MAANDAG 14 JUNI 1926.
69
en de gemeente parasiteerde op het particulier initiatief, eens
zullen overwegen wat zij voor deze stumperds kunnen doen.
Blijft men evenwel van die zijde in gebreke, dan verwacht
spreker, dat Burgemeester en Wethouders aan deze zaak
ernstige aandacht zullen schenken en maatregelen zullen
nemen om deze bejaarde menschen te helpen.
Spreker meent, dat de heer Knuttel zich zelf een weinig
heeft tegengesproken. Indien men in de confessioneele in
richtingen zijn best doet om den neutralen inrichtingen den
wind uit de zeilen te nemen, dan tracht men dat doel
natuurlijk te bereiken door te zorgen voor een goede ver
pleging en door elke kwetsing der patiënten in hun gods
dienstige gevoelens te vermijden. Doet men dat niet, dan
jaagt men de patiënten weg.
De heer Witmans zegt voor alle menschen gelijke rechten
op te eischen, maar daarvan kan alleen sprake zijn, wanneer
de geestverwanten van de heeren Witmans en Knuttel, wat
spreker hoopt, een particulier ziekenhuis oprichten. Er zal
dan geen enkele reden zijn om die inrichting, wat betreft
het toekennen van een toeslag aan patiënten, die den vollen
prijs om daar te worden verpleegd, niet kunnen betalen,
achter te stellen bij de bestaande particuliere ziekenhuizen.
De heer Witmans zegt, dat spreker copie levert voor de
Leidsche Courant, maar spreker staat niet in betrekking met
die courant.
Bovendien wil spreker verklaren, dat hij niet gewoon is
zulke lange artikelen te schrijven als men vorige week in
«Democratie" heeft kunnen lezen over het parasiteeren van
de gemeente op het particulier initiatief.
De heer Groeneveld moet nog even terugkomen na het
betoog van den heer Wilmer op hetgeen hij verleden jaar
gezegd heeft omtrent de niet-neutrale verpleging in het
St. Elisabethsgesticht. De heer Zuidema heeft daarna sprekers
klacht onderzocht en heeft aan spreker verklaard, dat sprekers
mededeelingen hem juist waren gebleken en dat hij het be
doelde geval niet goedkeurde.
Spreker is overtuigd, dat wat hij heeft medegedeeld juist
is, en hij zou zich sterk vergissen, als ook de heer Zuidema
daarvan niet overtuigd was.
De heer Elkerbout deelt mede, dat hij 10 maanden lang
het St. Elisabethsgesticht heeft bezocht, doch nooit iets ervan
heeft bemerkt, dat men daar propaganda maakt, teneinde de
menschen van richting te doen veranderen.
De heer Kooistra wil als zijn ondervinding mededeelen,
dat hij eenige dagen in het St. Elisabetsgesticht gelegen heeft
in een zaal met verschillende andere, religieuse, personen,
doch dat hem van een of andere propaganda niets gebleken is.
De heer Zuidema deelt mede, dat hij verleden jaar naar
aanleiding van hetgeen de heer Groeneveld hier medegedeeld
had het betrokken gezin heeft opgezocht en dat toen de
vrouw hem verteld heeft wat de heer Groeneveld medegedeeld
had. In zoover is dus wat de heer Groeneveld medegedeeld
heeft juist.
Toen heeft spreker gevraagd, of hij met den man zelf
daarover zou kunnen spreken en daarop antwoordde de
vrouw: mijn man is door een ongeval langen tijd geheel
verdoofd geweest en een gesprek met hem zou weinig be-
teekenen; ten gevolge van dat ongeval beschikte de man
niet ten volle over zijne geestvermogens.
Het komt spreker voor, dat men op het getuigenis van
zoo iemand niet kan afgaan en daarop geen uitspraak kan doen.
De heer Meijnen houdt tegenover den heer Groeneveld
staande, dat een verklaring van een hoogleeraar, hoofd van
een afdeeling, als waarvan hier sprake is, ontegenzeggelijk
van groote beteekenis is, al geeft hij toe, dat niet alle moei
lijkheden er door worden voorkomen of overwonnen.
Naar aanleiding van de opvatting van den heer Groene
veld, als zou de regeling, vervat in punt 4 van het voorstel,
iets bijzonder onaangenaams hebben voor den Directeur van
den Geneeskundigen Dienst, deelt spreker mede, dat de nieuwe
redactie juist op voorstel van Dr. Horst is gekozen.
De heer Witmans begint met het Academisch Ziekenhuis
bij de verpleging uit te schakelen, wat een groote fout is,
omdat Burgemeester en Wethouders altijd met dat Zieken
huis beginnen en voor hen de particuliere ziekenhuizen aan
vulling zijn.
Over de gelijke rechten, waarover de heer Zuidema het
had, acht spreker het niet gewenscht in discussie te treden.
Wat het rusthuis op den Heerensingel betreft, waarvan
de heer Witmans betwijfelde of het wel geschikt zou zijn
voor het opnemen van de betrokken categorie van patiënten,
antwoordt spreker, dat dit juist met het oog op dergelijke
gevallen wordt ingericht.
Spr. herhaalt, dat de Directeur van den Geneeskundigen
Dienst verleden jaar heeft gemeend zijn idee betreffende het
oprichten van een gemeentelijk aanvullingsziekenhuis te kunnen
loslaten, omdat het gemeentebestuur toen van de besturen
van het Diaconessenhuis, van het SiDt-Elisabethsgesticht
en van het Rusthuis op den Heerensingel de bereidverkla
ring had ontvangen om dergelijke patiënten op te nemen,
terwijl tevens het vooruitzicht bestond op uitbreiding van
het Academisch Ziekenhuis. Het Sint-Elisabethsgesticht wilde
het gemeentebestuur zelfs direct helpen, al waren zijn plannen
betreffende vergrooting van de inrichting op den Nieuwen
Rijn en later op de Hooigracht nog niet uitgevoerd. Het
Diaconessenhuis kon dat niet doen, omdat zijn plannen nog
niet in een genoegzaam gevorderd stadium verkeerden.
Toen spreker zooeven sprak over de ouden van dagen, die
niet zoozeer medische behandeling dan wel verpleging noodig
hebben, meende hij zeker te weten, dat die op het oogenblik
in het Diaconessenhuis en in het Sint-Elisabethsgesticht ver
toeven. Uit nadere informatie is hem echter gebleken, dat er
op het oogenblik in het Diaconessenhuis geen zijn, maar dat
er 18 vertoeven in het Sint-Elisabethsgesticht.
De heer Groeneveld is door het betoog van den Wet
houder niet overtuigd, dat het laatste gedeelte van punt 4
niet zou kunnen worden geschrapt. In sommige gevallen zal
die verklaring niet spoedig genoeg te krijgen zijn, maar dan
doet men het, volgens den Wethouder, zonder die verklaring.
De Wethouder heeft blijkbaar weinig eerbied voor Raads
besluiten, omdat hij in zoo'n geval het Raadsbesluit eenvoudig
op zijde schuift. Het laatste gedeelte van punt 4 heeft dan
geen beteekenis en men kan dat even goed schrappen. Boven
dien heeft de Directeur van den Geneeskundigen Dienst altijd
nog het recht om een dergelijke verklaring te eischen, teneinde
overtuigd te worden van het plaatsgebrek in het Academisch
Ziekenhuis.
Spreker stelt dus voor, om hetgeen in punt 4 voorkomt na
het woord «tarief" te doen vervallen.
Het amendement van den heer Groeneveld wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Meijnen wil alsnog mededeelen, dat bij de afwe
zigheid van den chef van eenige afdeeling in het Academisch
Ziekenhuis altijd nog aanwezig is een plaatsvervangend chef,
nl. de eerste assistent.
Verder wil spreker protesteeren tegen de insinuatie van
den heer Groeneveld, alsof het spreker er om te doen zou
zijn Raadsbesluiten te saboteeren.
De heer Wilbrink, is bevreesd, dat, wanneer er eerst een
schriftelijke verklaring moet zijn, het in spoedgevallen wel
eens te lang zal kunnen duren. Daarom kan spreker zich niet
vereenigen met het laatste gedeelte van punt 4.
De Voorzitter doet den heer Wilbrink opmerken, dat
dergelijke verklaring ook achteraf verstrekt kan worden.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ge
splitst in stemming gebracht.
De conclusie sub 1° van het voorstel wordt met 20 tegen
11 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren Bergers, Deumer, Zuidema, Sijtsma,
Huurman, Splinter, Heemskerk, Coster, Eerdmans, van Tol,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Eikerbout,
Mulder, Meijnen, Sanders, Spendel, Wilmer, van der Reijden,
Wilbrink en de Voorzitter.
Tegen stemmen: de heeren Schüller, Verweij, Baart, van
Stralen, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Groeneveld,
Knuttel, Kooistra, van Eek, Witmans en Dubbeldeman.
(De heer van Hamel had de vergadering inmiddels verlaten).
De conclusie sub 2° wordt met algemeene (31) stemmen
aangenomen.
De conclusie sub 3° wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Het door den heer Groeneveld op de door Burgemeester
en Wethouders gewijzigde conclusie sub 4° ingediend amende
ment, luidende: «Ondergeteekende stelt voor bij punt 4 het
gedeelte na het woord «tarief' te schrappen," wordt ver
worpen met 19 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmende heeren Bergers, Deumer, Zuidema,
Sijtsma, Huurman, Splinter, Heemskerk, Coster, Eerdmans,
van Tol, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Eiker
bout, Mulder, Meijnen, Sanders, Spendel, Wilmer, van der
Reijden en de Voorzitter.