MAANDAG 9 AUGUSTUS 19-26. 89 de organisatie's geschied was; dat wil zeggen, dat de wijze, waarop die organisatie's gehandeld hadden, niet was geweest zooals het behoorde. Verder zegt de Wethouder thans, zich beroepende op een formaliteit: die organisatie's hebben het verzoek niet tot mij persoonlijk gericht, maar tot den Directeur van den Dienst van Sociale Zaken. Nu is inderdaad dat schrijven gericht geweest tot den Directeur, maar daarbij werd toch zoowel aan dien Directeur als aan den Wethouder om een onderhoud verzocht, en des niettegenstaande is in opdracht van den Wethouder aan de organisatie's bericht, dat de heer Wijkmans uitstedig was en dat het gevraagd onderhoud niet kon plaats hebben. Terecht hebben de drie organisatie's dan ook hare teleur stelling te kennen gegeven over de wijze, waarop deze zaak is verloopen. Spreker heeft geen bezwaar tegen het voorstel om dit adres voor kennisgeving aan te nemen, als de Wethouder bereid is om te verklaren, dat men, wanneer weder op dezelfde wijze tot den Directeur van den Dienst van Sociale Zaken een schrijven wordt gericht, waarin opgenomen is een verzoek aan den Wethouder om een onderhoud toe te staan, zich dan niet zal beroepen op een formaliteit om van de zaak af te komen. De heer Heemskerk spreekt zijne bevreemding er over uit, dat, wanneer de organisatie's aan den Directeur van den Dienst voor Sociale Zaken een schrijven zenden, waarin ver zocht wordt om een onderhoud met hem en den Wethouder, van de zijde van dien Directeur geantwoord wordt, dat het onderhoud niet toegestaan kan worden, althans op dat oogenblik. Den Wethouder, die formeel juist gehandeld heeft, treft geen blaam. Iets anders is, of het niet de plicht was geweest van den waarnemenden Directeur van den Socialen Dienst om te trachten, al was het verzoek formeel niet in orde, tot een verdere behandeling er van te geraken. De heer Baart sprak den wensch uit, dat in volgende ge vallen een ander standpunt zou worden ingenomen. Het ligt veel meer voor de hand, te verwachten, dat de organisatie's zich niet weer aan denzelfden steen zullen stooten, maar zich rechtstreeks tot den Wethouder zullen wenden. De zaak zelve had wel wat aardiger en voorzichtiger kunnen worden behandeld. Misschien wil de Wethouder zijn invloed aanwenden, om te zorgen, dat ook, als een kleine formeele afwijking wordt begaan, in de toekomst een dergelijk onderhoud wel wordt toegestaan. De heer Sanders kan, zooals de heer Heemskerk reeds terecht heeft opgemerkt, moeilijk een algemeene toezegging doen. Ieder geval staat op zichzelf. Men weet trouwens, dat hij steeds bereid is, wanneer iemand een onderhoud met hem vraagt, dat verzoek in te willigen. Daarover is nooit een conflict geweest en daarover zullen dus ook in de toekomst wel geen conflicten ontstaan. Overigens nu men toch aan het napraten is dient opgemerkt te worden, dat de Commissie voor Sociale Zaken een voorstel van den heer van Stralen, om alsnog met de betreffende vakorganisatie's in overleg te treden, had ver worpen. Het zou dus wel een groote informaliteit geweest zijri, wanneer de Directeur van Sociale Zaken op het verzoek van de organisatie's, dat daarna inkwam, was ingegaan. Dat de Directeur na zijn terugkomst niet nader een brief heeft gezonden, waarin hij mededeelde, dat het onderhoud niet kon worden toegestaan, was inderdaad een fout, de eenige incorrectheid, die in deze zaak is begaan. Aan de quaestie zelf doet dat echter niet af. De heer Baart merkt nog op, dat dit besluit van de Com missie hem bekend was. Toch is het niet onwaarschijnlijk, dat een bespreking met de organisatie's den Wethouder en den Directeur tot een ander inzicht zou hebben gebracht. Daarom hadden de organisatie's alle reden om te doen, wat zij gedaan hebben. Wat betreft de uitlating van den heer Heemskerk, dat men zich er voor moet hoeden, om zich voor de tweede maal aan denzelfden steen te stooten, men zal begrijpen, dat het sprekers bedoeling niet is, de organisatie's aan te raden in het vervolg op dezelfde wijze een verzoek tot den Wethouder te richten, maar wel er tegen te waarschuwen, dat deze zich niet op grond van een kleine formaliteit van de zaak afmaakt. Verder zegt de Wethouder, dat het gewenscht geweest zou zijn, dat, toen de heer Wijkmans weder terug was, de organi satie's een antwoord op haar schrijven gekregen hadden. Spreker ziet hierin meer een schuiven van de schuld op den rug van een ander. Intusschen, deze zaak is nu weder van beide kanten bezien en spreker spreekt de hoop uit, dat in het vervolg rekening gehouden zal worden met de opmerkingen, in dit adres van de organisatie's gemaakt. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 7°. Aanbeveling van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, ter benoeming van een lid dier Commissie. Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken. 8°. Verzoek van W. van der Heijden, om restitutie van een bedrag van 100.door hem gestort ter verzekering van een tegenover de gemeente aangegane verbintenis tot overdracht van een stukje grond, gelegen vóór zijn perceel Heerensingel 39. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 9°. Verzoek van de Kappers- en Barbiers Patroonsvereeniging »Hulp en Vriendschap,'' in zake de naleving van de Verordening op de Winkelsluiting en de Zondagssluiting door eenige kappers en barbiers. Dit verzoek luidt als volgt: Leiden, 21 Juli 1926. Aan den Raad der Gemeente Leiden. EdelAchtbare Heeren. Geven met verschuldigde eerbied te kennen Franciscus Jacobus Cornelisse, en Burger Nicolaas Vliegenthart Respec tievelijk Ie Voorzitter en 1e Secretaris, der Kappers en Barbiers Patroons Vereeniging »Hulp en Vriendschap" te Leiden Dat reeds verscheidene jaren een Verordening bestaat dat de Winkels te 8 uur 's avonds gesloten moeten zijn, dat er verschillende Kappers zijn die deze verordening niet naleven en soms 9 uur of half 10 nog aan het werk zijn ten schade voor hen die zich wel aan deze verordening houden. Ook zijn er nog Kappers die de Zondag sluiting (verordening) niet naleven. Dat er een dergelijk adres reeds in September 1925 aan den Heer Commissaris van Politie is verzonden maar geen resultaat heeft opgeleverd. Redenen dat adressanten eerbiedig doch dringend verzoeken den Personen die belast zijn met toezicht op handhaving dezer verordening er op te wijzen dat deze verordening streng gehandhaafd wordt. 't welk doende F. J. Cornelisse, ie Voorz., Breestraat 148. B. N. Vliegenthart, ie Secr Koningsstraat 12. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een Stadsgeneesheer voor het tijdvak 15 Augustus 192615 Augustus 1927. (Zie Ing. St. No. 148.) De Voorzitter verzoekt den heeren Heemskerk, Wilbrink, Witmans en Kooistra het stembureau te willen uitmaken. Wordt benoemd voor het tijdvak 15 Augustus 192615 Augustus 1927 met algemeene (24) stemmen de heer H. P. Veldhuijzen. II. Benoeming van een Commissaris van de Gemeentelijke Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 143.) Wordt benoemd met 23 stemmen de heer Prof. Dr. P. J. Blok; de heer B. J. J. N. Troost verkreeg 1 stem. III. Praeadvies op het verzoek van J. Muilemeister, om eervol ontslag als leeraar in de Staatswetenschappen aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus en aan de Hoo- gere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 142.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Benoeming van een leeraar in de Staatswetenschappen aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus en aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 145.) Wordt benoemd met 17 stemmen de heer Dr. P. Endt; de heer J. M. van Sas verkreeg 6 stemmen en de heer Mr. P. B. Wind 1 stem. V. Benoeming van eene leerares in de Engelsche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, voor den cursus 19261927. (Zie Ing. St. No. 144.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 3