MAANDAG 30 AUGUSTUS 1926.
99
den Directeur van het Bouw- en Woningtoezicht, dat van
deze 187 ontruimde woningen er weder 68 betrokken zijn,
zoodat inderdaad slechts 119 woningen zijn ontruimd. Opper
vlakkige kennisneming van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders wekt dus den gunstigen indruk, dat naast de
175 nog bewoonde onbewoonbaar verklaarde woningen er
ongeveer een gelijk aantal (187) reeds zouden zijn ontruimd.
De werkelijkheid is echter niet zoo gunstig, omdat van de
372 onbewoonbaar verklaarde woningen er slechts 119 zijn
ontruimd.
Spreker weet wel, dat het niet mogelijk is, om bij elke
ontruimde woning een politie-agent ol ambtenaar van het
Bouw- en Woningtoezicht te plaatsen, maar spreker geeft in
overweging, om, zoodra Bouw- en Woningtoezicht van de
ontruiming van een woning kennis heeft gekregen, aan die
woning een waarschuwing te doen aanbrengen, vermeldeude
dat die woning op strafte van dit of dat niet meer mag
worden betrokken. Dat zou wel iets helpen; thans gebeurt er
niets. Men voegt spreker toe, dat Bouw- en Woningtoezicht
van de ontruiming geen kennis krijgt, maar dat is, zooals de
Directeur ook zelf erkent, dikwijls wel het geval. Deze beroept
er zich alleen op, dat hij geen voldoende personeel heeft om voor
het weder betrekken der verlaten woningen te waken. Als voor
beeld noemt spreker de ontruiming van een woning in het
Karelshof aan de van der Werftstraat; niettegenstaande spreker
Bouw- en Woningtoezicht daarvan speciaal op de hoogte
heeft gebracht en de verhuurder gewaarschuwd is, dat hij
de woning niet weder mocht verhuren, heeft men niet kunnen
beletten, dat deze woning weder werd betrokken. Een ver
klaring daarvoor is ook hierin te vinden. De Burgemeester
heeft nog al eens de gewoonte, om, wanneer de woningnood
ter sprake komt, de stelling te verkondigen, dat heel wat
woningen, die onbewoonbaar zijn verklaard, nog best bewoond
zouden kunnen worden, omdat destijds de onbewoonbaar
verklaring mede is geschied om ze te doen vallen onder de
categorie woningen, waarvan de huur niet verhoogd zou
mogen worden. Het is dus zeer goed mogelijk, dat bij den
dienst ten Stadhuize de gedachte post vat, dat het bewonen
van deze onbewoonbaar verklaarde woningen niet zoo erg is
en dat wellicht daarom het toezicht minder streng is dan
het kon en behoorde te zijn.
Spreker wil hiermede niets ten nadeele van den Voorzitter
zeggen, maar het ligt voor de hand, dat de ambtenaren uit
de woorden van den Voorzitter een dergelijke conclusie
tiekken.
De heer Witmans deelt het standpunt van den heer Dub-
beldeman geheel. Ook al heelt de Directeur van het Bouw
en Woningtoezicht behoorlijk toegelicht, waarom dit voorstel
aldus luidt, dat neemt niet weg, dat hier een onvolledig
voorstel aan den Raad wordt gedaan.
Wat het weder betrekken van de 68 ontruimde woningen
betreft, men kan niet zeggen, dat alle onbewoonbaar ver
klaarde woningen krotten zijn; dat zijn ze althans niet inde
oogen van hen, die dergelijke woningen bewonen. Deze
ontruimde woningen zijn weder betrokken door menschen,
die uit een veel slechtere woning kwamen en niet in staat
zijn, om meer dan ƒ2.— huur per week te betalen. Op clan
destiene wijze, bij nacht en ontijd, worden deze woningen
weer in gebruik genomendat gaat evenwel niet met toestem
ming van welke autoriteit ook. Aan den anderen kant zou
het bijzonder hard zijn om de menschen, die er in zitten,
op straat te zetten. Spreker kan zich met dit voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet vereenigen en zou gaarne
zien, dat het voorloopig van de agenda werd afgevoerd. Een
oplossing is alleen te verkrijgen door het met spoed bouwen
van eensgezinswoningen met een huurwaarde van ƒ2.50 per
week, woningen, welke betrokken kunnen worden door hen,
die thans in de onbewoonbaar verklaarde woningen zitten.
De heer Zuidema is door de bespreking van hedenmiddag
tamelijk gerust gesteld. De heer Dubbeldeman toch, die dit
voorstel onaannemelijk acht, heeft daartegen geen enkel
argument aangevoerd. Tegen de verlenging van den ontrui
mingstermijn van de in het voorstel genoemde woningen is
geen bezwaar gemaakt en spreker heeft dan ook geen reden,
om aan dit voorstel zijn stem te onthouden.
De kwestie van het weder betrekken van een deel der 187
ontruimde woningen gaat buiten dit voorstel om; zooals de
heer Dubbeldeman terecht zeide, is dit wederrechtelijk gebeurd.
De heer Mulder zegt, dat, zooals de heer Zuidema terecht
opmerkte, het hier alleen gaat over de verlenging van den
ontruimingstermijn van een aantal woningen. Die verlenging
zal nog wel eens, misschien nog wel herhaaldelijk aan de
orde komen, voordat men is, waar men wezen wil, maar men
is althans op den goeden weg. Het gaat niet aan officieel in
de stukken te vermelden, dat 68 ontruimde woningen clan
destien weer zijn betrokken, omdat daarin een zekere goed
keuring van de zijde van het College zou kunnen worden
gezien.
Een andere vraag is, of de heer Dubbeldeman er mede
accoord zou kunnen gaan om dien menschen te verbieden in
de ontruimde woningen te trekken, nu zij voor het grootste
deel nog geen andere woning kunnen vinden. Bovendien zijn
er velen onder hen, die geen andere woning willen vinden,
omdat zij in geen ander milieu wenschen te leven. Er zijn er
zelfs, die de huur van een nieuwe woning wel kunnen betalen,
doch die weigeren dat te doen. Spreker betwijfelt, of de heer
Dubbeldeman den moed zou hebben om de bewoners van die
68 woningen eruit te verwijderen; Burgemeester en Wet
houders hebben dien moed niet. De heer Dubbeldeman zegt
nu wel, dat men den menschen moet verbieden om in de
ontruimde woningen te trekken, maar dat kan niet, omdat
nog niet een voldoend aantal woningen beschikbaar is. Het
bevestigen van een of ander bord aan de ontruimde woningen
zou ook niets geven, men lacht daar gewoon om.
Men mag verder niet vergeten, dat men hier reeds sedert
geruimen tijd bezig is, om de krotwoningen door betere
woningen te doen vervangen, terwijl men elders, bijvoorbeeld
in Amsterdam en Leeuwarden, daarmede eerst onlangs is
begonnen.
Op het oogenblik is in een zeer ver gevorderd stadium een
plan betreffende de stichting van 40 woningen op een terrein
aan den Haagweg, terwijl verder in behandeling is een plan
voor den bouw van 174 woningen door de Vereeniging tot
bevordering van den bouw van Werkmanswoningen. Totaal
dus 214 woningen. Hieruit blijkt, dat men hier geleidelijk
gaat in de richting van algeheele ontruiming van de krot
woningen. Er bestaat dus niet de minste reden, om dit voorstel
terug te nemen.
De Voorzitter zegt naar aanleiding van de woorden van
den heer van Stralen, dat wel niemand spreker er van zal
verdenken, dat hij met zijn uitlating over de bewoonbaarheid
van een deel der onbewoonbaar verklaarde woningen het
opzet zou hebben gehad om de ambtenaren op dit gebied
laks te maken. Van laksheid is trouwens geen sprake.
Tegen het voorstel zelf is ook niets in te brengen, omdat
de wet eischt, dat de termijn van ontruiming met ten hoogste
zes maanden wordt verlengd, indien de woningen nog niet
ontruimd kunnen worden; werd die termijn niet verlengd,
dan zouden volgens de wet alle thans nog bewoonde onbe-
woonbaarverklaarde woningen nu ontruimd moeten worden.
De heer Dubbeldeman is echter een zijpad ingegaan en
heeft den indruk willen vestigen, dat Burgemeester en Wet
houders niet alle stukken ter kennis van den Raad hebben
gebracht; die bewering is echter onjuist, omdat alle op het
voorstel betrekking hebbende stukken, ook het rapport omtrent
de weder bewoonde 68 ontruimde woningen, in de Leeskamer
ter inzage hebben gelegen.
Sommige leden hebben gezegd, dat het weder betrekken
van deze ontruimde woningen verhinderd had moeten worden,
maar wanneer men weet op welke slinksche wijze dat geschiedt,
zal men het onmogelijke van dien eisch inzien. Eu hebben
de menschen eenmaal dergelijke woningen betrokken, dan
vraagt spreker ook de heer Mulder stelde terecht deze
vraag of het aangaat hen er uit te zetten, zoolang zij niet
in staat zijn een ander onderdak te vinden.
Deze zaak moet geleidelijk in orde komen; het kan niet,
zooals men hier wil, in eens. Ook in andere gemeenten gaat
het niet anders. Hier is althans bereikt, dat 119 onbewoonbaar
verklaarde woningen voorgoed ontruimd zijn en dat 68 andere
weder zijn betrokken. Men kan dus zeggen, dat men hier in
de goede richting gaat.
Er is ook gezegd, dat men voor deze menschen woningen
moet gaan bouwen, maar, otschoon een tweetal plannen aan
hangig zijn, men zal voor hen, die niet in een betere woning
willen trekken, altijd een zekeren woningnood houden. Men
moge de menschen een woning leeren bewonen, men moge
nog zoo veel woningen bouwen, altijd zullen er gevonden
worden, die met genoegen in een krot trekken.
Het is spreker daarom onbegrijpelijk, dat men, nietappre-
cieerende, dat de zaak hier, in vergelijking met andere
gemeenten, vrij spoedig zal zijn opgelost, steeds verkondigt,
dat de toestand te Leiden slechter is dan elders en dat men
zelfs over een voorstel als dit niet wil stemmen.
De heer Dubbeldeman heeft met genoegen vernomen, dat
de heer Witmans het geheel eens is met zijn betoog, maar
het deed spreker onaangenaam aan den heer Witmans te
hooren zeggen, dat er onder de onbewoonbaarverklaarde
woniDgen nog goede woningen zijn. Er kunnen enkele goede
woningen bij zijn, maar dievallen in het niet bij de vele
slechte.
Met hetgeen de Wethouder zegt schiet de Raad niet veel
op. Het eene oogenblik zegt hij: er zijn menschen in de
afgekeurde woningen getrokken, die wel een duurdere woning