110 Transport zullen eventueel uit leening moeten worden gevonden. 30°. de opbrengst van de aan de woning- bouwvereeniging „Bensgezindheid" verkochten grond ten behoeve van haar bouwplannen III en IV 31°. de opbrengst van de aan de woning- bouwvereeniging „Ons Belang" verkochten grond ten behoeve van haar 4e bouwplan 32°. de nog van het Rijk te ontvangen bijdrage in de kosten van inrichting van den Districts-Keuringsdienst van Waren in den linkervleugel van het voormalig militair hos pitaal aan den Morschweg Van de op den „kapitaaldienst" over te brengeo uitgaven 2.792.129.48) kan voorts een bedrag van zijnde een gedeelte van de op hoofdstuk VIII 2 te brengen som van 26.537.21 worden gedekt door te beschikken over het batig slot ad 14.921.045 van deze paragraaf. 843.441.33 37.006.80 8.500.— 11.000.— 14.921.045 Tot dekking van het restant ad moet de post „Geldleening" worden verhoogd. Zooals hierboven reeds werd medegedeeld is dit slechts eene administratieve begroo- tingsregeling. 914.869.17 5 1.877.260.305 2.792.129.48 Blijkens het bovenstaande moet bij de beoordeeling van de eindcijfers der rekening over 1925 worden in acht ge nomen, dat het voordeelig ftassaldo der gewone middelen, ten bedrage van 849.360.91® moet worden verhoogd met 190.522.07® voor bij het sluiten van den dienst 1925 nog te ontvangen gelden, doch daarentegen met 155.108.72® moet worden verlaagd, in verband met onbetaalde vorde ringen of onverbruikt of onverwerkt gebleven credieten. Hieruit volgt, dat de gewone dienst van 1925 een voor deelig exploitatie-saldo van 849.360.91® 190.522.07® 155.108.72® 884.774.26® heeft opgeleverd. Het in Uwe Vergadering van 9 Augustus j.l. genomen besluit tot vaststelling van de aan de besturen van bijzon dere scholen over 1923 uit te keeren vergoeding, bedoeld in artikel 101 der Lager-Onderwijswet 1920, zal echter op het dienstjaar 1926 eene uitgaaf van 24.000.vereischen, terwijl het besluit tot verhooging van de voorschotten op deze vergoeding over de jaren 1924 en 1925 respectievelijk een uitgaaf van f 2.025.en 2.163.zal medebrengen te zamen alzoo 28.000. Voorts waren bij het sluiten van den dienst 1925 de over dat jaar aan besturen van bijzondere scholen verschuldigde vergoedingen, ingevolge artikel 100 van bovengenoemde wet, voor aan die scholen verbonden boventallige onderwijzers nog niet vastgesteld. Vermoedelijk zal dit echter nog in het kalenderjaar 1926 geschieden en waar nu, ingevolge de administratieve voor schriften ook de vergoedingen ter zake over het dienstjaar 1924, welke ruim 30.000.hebben bedragen, ten laste van het dienstjaar 1926 zijn gebracht, is de waarschijnlijk heid groot, dat 1926 wordt belast met de betrekkelijke uitgaven over twee jaren. Een en ander zal op het dienstjaar 1926 vermoedelijk een uitgaaf van ongeveer 28.000.-f- 30.000. 58.000.vereischen, waarvan in verband met te ver wachten overschotten op de betrekkelijke posten, een be drag van 13.000.— beschikbaar is. Tot dekking van het restant ad 45.000.stellen wij U voor eenzelfde be drag van het batig saldo dienst 1925 te bestemmen ter verhooging van den post voor „Onvoorziene Uitgaven", dienst 1926, welk bedrag moet worden gereserveerd, ten einde zoo noodig tot dekking van meergenoemde uitgaven te dienen. Voorts is in het batig saldo nog begrepen een bedrag van 14.597.33, dat moet worden gereserveerd voor aflossing op door de gemeente ten behoeve van woningbouw uit eigen kas verstrekte gelden, waarvoor in het jaar 1925 nog niet een vaste leening werd aangegaan. Dit bedrag moet worden overgebracht naar Hoofdstuk V, van den Kapitaaldienst van 1926 Volgn. 615. Overboeking op den Kapitaaldienst van gereserveerde aflossingen van door de gemeente ten behoeve van den bouw van arbeiderswoningen uit eigen kas verstrekte gelden, welke nog niet door leening zijn gedektgewijzigde omschrijving). Indien Uwe Vergadering dienovereenkomstig besluit, zal het exploitatie-saldo van den dienst 1925 nog worden verminderd met 45000.b 14.597.33 59.597.33 en dus worden gebracht op 825.176.935. 884.774.265 59.597.33). Aangezien het verschil ad 35.413.35 190.522.07® 155.108.72®) tusschen de nog te ontvangen en de nog uit te geven gelden, het dienstjaar 1925 betreffende, niet vol doende is om het te reserveeren bedrag van 59.597.33 te dekken, moet van het batig kassaldo ad 849.360.91® van den dienst 1925 een bedrag van 59.597.33 35,413.35 24.183.98 op volgnummer 2 van den dienst 1926 „Gedeelte van het batig saldo van den gewonen dienst van het dienstjaar 1925worden overgebracht. Bij de beoordeeling van het exploitatie-saldo van den gewonen dienst 1925 zij opgemerkt, dat aan dat dienstjaar uit vroegere diensten is ten goede gekomen een bedrag van 1.043.977.12® 160.765.15 (ƒ139.696.63 ƒ21.068.52) 883.211.97®, zoodat de gewone inkomsten en uitgaven van het dienstjaar 1925 feitelijk sluiten met een nadeelig exploitatiesaldo van f 883.211.97® f 825.176.93® f 58.035.04. Wij geven U alsnu in overweging te besluiten tot vast stelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begroo- tingsstaat, model D, dienst 1926. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 64