68 MAANDAG 14 JUNI 1926.
den betrokken persoon tot zeer ernstige gevolgen leiden.
Iets dergelijks kan evengoed telefonisch worden afgedaan. De
Directeur van den Geneeskundigen Dienst moet opneming
buiten het Academisch Ziekenhuis goedkeuren en men mag
onderstellen, dat hij die goedkeuring alleen zal geven, wanneer
te zijnen genoegen is aangetoond, dat er geen plaats in het
Academisch Ziekenhuis is. Die schriftelijke verklaring is dus
overbodig en niet in het belang der patiënten, zoodat spreker
voorstelt de laatste zinsnede van sub 4 te schrappen.
De heer Knuttel kan het niet, zooals anderen, een ver
dienste van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst
vinden, dat hij op zijn oorspronkelijk plan is teruggekomen,
maar bovendien is het de vraag, of niet ten aanzien van die
verandering van standpunt door Burgemeester en Wethouders
invloed is uitgeoefend.
De belangrijke uitbreiding van het Diaconessenhuis en van
het Sint Elisabethsgesticht, welke men bezigt als argument
tegen de oprichting van een gemeentelijk ziekenhuis, is blijk
baar gekomen, nadat de plannen voor een gemeentelijk
ziekenhuis waren aangekondigd. Het gebeurde te Alkmaar en
te Goes toont trouwens eveneens aan, dat regel is, dat de
confessioneele inrichtingen trachten aan een neutrale inrichting
den wind uit de zeilen te nemen. Daaruit blijkt, dat die
confessioneele inrichtingen de patiënten gaarne willen hebben,
maar daarin reeds ligt een voldoende aanwijzing hoe gewenscht
het is een neutrale inrichting te stichten, opdat de patiënten
niet aan den invloed dier omgeving worden blootgesteld en
daarvan de nadeelen niet ondervinden.
Men vraagt spreker, welke die nadeelen zijn o. a., dat het
zeer deprimeerend kan werken op een patiënt, die pas ge
opereerd is, wanneer vóór de deur van zijn kamer een psalm
wordt gezongen, die hem op het einde voorbereidt, en dat,
zooals in een Roomsch-Katholiek Ziekenhuis is gebeurd, toen
een patiënt bijna een ongeluk kreeg, er geen verpleegster
aanwezig was, omdat er in de kapel een godsdienstoefening
plaats had.
Een stille invoed gaat van zulk een omgeving op ver
schillende patiënten uit en dat wenschen spreker en de
zijnen niet.
Het Academisch Ziekenhuis heeft groote deugden, maar
ook groote nadeelen, o. a., dat men er, behoudens voor zeer
bijzondere gevallen, alleen de zaalverpleging kent.
De gemeente moet kunnen beschikken over een zieken
huis, waar zij de verpleging kan regelen, zooals zij dat voor
de patiënten noodig acht.
Spreker kan zich allerminst vereenigen met het antwoord
van den Wethouder wat betreft de verpleging van zenuw
lijders. Het eenige argument is, dat het te duur zou worden,
dat men de zuinigheid wil betrachten; slechts wanneer het
hoog noodig is, zullen die menschen in verpleging genomen
worden.
Sprekers standpunt is, dat die menschen in een inrichting
verpleegd moeten worden, zelfs wanneer het alleen maar
wenschelijk is. De gemeente kan niet innemen het stand
punt: er zijn er zooveel, wij moeten een keus doenwij nemen
degenen, die het eerst in aanmerking komen, en de anderen
laten wij aan hun lot over.
De heer Dubbeldeman is door het antwoord van den
Wethouder niet veel wijzer geworden en spreker herhaalt
daarom zijn vraag, waar de oude menschen, die aan chronische
kwalen lijden, thans zijn ondergebracht. De Raad heeft
eenigen tijd in de veronderstelling geleefd, dat er van gemeente
wege een dergelijke instelling zou komen, maar daardoor wordt
nu door Burgemeester en Wethouders een schrap gehaald.
In het Diaconessenhuis of in het St. Elisabethsgesticht kunnen
zij ook niet worden opgenomen, omdat er onder hen zijn,
die zich eenige malen per dag bevuilen of die, zonder krank
zinnig te zijn, aan verflauwing van het geheugen, ijden.
De heer Eikerbout voegt spreker toe, dat dergelijke menschen
al in het St. Elisabethsgesticht opgenomen wordenhet is
mogelijk, dat er daar enkelen zijn, maar lang niet allen. Er
zijn onder die stumperds personen, die onrustige patiënten
genoemd worden, doch die, als zij op Endegeest komen, niet-
krankzinnig worden bevonden. Spreker zijn gevallen bekend,
dat de Stadsgeneesheeren met dergelijke patiënten geen raad
weten en nu wil hij van het College vernemen, waar die
menschen heen gaan. In de kliniek van Prof. Jelgersma wil
men hen niet hebben, omdat zij niet te genezen zijn en in
Rhijngeest worden zij alleen opgenomen voor zoover zij rustig
en voor de andere patiënten niet hinderlijk zijn en de ver-
pleegkosten betalen kunnen.
Mevrouw Dietrich—de Rooij wijst er op, dat in het Sint
Elisabethsgesticht en het Diaconessenhuis zeer weinig ge
legenheid is de zieke ouden van dagen op te cemen, hoog
stens twee. Spreekster is een geval bekend, dat in het Diaco
nessenhuis een patiënt, voor wien de gemeente Katwijk
betaalde, terwijl de familie de rest bijpaste, werd verwezen
naar het Minnehuis, toen de familie niet meer in staat was
bij te dragen in de kosten.
De heer Witmans wil, waar de heer Wilmer zoo apodictisch
heeft gezegd, dat de Raadsleden zich in Juli 1920 bij het
uitbrengen van hun stem niet hebben verklaard voor de op
en inrichting van een gemeentelijk ziekenhuis, even vastleggen,
dat de heer van der Lip bij die gelegenheid uitdrukkelijk
als zijn oordeel heeft te kennen gegeven, dat men te Leiden
niet den weg op moest van te steunen op bet Academisch
Ziekenhuis, maar zelf spoedig een aanvullingsziekenhuis
moest hebben.
Waar de Wethouder heeft gesproken over het particulier
initiatief, wil spreker verklaren daarvan zelf een voorstander
te zijn, maar men moet hier toepassen het stelsel van gelijke
rechten en dan eischt spreker, waar te Leiden, buiten het
Academisch Ziekenhuis, alleen gelegenheid voor verpleging
is in religieuse inrichtingen, voor degenen, die daarvan geen
gebruik willen maken, een gemeentelijk ziekenhuis op.
Wat betreft het zoogenaamde oude mannenhuisje heeft de
heer Dubbeldeman geheel sprekers gedachtengang vertolkt.
Een inrichting als men nu zal gaan stichten aan den Heeren-
singél acht spreker geheel onvoldoende.
Spreker blijft er dan ook bij, dat het voor een gemeente
als Leiden zeer onjuist is te achten, dat men op ziekenhuis-
gebied de zaak op deze wijze wil aankleeden. Het is parasi
teeren van de gemeente op het particulier initiatief.
De heer Wilmer kan eerbiedigen het standpunt van iemand,
die zegt dat hij niet in een particulier ziekenhuis verpleegd
wenscht te worden, maar gaat niet zoover van te zeggen:
dan moet de gemeente zelf voor een ziekenhuis zorgen. Spreker
kan echter niet eerbiedigen het standpunt van degenen, die
op laatdunkende wijze spreken over de particuliere zieken
huizen, zooals gedaan is door den heer Knuttel, die maar
beweert, dat het in die ziekenhuizen te doen is om propaganda
te maken. Als daar propaganda gemaakt wordt, dan geschiedt
dat, zonder dat het er op aangelegd wordt; spreker bedoelt dit:
dat degenen, die er verpleegd worden, tot de erkenning komen,
dat de opofferende liefde van de verpleegsters daar zeer groot
is en dat dus het motief, dat haar er toe brengt, om tot die
opofferende liefde te komen, wel van een bijzonder edel gehalte
moet zijn. Voor dergelijke propaganda moet men toch niet
bang zijn en dat mag toch geen reden zijn om op zoo laat-.»
dunkende wijze te spreken over particuliere ziekeninrichtingen.
Daartegen moet spreker protesteeren; hij kan dergelijk stand
punt niet respecteeren.
Verleden jaar is op dezelfde wijze opgetreden door den
heer Groeneveld, die een heel verhaal opdischte over een
rozenkransgeschiedenis is het St. Elisabethsgesticht. De heer
Zuidema heeft toen het geval onderzocht; hij kwam bij de
betrokken personen en de vrouw zeide toen: praat er niet
over met mijn man, want die is niet in staat om over zoo
ernstige dingen te praten; die is minder frisch. Dat zijn de
bronnen, waaruit men put, wanneer men ageert tegen parti
culiere ziekeninrichtingen.
Dergelijke dingen komen niet te pas. Men moet elkander
weten te respecteeren en niet gebrek aan beschaving toonen
door het goede in de maatschappij niet te willen zien en
bang te zijn voor de propaganda, welke van het goede, het
edele als zoodanig uitgaat.
De heer Zuidema acht de quaestie van de inrichting voor
ouden van dagen van veel belang. Spreker weet niet, hoe de
werkelijke toestand is, maar in het algemeen kan hij niet
zeggen, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders
in dit opzicht geheel voldoende is.
In de Stukken wordt gezegd, dat in het te kort aan plaats
ruimte dus er is een te kort op dit gebied! voor deze
patiënten op afdoende wijze voorzien wordt door de uitbreiding
van het Diaconessenhuis en de belangrijke uitbreiding van
het St. Elisabethsgesticht, terwijl het bestuur van laatstge
noemde inrichting daarenboven het voornemen heeft om een
zoogenaamd rusthuis te stichten aan den Heerensingel.
Is er werkelijk gebrek aan plaatsruimte, dan kan men de
zaak hiermede niet als afgedaan beschouwen. Tegen verpleging
in een inrichting als het Sint Elisabethsgesticht heeft spreker
niet het minste bezwaar, maar iets anders wordt het, als
ouden van dagen daar jaren moeten blijven. Menschen, die
op hun 65ste jaar hulpbehoevend worden en die soms nog
10 of 15 jaar leven vóór zich hebben, moeten gebracht worden
in een omgeving, waarin zij zich thuis gevoelen. Ook in een
gewoon rusthuis zijn zij niet op hun plaats, want daarvoor
hebben zij te veel verpleging noodig.
Wie moet deze menschen nu helpen? Naar spreker meent,
komt de gemeente daarvoor in de laatste plaats in aanmerking.
Hij hoopt, dat de geestverwanten van den heer Witmans,
die zeide, dat deze menschen eigenlijk niet werden geholpen