113 N°. 106. Leiden, 19 Augustus 1926. Zooals wij U reeds in ons voorstel tot aankoop van eenige perceelen grond voor den aanleg van de persleiding der centrale rioleering mededeelden (Ingek. Stukken No. 80 van dit jaar), is het wenschelijk, dat de gemeente ten behoeve van dien aanleg ook de beschikking verkrijgt over de eigendommen van de Nederlandsche Spoorwegen, voor zoover die langs de verbindingsspoorbaan naar de Gas fabriek zijn gelegen. De onderhandelingen, omtrent deze overneming tusschen ons College en de Ned. Spoorwegen gevoerd, zijn thans beëindigd en hebben tot resultaat gehad, dat de Ned. Spoorwegen, onder voorbehoud van goedkeuring door den Minister van Waterstaat, bereid zijn, hunne hierbedoelde eigendommen aan de gemeente Leiden te verkoopen tegen den prijs van 4000.en verder op een aantal voorwaarden, waarover reeds in het jaar 1910 met de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij overeenstemming was bereikt, doch die nooit van kracht zijn geworden, aangezien de destijds voorgenomen verkoop van de onderwerpelijke eigendommen nimmer tot stand is gekomen. De hierbedoelde voorwaarden zijn omschreven in een brief van den Eaad van Administratie der Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij d.d. 21 Juli 1910, die in de Leeskamer te Uwer inzage is neergelegd. Tegen het aanvaarden van die voorwaarden bestaat o. i. ook thans geen bezwaar. De Ned. Spoorwegen wenschen daaraan intusschen nog eene nieuwe voorwaarde te zien toegevoegd, welke verband houdt met de omstandigheid, dat een gedeelte van het perceel Sectie K No. 38 (op de teekening rood gekleurd) te eeniger tijd wellicht voor spoorwegdoeleinden noodig kan zijn. Voor dat geval zou de gemeente zich moeten verbinden, aan de betrokken spoorwegmaatschappij de noodige vergunning te verleenen voor het leggen, verleggen, gebruiken of onderhouden van een spoorbaan op bedoeld perceelsgedeelte. De daarvoor noodige werken zullen zoo stellen de Ned. Spoorwegen voor in gemeen overleg worden uitgevoerd, terwijl de kosten van de werken, welke met de persleiding verband houden, door de gemeente, en van die, welke met den spoorweg verband houden, door de spoorwegmaatschappij zullen worden voldaan. Met het oog op eventueele geschillen zal dan in de akte een arbitragebepaling worden opgenomen. Hoewel wij de voorgestelde regeling der kostenverdee- ling minder billijk achten het is immers regel, dat hij, op wiens wensch en te wiens behoeve een werk wordt uit gevoerd, de daardoor aan anderen toegebrachte schade vol ledig vergoedt meenen wij U in het belang van den aanleg der centrale rioleering niettemin te moeten raden, ook deze voorwaarde aan te nemen. Na de overdracht zal wij deelden het U reeds mede de sloot tusschen de huizen aan de Prins Prederikstraat en het z. g. Zwartepad zoo spoedig mogelijk worden gedempt. Daarmede zal dan voldaan zijn aan het tot Uwe Vergade ring gerichte adres van J. van Ek c. s. in zake de dem ping van deze sloot, zoomede aan het desbetreffend voor stel van Uw medelid, den heer Schüller, beide om praeadvies in onze handen gesteld (zie Handelingen 1925, blz. 208). Overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabri cage geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging a. te besluiten tot aankoop, tegen den prijs van 4000. van de perceelen, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie K, Nis 3083, 145, 144 en 38, op de overgelegde teekening A met groene kleur aangeduid, zulks onder de voorwaarden, op de mede overgelegde bijlage B aangegeven b. het adres van J. van Ek c. s., zoomede de motie van den heer Schüller, beide in zake de demping van de sloot langs het z. g. Zwartepad, als afgedaan te be schouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 167. Leiden, 19 Augustus 1926. Bij hun in de Leeskamer liggend schrijven van 26 April verzoeken Curatoren der Rijks-Universiteit alhier, naar aanleiding van eene desbetreffende missive van Zijne Excel lentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, onze medewerking tot verlaging van de vergoe ding wegens het beschikbaar stellen ten behoeve van het onderwijs in de neurologie aan die Universiteit, van 20 plaatsen in het Sanatorium voor Zenuwlijders „Rhijngeest" te Oegstgeest. Met de Commissie van Beheer over die inrichting zijn wij van meening dat hier wel termen aanwezig zijn om tot verlaging van de vergoeding over te gaan. Zooals uit het advies dier Commissie blijkt, is de vergoe ding, die aanvankelijk 9000.bedroeg, tengevolge van de algemeene stijging van prijzen en loonen, geleidelijk gestegen, zoodat zij in 1922 19000,of 950.per patient en per jaar bedroeg. Dat bedrag werd iets hooger gesteld dan dat der ver- pleegkosten in Endegeest, omdat de verpleging der Rijks- patienten in Rhijngeest ook iets duurder is. De verpleeg- kosten in Endegeest bedroegen in 1922 900.benevens 50.wegens kosten van kleeding. Tengevolge van de ingetreden verbetering van de alge meene levensstandaard werden de verpleegkosten in de gestichten „Endegeest en Voorgeest", bij Uw besluit van 13 Juli 1925 teruggebracht tot 800.benevens 50.— kleedingkosten. Het komt ons derhalve met de Commissie van Beheer alleszins rationeel voor ook de kosten van verpleging der Rijks- patienten in „Rhijngeest" een vermindering te doen ondergaan. Aangezien de Rijkspatienten echter slechts bij uitzon dering van kleeding behoeven te worden voorzien en bovendien in den regel slechts 18 plaatsen bezet zijn, meenen wij met een verpleegprijs van 800.te kunnen volstaan. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging ons College te machtigen de met Curatoren der Rijks-Univer siteit gesloten overeenkomst, in zake het beschikbaar stellen, ten behoeve van het onderwijs in de neurologie aan die Universiteit, van 20 plaatsen in het Sanatorium voor zenuw lijders „Rhijngeest" te Oegstgeest, in dien zin te wijzigen dat de te betalen vergoeding, met ingang van 1 Januari 1927, zal bedragen 16000. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 168. Leiden, 19 Augustus 1926. Behalve voor het leveren van de pompinrichting en van de persleiding der centrale rioleering, waaromtrent in Uwe Vergadering van 9 Augustus j.l. eene beslissing werd ge nomen (zie Ingek. Stukken No. 157), is ook voor het maken van den betonnen onderbouw voor het hoofdgemaal der centrale rioleering ondershands prijsopgave gevraagd aan een aantal speciaal op dat gebied werkzame firma's. Van de ingekomen aanbiedingen, welke in de Leeskamer te Uwer inzage zijn gelegd, is zoowel uit een technisch als een financiëel oogpunt de aannemelijkste die van de N.V. Rijnlandsche Betonbouw Maatschappij, alhier. Het inschrijvingscijfer van deze firma bedraagt, na inachtneming van dezerzijds nader noodig geoordeelde wijzigingen der constructie's, 24.685. Wij geven U mitsdien, overeenkomstig het gevoelen van de Commissie van Fabricage, in overweging, het maken van den onderbouw van gewapend beton voor het hoofdriool gemaal der centrale rioleeringaan den Maresingel, met bij- behoorende werken, ondershands op te dragen aan de N.V. Rijnlandsche Betonbouw Maatschappij, alhier, voorde som van ƒ24.685. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 169. Leiden, 19 Augustus 1926. In Uwe Vergadering van 10 November 1924 (Ingek. Stuk ken No. 274), werd het bij Raadsbesluit van 31 October 1921 beschikbaar gesteld bedrag van 75000.—, ten behoeve van eene partiëele verbetering van den Rijnsburgerweg tus schen de Poelbrug en den Warmonderweg, tot 200.000. verhoogd, ten einde tot eene algeheele verbetering van dat weggedeelte te kunnen geraken. Nu de voorgenomen wegverbreeding is totstandgekomen en het werk geheel voltooid is opgeleverd, blijken de daaraan verbonden kosten, volgens het in de Leeskamer liggend rapport van den Directeur der Gemeentewerken te hebben be dragen 230.591.06®. Hiertegenover staan evenwel eenige ontvangsten en wel: 817.— als bijdragen van de dames Drost en den heer Christiaanse, in de kosten van demping en rioleering van een nabij den Warmonderweg gelegen slootgedeelte; 1400— als bijdrage van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij in de kosten van vernieuwing van hët oude gedeelte der Poelbrug. In deze kosten verleende de maatschappij een bijdrage van 2000.De werkzaam-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 67