MAANDAG 30 AUGUSTUS 1926.
97
VII. Balansen en Verlies- en Winstrekeningen, dienst 1925,
van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
(Zie Ing. St. No. 175.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
voorloopige vaststelling van deze stukken besloten.
VIII. Rekening, dienst 1925, van den Armenraad.
(Zie Ing. St. No. 175.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
goedkeuring van deze rekening besloten.
(De heer Deumer had gedurende de behandeling van dit
punt de vergadering tijdelijk verlaten.)
IX. Voorstel tot overbrenging van het dienstjaar 1925,
op dat van 1926 van gelden in verband met de voldoening
van onbetaald gebleven vorderingen en het nog niet verwerkt
of verbruikt zijn van verleende credieten, alsmede tot over
brenging van verschillende ontvang- en uitgaaf-posten van
den Kapitaaldienst.
(Zie Ing. St. No. 159).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der gemeente
over het jaar 1925, met inbegrip van die der Haarlemmer
trekvaart.
(Zie Ing. St. Nis. 158 en 176).
De heer Heemskerk wenscht over een paar cijfers, welke
hem niet duidelijk zijn, nadere inlichtingen.
In de eerste plaats wijst spreker er op, dat, terwijl de
inkomsten van het openbaar onderwijs op f 63.600.en
die van het bijzonder onderwijs op 64.000.zijn geraamd
een klein en verklaarbaar verschil, omdat het aantal leer
lingen van de bijzondere en dat van de openbare scholen
elkander niet veel ontloopen de opbrengst van de school
gelden een zeer groot verschil oplevert; deze toch bedraagt
voor het openbaar onderwijs f 19.458,39 en voor het bijzonder
lager onderwijs f 33.883.94. Het opmaken van de raming
moge zeer moeilijk zijn, een verschil in opbrengst van
f 15.000.bij een ongeveer gelijk aantal leerlingen is
hem onbegrijpelijk. Nog onduidelijker is hem voorts het
verschil in het aantal oninbare posten op het gebied van de
schoolgelden; terwijl deze bij het openbaar onderwijs meer
dan 13 van de inkomsten bedragen, bedragen ze bij het
bijzonder slechts 6 daarvan. Is het misschien hieraan toe
te schrijven, dat nog enkele schoolbesturen zeiven de school
gelden innen? Bovendien is voor het bijzonder onderwijs nog
te vorderen 941.28 en voor het openbaar onderwijs slechts
55.34. Hetzelfde verschijnsel doet zich ook ten opzichte van
het uitgebreid lager- en het vervolgonderwijs voor. Spreker
constateertdus, dat de opbrengst van de schoolgelden van
het openbaar onderwijs een buitengewoon poover figuur maakt
tegenover die van het bijzonder onderwijs. Voor die ongunstige
verhouding moet in elk geval een reden bestaan.
Ten slotte heeft spreker er vreemd van opgekeken, dat,
blijkens volgnr. 591, het Gemeentelijk Waschbureau f 945.59
minder heeft ontvangen dan waarop bij de begrooting voor
1926 was gerekend. Spreker heeft zich daarom afgevraagd,
of de begrooting voor 1926, waarbij een vrij hoog winstsaldo
werd geraamd, wel juist is geweest en of er wellicht ook
over 1926 een aanmerkelijk lagere opbrengst is te verwachten.
De heer Sanders meent, dat thans niet aan de orde is de
vraag, waarom de rekenings- van de begrootingscijfers afwijken,
maar alleen de vraag, of de cijfers van deze rekening al dan
niet juist zijn. Spreker is daarom van oordeel, dat de heer
Heemskerk beter doet bij de beoordeeling van de begrooting
voor 1927 deze rekeningscijfers als basis te nemen en, zoo
noodig, op grond daarvan de begrootingscijfers aan te vallen.
Spreker kan uit den aard der zaak op dit oogenblik het
verschil, waarop de heer Heemskerk gewezen heeft, niet ver
klaren, doch aangezien deze de juistheid der rekeningscijfers
niet heeft betwist, kan de Raad deze rekening gerust
accepteeren.
Van het Waschbureau verklaart spreker niets te weten.
De heer Meijnen kan het verschil in de opbrengst der
schoolgelden niet geheel verklaren. Wel kan hij mededeelen,
dat in 1924 de wettelijke regeling van de schoolgelden gewij
zigd is, dat dientengevolge ook de tarieven van de school
geldheffing gewijzigd zijn, dat men toen aan het tot dusverre
geldend tarief geen maatstaf kon ontleenen voor de raming
van de opbrengst der schoolgelden, dat men dus toen daar
naar een slag heelt moeten doen en dat die slag te hoog is
geweest.
Wat voorts de oninbare posten betreft, moet men er wel
licht rekening mede houden, dat geruimen tijd na den oorlog
vele personen gebleken zijn te hoog te zijn aangeslagen en
dat hunne aanslagen en daarmede ook de door hen verschul
digde schoolgelden verlaagd zijn geworden. In hoever daarin
gedemonstreerd is de verhouding ten opzichte van het open
baar en het bijzonder onderwijs, weet spreker niet. Het ver
schil kan evenwel niet liggen in de omstandigheid, dat som
mige schoolbesturen nog zelf de schoolgelden zouden innen;
dit geschiedt thans geheel door de gemeente.
De heer Heemskerk dankt den heer Sanders voor diens
wenk om bij de volgende begrooting op deze zaak zijn aan
dacht gevestigd te houden, maar hij is het met den Wethouder
niet eens, dat deze zaak niet bij de rekening zou kunnen
worden besproken. In de rekening tcch heeft men verschillende
kolommen, n.l. die van ontvangen en die van onverhaal
bare posten en bij de behandeling van die rekening is dus
alleszins de vraag gewettigd, waarom de betrokken posten
niet in de kolom der ontvangen posten konden worden geplaatst.
Spreker, die allerminst bevredigd is, zal te zijner tijd trachten
op zijn vragen een afdoend antwoord te krijgen.
De heer Meijnen wijst er nog op, dat de gemeente op het
gebied van de salarissen der onderwijzers heel wat minder
heelt ontvangen dan vroeger, omdat juist in dien tijd de
salarissen verminderd zijn. Dat spiegelt zich echter ook inde
uitgaven af.
De Voorzitter meent, dat de heer Heemskerk de zaak
niet begrijpt. De door den heer Heemskerk bedoelde posten
zijn oninbaar, omdat het Rijk de aanslagen in de inkomsten
belasting van de betrokken personen oninbaar heeft verklaard,
zoodat zij ook geen schoolgeld betalen. Daarmede wordt echter
geenszins bewezen, dat het bijzonder onderwijs meer inkomsten
oplevert dan het openbaar onderwijs. Voor een groot deel
is dat hiervan het gevolg, dat de school aan het Noordeinde,
welke alleen meer schoolgeld opbrengt dan een aantal andere
scholen te zamen, als een bijzondere school moet worden
beschouwd.
De inning van de schoolgelden geschiedt volgens de daarvan
opgemaakte kohieren. De belastingaanslagen nu, welke ge
baseerd zijn op de inkomsten van een vorig jaar, zijn voor
1925 aan den hoogeu kant geweest. Het was dan ook zeer
moeilijk de opbrengst van de schoolgelden te ramen, doch
van bevoorrechting van den een boven den ander is evenwel
bij de inning geen sprake; het oninbaar verklaren geschiedt
op volkomen onpartijdige wijze. Men kan dus hoogstens
zeggen, dat de raming niet juist is geweest; immers de cijfers
van de rekening geven het beeld van de werkelijkheid.
Wat de mindere opbrengst van het waschbureau betreft,
ook daarover kan men Burgemeester en Wethouders niet
ter verantwoording roepen; ook een sigarenwinkel kan minder
opbrengen dan in andere jaren. Men kan Burgemeester en
Wethouders alleen verwijten, dat zij het winstsaldo te hoog
hebben geraamd; de cijfers van de rekening berusten echter
op feiten en die zijn juist.
Zonder hoofdelijke stemming wordt beslotèn'de rekening
van de Haarlemmertrekvaart goed te keuren en vervolgens
de geheele gemeenterekening voorloopig vast te stellen over
eenkomstig het in Ingekomen Stukken No. 158 opgenomen
concept-besluit.
(De Wethouders worden geacht zich van medestemmen te
hebben onthouden).
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering ge
komen).
XI. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud
bij de gemeente van de perceelen grond, respect, aan de
Koningstraat en de Nassaustraat, Sectie K Nis 2465 en 2648.
(Zie Ing. St. No. 177.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XII. Voorstel:
a. tot aankoop van de perceelen Sectie K, Nis. 3083,
145, 144 en 38;
b. om het adres van J. van Ek c.s. en de motie-Schüller,
in zake demping van de sloot langs het z.g. Zwartepad,
als afgedaan te beschouwen.
(Zie Ing. St. No. 166.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over-