84
MAANDAG 5 JULI 1926.
de schoolgelden, een verschil van 4400.zou maken, wan
neer die kinderen de gemeentelijke Hoogere Burgerschool
bezochten. Bovendien betalen ouders en belangstellenden nog
contributie. De Wethouder heeft nog beter dan spreker het
groote belang van deze school voor Leiden uiteengezet. Spreker
doet dan ook een beroep op de rechtsche Wethouders en op
de leden van den Raad om de billijkheid te betrachten en de
geheele gevraagde bijdrage toe te staan.
De heer Mulder zegt, dat de meerderheid van Burgemeester
en Wethouders eigenlijk een reprimande van de rechterzijde
krijgt, omdat zij het gevraagde bedrag niet ten volle wil
toestaan. Niemand zal spreker verdenken, dat hij een tegen
stander van de Christelijke H.B. S. is; het gaat evenwel niet
aan, ook al heeft de gemeente wellicht van het bestaan dier
school financieel voordeel, dat zij het volle tekort voor haar
rekening neemt. Spreker vindt het niet in orde, dat de buiten
gemeenten, die, wanneer het leerlingen van de gemeentelijke
H. B. S. betrof, ƒ180.per leerling moeten betalen, zich
er met een bijdrage van f 26.26 afmaken; hij vindt dat klein
en beneden alle critiek. Deden de buitengemeenten wat zij
moesten doen, dan was het tekort van de Christelijke H.B.S.
gedekt. De heer Zuidema zegt terecht, dat het schoolbestuur
met dergelijke verklaringen niet is gebaat, maar het is toch
gewenscht eerst eens af te wachten het resultaat van de door het
schoolbestuur aan te wenden pogingen om van de buitenge
meenten, waaruit toch 29 leerlingen komen, vat meer geld
binnen te krijgen.
Spreker is het overigens niet eens met den heer Zuidema,
die de minderheid van het College consequenter vindt dan
de meerderheid; kreeg de minderheid haar zin, dan zou
Leiden in het geheel niets doen, nog minder dan de buiten
gemeenten, die f 26.26 bijdragen.
De heer Wilbrink is, in tegenstelling met zijn fractiegenoot
Deumer, tegen het voorstel van de heeren Zuidema en Eiker
bout. Ook spreker is er voor om aan de Christelijke H.B.S.
een tegemoetkoming te geven in haar tekort op grond van
billijkheidsoverwegingen, omdat een groote groep van inge
zetenen voor hun kinderen onderwijs in anderen geest be
geert dan op de gemeentelijke Hoogere Burgerschool gegeven
wordt. Doch dit wil nog niet zeggen, gelijk de heer Zuidema
meent, dat nu ook de gemeente het geheele tekort van de
Christelijke H.B.S. zou moeten dekken; immers de gemeente
kan en mag op die school geen toezicht uitoefenen en kan
niet beoordeelen, of die school misschien te luxueus is
ingericht.
Spreker is het overigens niet geheel eens met het argu
ment van den Wethouder, dat de verhouding van de ge
meente tot de Christelijke H. B. S. precies dezelfde is als
die tot de bijzondere bewaarscholen; deze laatste toch zijn
geheel op het gemeentelijke subsidie aangewezen, terwijl de
Christelijke H. B. S. steunt op een bijdrage van het Rijk.
Op grond van een en ander zal spreker gaarne vóór het
voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wethou
ders stemmen.
De heer Meijnen zegt, dat de heer Zuidema niet geantwoord
heeft op sprekers opmerking, dat de gemeente geen invloed
heeft gehad bij den bouw en de exploitatie van de school en
dat men dus van de gemeente niet kan verwachten, dat zij
het geheele tekort zal dekken.
De heer Wilbrink heeft gelijk, als hij zegt: het is niet
zoo als bij de bewaarscholen. Toch is er wel overeenkomst
tusschen beide. Het gemeentebestuur heeft ten aanzien van
de bijzondere bewaarscholen gezegdwij bepalen de voor
waarden voor subsidiëering zoodanig, dat de besturen van de
bewaarscholen er belang bij hebben, dat het tekort zoo gering
mogelijk is. Ook hier wordt er voor gezorgd, dat het school
bestuur niet kan denken: het gemeentebestuur betaalt wel,
als er een tekort is, maar er bij geïnteresseerd is dat de
uitgaven zoo laag mogelijk en de contributie's en schoolgelden
zoo hoog mogelijk blijven.
De heer Zuidema begrijpt niet, dat de Wethouder dit
uiterst geringe bedrag wil geven, om te zorgen, dat de school-
vereeniging zoo zuinig mogelijk is en zooveel mogelijk de
eigen bijdragen in stand houdt. Dien prikkel tot zuinigheid
heeft deze vereeniging echter niet noodig. Dat blijkt wel uit
de groote opofferingen, die velen zich getroosten de Wet
houder heeft zoo juist gezegd, dat de ouders 4400.— meer
schoolgeld hebben betaald dan zij hadden moeten betalen,
indien hunne kinderen de gemeentelijke H. B. S. bezochten,
afgezien nog van de contributie.
Waar de Wethouder heeft aangetoond, dat hier van een
billijk verzoek sprake is, zouden Burgemeester en Wethou
ders, indien zij een klein blijk van waardeering wilden geven,
moeten voorstellen het gevraagde bedrag van 1200.
geheel toe te kennen.
Het voorstel van de heeren Eikerbout en Zuidema wordt
met 22 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Witmans, Eerdmans, van Tol,
Sijtsma, van Rosmalen, Sanders, Reimeringer, Meijnen, Mulder,
Baart, Wilbrink, van Stralen, Schüller, Kooistra, Splinter,
Groeneveld, Knuttel, van der Reijden, Mevr. Dietrich—de
Rooy, de heeren van Eek, Verwey en Dubbeldeman.
Vóór stemmen: de heeren Deumer, Bergers, Heemskerk,
Zuidema, Eikerbout, Wilmer, Huurman, Spendel en Coster.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
volgens met 17 tegen 14 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Deumer, Bergers, van Tol,
Heemskerk, van Rosmalen, Sanders, Meijnen, Mulder, Wilbrink,
Zuidema, Eikerbout, Wilmer, Splinter, Huurman, van der
Reijden, Spendel en Coster.
Tegen stemmen: de heeren Witmans, Eerdmans, Sijtsma,
Reimeringer, Baart, van Stralen, Schüller, Kooistra, Groene
veld, Knuttel, Mevr. Dietrichde Rooy, de heeren van Eek,
Verweij en Dubbeldeman.
De Voorzitter vraagt, of een der leden thans nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Knuttel herinnert er aan, dat bij de behande
ling van het voorstel tot deelneming van gemeentewege in
het garantiefonds voor de Jan Steen-tentoonstelling, in
uitzicht is gesteld, die tentoonstelling ook tegen verlaagd
tariet toegankelijk te stellen; hij heeft daarvan tot heden
niets bemerkt en zelfs vernomen, dat er geen uitzicht
op bestaat. Hoe staat het thans daarmede? Stelt men het
tarief voor den Zaterdag op 10 en voor den Zondag op 25
cents, dan zal het aantal bezoekers vermeerderen, terwijl het
aantal bezoekers van f 1.niet zal verminderen, omdat zij
niet de drukke dagen voor hun bezoek kiezen. Het waar
borgfonds kan er dus alleen wel bij varen.
De Voorzitter zegt, dat het zeker is, dat de tentoonstelling
tegen lageren prijs toegankelijk zal worden gesteld. Had de
heer Knuttel echter niet even met zijn vraag kunnen wach
ten? De tentoonstelling blijft zeker tot 31 Augustus a.s. en
wellicht nog langer open en blijft even mooi, zoodat er geen
reden is ten deze haast te maken. Het denkbeeld van den
heer Knuttel, om den toegangsprijs des Zaterdags op een
dubbeltje te stellen, moet spreker ten sterkste ontraden.
Daarmede bewijst men niemand een dienst en het zal dan
zoo vol worden, dat niemand er iets meer aan heeft, omdat
iedereen, ook degenen, die wel een gulden kunnen betalen,
dan natuurlijk op Zaterdag gaat. De door den heer van
Stralen aangegeven regeling, nl. om door de vakvereenigingen
toegangsbewijzen tegen verlaagd tarief te doen distribueeren,
lijkt spreker beter.
Doch, zooals gezegd, spreker weet zeker, dat het in het
voornemen ligt de tentoonstelling ook tegen lageren prijs
toegankelijk te stellen; laat men dus rustig afwachten.
De heer Dubbeldeman vraagt, of de Voorzitter die toezeg
ging niet meer pertinent kan doen. De indruk is gevestigd,
dat deze toegangsprijs blijvend is. Spreker kent een organi
satie, die op aanvrage een reductie van 50 pCt. heeft gekregen,
hetgeen nog te weinig is.
De Voorzitter zegt, dat hij met de Commissieleden over
deze zaak gesproken heeft en dat hij er niet aan twijfelt, of
de toegangsprijzen zullen te zijner tijd verlaagd worden.
Hij geeft in overweging een afwachtende houding aan te
nemen. De tentoonstelling is nog geen 3 weken geopend en
zij duurt zeker nog 2 maanden.
De heer Schüller vraagt, hoe het staat met de praead-
viezen op de door hem bij de behandeling van de begrooting
voor 1926 ingediende voorstellen tot vernieuwing van de
St. Nicolaasbrug en de Langegrachtsbrug en verzoekt Burge
meester en Wethouders ten aanzien van de vernieuwing van
de Havenbrug in overleg te treden met den Raad van Beheer
van de nieuw te vormen Naamlooze Vennootschap uit de
Haagsche Tramweg-Maatschappij en de gemeente 's-Gra-
venhage.
De heer Mulder antwoordt, dat, wat de beide eerste bruggen
betreft, de rapporten reeds bij de Commissie van Fabricage
in behandeling zijn, zoodat de toegezegde praeadviezen eerlang
zijn te verwachten, terwijl Burgemeester en Wethouders ten
aanzien van de vernieuwing van de Groote Havenbrug, gelijk
den Raadsleden bekend is, diligent zijn.