71
Uit het in de Leeskamer ter visie liggend schrijven van
de commissie van advies voor sociale zaken blijkt, dat tegen
de waarneming van het secretariaat door den directeur van
den dienst bezwaar bestaat en dat dit zelfs in strijd is met
art. 16 der Verordening, betreffende den Gemeentelijken
Dienst voor Sociale Zaken.
De Commissie verzoekt ons daarom te bevorderen, dat op
de begrooting de noodige gelden worden uitgetrokken, teneinde,
met gebruikmaking van de bevoegdheid, ons College in artikel
17 der genoemde verordennig toegekend, aan de commissie
een secretaris toe te voegen tegen een door ons te bepalen
vergoeding.
Aangezien wij de bezwaren van de commissie ten volle
deelen, hebben wij besloten wederom een secretaris aan de
commissie toe te voegen, indien door Uwe Vergadering de
benoodigde gelden alsnog op de begrooting worden gebracht.
Vermits het ons evenwel voorkwam, dat bij eenige van Uwe
leden tegen de betrekkelijk hooge vergoeding ten bedrage
van 900.bedenking bestond, hebben wij thans gemeend
de vergoeding op slechts ƒ300.per jaar te moeten bepalen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging, door
vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat,
model E, een bedrag van 150.d.i. over het tijdvak
1 Juli31 December 1926, te onzer beschikking te stellen,
teneinde aan de Oommissie voor Sociale Zaken weder een
secretaris te kunnen toevoegen.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan dit bedrag
zal worden afgeschreven, is nog 63673.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 134. Leiden, 28 Juni 1926.
Gelijk U bekend is had het Genootschap Mathesis Scien-
tiarum Genitrix tot 1 Januari 1924 kosteloos de beschikking
over de bij dat Genootschap in gebruik zijnde lokalen. In
verband met het in werking treden van de nijverheids-
onderwijswet ontvangt de gemeente sedert 1 Januari 1924
voor die lokalen een huurprijs van 4500.— per jaar, waarvan
ten laste van het Kijk komt een bedrag van ƒ3150.
Waarschijnlijk in verband hiermede ontving de school van
het Genootschap reeds spoedig na de vaststelling van den
huurprijs bezoek van den Inspecteur van het Nijverheids
onderwijs. In een korten tijd hierna door het Genootschap van
dien Inspecteur ontvangen schrijven vestigde de Inspecteur
de aandacht op den primitieven toestand van de bij de
leerarenkamer gelegen urinoirs en van het privaat en drong hij,
in het belang der hygiëne in het algemeen en van den gezond
heidstoestand van de leerlingen der school in het bijzonder
er ernstig op aan verbeteringen aan te brengen. Ten slotte
gaf hij te kennen, dat de verlichting van enkele localiteiten
niet aan redelijke eischen voldoet.
Dit schrijven gaf aanleiding tot het instellen van een
onderzoek naar de mogelijkheid en wenschelijkhcid van de
door den Inspecteur en het bestuur van M. S. G. noodig
geoordeelde verbeteringen. Daarbij bleek, dat het gebouw,
hoewel nog alleszins bruikbaar, toch dringend verbetering
behoeft en dat met name verbetering noodig is van urinoirs
en privaten. Teneinde de kosten zoo laag mogelijk te houden
en niettemin een doelmatige en voorshands voldoende op
lossing te verkrijgen, gaf de Commissie van Fabricage in
overweging in de W.C.'s en urinoirs van de benedenverdieping
(begane grond) geen wijziging te brengen, doch op de le ver
dieping verschillende veranderingen te doen plaats vinden.
Bij dit plan werden de kosten geraamd op ƒ2500.voor
verbetering van urinoirs en privaten en ƒ3000.voor ver
andering der verlichting.
Uit het mede ter visie gelegd nader rapport van den
Directeur van Gemeentewerken zal U blijken, dat de aan
te brengen verbeteringen, naar het gevoelen van den Direc
teur, moeten bestaan uit
a. het maken van 3 privaten en 7 urinoirs op de eerste
verdieping inplaats van het thans aanwezige privaat met
urinoir en
b. het aanleggen van electrische verlichting op de tweede
verdieping van het gebouw.
Evenals bij het voorloopige plan worden de kosten van
het nadere plan geraamd op ƒ2500.voor verbetering van
urinoirs en privaten en ƒ3000.voor den aanleg van elec
trische verlichting.
Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College
ontmoette dit plan eenig bezwaar en ook bij het bestuur
van M. S. G. en de Begeering rees daartegen geene bedenking.
Met betrekking tot de bijdrage van het Bijk in de kosten
van die verbeteringen werd overeenstemming bereikt op deze
basis, dat de gemeente als verhuurster van het gebouw, de
kosten, verbonden aan de verbetering van urinoirs en pri
vaten, geheel voor hare rekening neemt, doch dat het
Genootschap met betrekking tot de kosten voor den aanleg
van electrische verlichting gedurende 5 jaren bij wijze van
annuïteit een bedrag van ƒ697.72 aan de gemeente uitkeert,
in welk bedrag dan door het Bijk voor 70% wordt bijgedragen.
Intusschen was, in verbaDd met de opheffing van de
Indische postschool en in afwachting van een nader te treffen
overeenkomst, aan het bestuur van M. S. G. toegestaan, in
gaande 1 Mei 1925, het geheele pand van de voormalige
H. B. S. voor jongens, alsmede de custoswoning van het oude
Gymnasiumgebouw in de Lokhorststraat in gebruik te nemen,
op voorwaarde, dat de huursom, ad 4500.— per jaar, wordt
verhoogd tot 5500.per jaar en dat voor de custoswoning
welke op den len September 1925 ter beschikking van het
bestuur werd gesteld een huurprijs wordt betaald van
5.per week.
Na onderhandeling met het bestuur en de Begeering
werden deze voorwaarden aanvaard.
Thans bestaat er derhalve, naar onze meening, geen be
letsel meer, om de huur van het gebouw van de voormalige
H. B. S. voor jongens en van de custoswoning definitief
te regelen.
Op grond van een en ander geven wij u mitsdien in
overweging
a. door vaststelling van den hierbij overgelegden be
grootingsstaat, model D, groot 5500.de voor ver
betering van urinoirs en privaten en voor den aanleg van
electrische verlichting in het gebouw van de voormalige
H. B. S. voor jongens aan de Pieterskerkgracht No. 13 be
noodigde gelden te onzer beschikking te stellen, van welke
gelden een bedrag van 2500.dient te worden afgeschreven
van den post „Onvoorziene Uitgaven", waarop nog 63523.—
beschikbaar is;
b. te rekenen met ingang van 1 Mei' 1925 tegen een
jaarlijkschen huurprijs van ƒ5500.te verhuren aan het
Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix het gebouw
van de voormalige H. B. S. voor jongens aan de Pie
terskerkgracht No. 13, met het zich daarin bevindende
aan de gemeente in eigendom toebehoorende meubilair,
onder bepaling, dat de huur wordt aangegaan tot 1 Januari
1928 en verder wordt geacht telkens voor den tijd van
één jaar tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde voor
waarden te zijn verlengd, indien de huur niet één jaar
voor het eindigen van den huurtermijn schriftelijk door
één der partijen is opgezegd, zullende de huur in ieder
geval eindigen op 1 Januari 1938 en voorts onder de in de
Leeskamer ter visie liggende voorwaarden;
c. te rekenen met ingang van 1 September 1925 tegen
een jaarlijkschen huurprijs van 260.te verhuren aan het
sub b genoemd genootschap de custoswoning van het oude
Gymnasiumgebouw in de Lokhorststraat 16, met bepaling,
dat de huur wordt aangegaan tot 1 Januari 1928 en verder
wordt geacht telkens voor den tijd van één jaar tegen den
zelfden huurprijs en onder dezelfde voorwaarden te zijn ver
lengd, indien de huur niet één jaar voor het eindigen van
den huurtermijn schriftelijk door één der partijen is op
gezegd, zullende de huur in ieder geval eindigen op 1 Januari
1938 en voorts onder de in de Leeskamer ter visie liggende
voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 135. Leiden, 28 Juni 1926.
Blijkens haar in de Leeskamer ter visie liggend schrijven
is in de Commissie van Advies voor Sociale Zaken de om
vorming van opperlieden en grondwerkers tot metselaar ter
sprake gekomen en heeft men zich in verband hiermede de
vraag gesteld, of het niet gewenscht zou zijn een cursus te
houden, waardoor het mogelijk zou zijn, dat opperlieden en
grondwerkers zich de noodige bekwaamheid in het metselvak
eigen maakten.
Over het algemeen bleek men sympathiek tegenover het
denkbeeld te staan en was men het eens, dat, waar tegen
over een tekort aan metselaars geregeld een overcompleet
aan opperlieden en grondwerkers staat, het in het belang
van die ongeschoolde arbeiders en in dat van de gemeente
zou zijn, wanneer tot het houden van een omvormingscursus
werd besloten. Men meende ook, dat elke geboden gelegen
heid, die het den arbeider mogelijk maakt zijn vakkennis
te vermeerderen en zich daardoor een maatschappelijk betere
positie te verwerven, dient te worden aangegrepen!
Evenals bij de besprekingen betreffende de cursussen voor
schilders en metaalbewerkers, werd ook thans van enkele
zijden verzet aangeteekend tegen den dwang, die kan worden