresser. Leiden den 20sten Sept. 1926. N°. 209. Leiden, 30 September 1926. Bij Raadsbesluit van den 24en Augustus 1925 werd de heer Dr. J. A. W. Groenewegen voor den cursus 1925/1926 benoemd tot leeraar in plant- en dierkunde aandelloogere Burgerschool met vijfjarigen cursus. De directeur dier school verzoekt bij zijn in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven den heer Dr. J. A. W. Groenewegen thans een vaste aanstelling te verleenen. Evenmin als bij de Commissie van Toezicht op- en den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs bestaat daartegen bij ons College bezwaar. Wij geven U daarom in overweging den heer Dr. J. A. W. Groenewegen, alsnog met ingang van 1 September j. 1., definitief te benoemen tot leeraar in plant- en dierkunde aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 2 10. Leiden, 1 October 1926. In nevensgaand adres verzoekt W. van der Heijden restitutie van een bedrag van ƒ100.door hem gestort ter verzekering van de nakoming van een tegenover de gemeente, in verband met de verbouwing van zijn perceel Heerensingel No. 39, aangegane verbintenis tot overdracht van een stukje grond gelegen vóór genoemd perceel, c.q. verlenging van den termijn waarbinnen die overdracht moet hebben plaats gehad. Vermits het in het adres gevraagde verband houdt met de aan ons College bij de verordening op het bouwen en sloopen gegeven bevoegdheid tot het verleenen van vrijstelling van het voldoen aan in die verordening omschreven eischen, behoort het adres in handen van ons College ter afdoening te worden gesteld. Ter toelichting van een en ander zij het volgende opge merkt. In het begin van dit jaar verzocht adressant vergunning tot het verbouwen van het perceel Heerensingel No. 39. Aangezien het perceel niet was gelegen aan een straat of weg toebehoorende aan het Rijk, de Provincie of de Gemeente en het bouwplan derhalve in strijd was met het bepaalde bij artikel 1, eerste alinea, der verordening op het bouwen en sloopen, werd door ons aan adressant bericht, dat wij zijn verzoek niet konden inwilligen. Dit bericht ging, zooals in dergelijke gevallen gebruikelijk is, vergezeld van de mede- deeling, dat het bezwaar tegen het plan zou kunnen worden opgeheven, door kosteloos aan de gemeente in eigendom over te dragen het bij het uitbreidingsplan voor straat bestemde strookje grond, gelegen tusschen den voorgevel van zijn perceel en den aan de gemeente toebehoorenden grond daar ter plaatse. Inmiddels was door adressant reeds, dus zonder de ver- eischte vergunning, een aanvang met de verbouwing gemaakt. En waar nu met het overdragen van grond steeds veel tijd gemoeid gaat, hebben wij, ten einde niet genoodzaakt te zijn de aangevangen verbouwing stop te zetten, adressant in overweging gegeven zich te verbinden het bovenbedoelde strookje grond binnen den tijd van zes maanden aan de gemeente over te dragen en, ter verzekering van de nakoming dier verbintenis, een waarborgsom groot ƒ100.in de gemeentekas te storten. Adressant heeft aan dien wenk gevolg gegeven en hem is daarop vergunning tot verbouwing van zijn perceel verleend. Niettegenstaande adressant aan zijne verplichting tot over dracht van den grond nog steeds niet heeft voldaan en de verbouwing inmiddels voltooid is, vraagt hij thans aan U de door hem gestorte waarborgsom terug. Het spreekt van zelf dat van inwilliging van dat verzoek, zoolang de verbintenis niet is nagekomen, geen sprake kan zijn. Onder mededeeling, dat wij den termijn, waarbinnen adressant aan zijne verplichtingen tegenover de gemeente moet hebben voldaan, met drie maanden hebben verlengd, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging het adres ter afdoening in onze handen te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden geeft, met verschuldigden eerbied te kennen: Willem van der Heijden, timmerman, wonende te Leiden (Heerensin gel nr. 39) dat hij eigenaar is van het perceel aan den Heerensingel 39 te Leiden, kad. Sectie K. Nr. 3659. dat hij, den 15 Januari 1926, zich wendde tot Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden, met het verzoek om zijn aan den Heerensingel gelegen huis ietwat te ver bouwen (vergrooten) hij wilde nl. eene kamer aan het achter einde van zijn huis vergrooten op bijgaande teekening in rood aangegeven. Hem werd toen, bij schrijven van B. en W. d.d. 17 Febr. medegedeeld, dat zijn verzoek niet voor inwilliging vatbaar was omdat „zulks in strijd zoude zijn met het bepaalde bij art. 1 van cle Verordening op het bouwen en sloopen" dewijl zijn perceel niet zou gelegen zijn aan de straat. Die ver gunning zoude alleen kunnen verleend worden bijaldien hij bereid zoude zijn een strookje grond „op bijgevoegde teeke ning in gele kleur aangeduid, aan de Gemeente in eigendom over te dragen"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 1