ningslijn, uitgaande van het bestaande hoog,spanningsstation op het terrein der N.Y. Zilverfabriek „Voorschoten1' (v/h firma J. M. van Kempen) in den straatweg van Rijswijk naar Leiden te Voorschoten tot het te bouwen hoogspannings station in de kom der gemeente Voorschoten (terrein open bare school) en verder van dit hoogspanningsstation langs voornoemden straatweg en den Papenweg tot aan den watertoren der gemeente Voorschoten, een en ander ten behoeve van de electriciteitsvoorziening van die gemeente, wordt de vergunning geacht niet gegeven te zijn, indien niet binnen drie maanden na de dagteekem'ng van het besluit van Gedeputeerde Staten door Uwe Vergadering eene ver klaring is ingezonden, houdende dat de Raad der gemeente Leiden de vergunning onder de daarbij gestelde voorwaarden aanvaardt. Aangezien o. i. tegen die aanvaarding geen bezwaar bestaat, geven wij U in overweging tot het inzenden van die ver klaring te besluiten. De betreffende vergunning gelieve U in de Leeskamer aan te treffen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 130. Leiden, 28 Juni 1926. Zooals in het te Uwer inzage liggende rapport van den Directeur van den Markt- en Havendienst uitvoerig wordt uiteengezet en met cijfers toegelicht, zijn de werkzaamheden van de brugwachters van den post aan de Haven dermate toegenomen, dat met het thans beschikbare personeel niet meer kan worden volstaan. Van uit genoemden post toch moeten niet minder dan 9 bruggen bediend worden, te wetende Groote en de Kleine Havenbrug, Scheluwbrug, Verversbrug,Pauwbrug, Houtmarktsbrug, Gepektebrug, Kerk- brug en Middelstegrachtbrug. Tengevolge van de toeneming van het scheepvaartverkeer nu is het aantal malen, dat deze bruggen, met name de eerste vijf daarvan, geopend moeten worden, zoo groot geworden, dat uitbreiding van het aantal brugwachters dringend noodzakelijk is. Hier komt nog bij, dat de in aanbouw zijnde nieuwe Verversbrug lager dan de oude brug komt te liggen en dus meer bediening zal vereischen. Zonder vermeerdering van het aantal brugwachters zal de nieuwe Verversbrug dan ook niet vanuit den post aan de Haven bediend kunnen worden, tenzij ten koste van de openbare orde en veiligheid en van de belangen van het verkeer te land en te water. Het ligt daarom in ons voornemen zoo spoedig mogelijk tot de aanstelling van nog twee brugwachters, aanvankelijk in tijdelijken dienst, over te gaan. Daarna zal de dienst regeling dan zoo ingericht kunnen worden, dat ook de bediening van de Huigbrug door het personeel van den post aan de Haven kan geschieden. Tot nog toe zorgde het personeel van de Stedelijke Lichtfabrieken hiervoor, doch wegens de groote bezwaren, daaraan èn voor de Fabrieken èn voor de schippers verbonden, alsook met het oog op de richtige heffing en inning van het bruggeld voor het passeeren van deze brug, kan deze voorloopige toestand niet langer bestendigd worden. De kosten van salariëering van de hier bedoelde brug wachters zullen voor het jaar 1926, met inbegrip van kleed geld, ongeveer 1700.— beloopen. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, geven wij Uwe Vergadering op grond van het bovenstaande in overweging, door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model D, dienst 1926, ten behoeve van de bezoldiging van twee brugwachters een bedrag van f 1700.te onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan deze som zal worden afgeschreven, is nog 65.873.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 131. Leiden, 28 Juni 1926. Het bestuur van de Leidsche Vereeniging voor School- en Werktuinen heeft zich tot ons College gewend met het ver zoek te bevorderen, dat aan die vereeniging eene subsidie uit de gemeentekas wordt verstrekt. Uit de met het bestuur gevoerde correspondentie, welke ter visie in de Leeskamer is nedergelegd, blijkt, dat ons College eerst dan termen aanwezig acht voor het toekennen van eene gemeentelijke subsidie, wanneer de vereeniging van particuliere zijde voldoende wordt gesteund en in de eerste plaats ook op dien steun zal kunnen rekenen. Immers de gemeentelijke subsidie moet, al betreft het in casu een alleszins nuttig doel, met het oog op den toe stand van de gemeentefinanciën, noodzakelijk beperkt blijven tot een betrekkelijk kleine bijdrage en zal in geen geval als een soort sluitpost ter dekking van het verlies mogen dienen. Wij hebben daarom aan het bestuur medegedeeld, dat wij bereid zijn te bevorderen, dat voor het jaar 1926 eene gemeentelijke subsidie wordt toegekend, gelijk aan de helft van het bedrag, dat door particulieren als contributie of als giften, doch met uitzondering van contributies voor het hebben van een tuintje, door de vereeniging wordt ontvangen, tot een maximum van 400. Het bestuur deelde ons mede eene gemeentelijke subsidie onder die voorwaarden gaarne te aanvaarden. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten aan de Leidsche Vereeniging voor School- en Werktuinen voor het jaar 1926 eene subsidie te verleenen gelijk aan de helft van het bedrag, dat door particulieren als contributie of als giften, doch met uitzondering van contributies voor het hebben van een tuintje, wordt ontvangen, tot een maximum van 400.en door vaststelling van den hierbij over gelegden begrootingsstaat, model D, de daarvoor benoodigde gelden op de begrooting uit te trekken. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan dit bedrag moet worden afgeschreven, is nog 64.173.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 132. Leiden, 28 Juni 1926. Bij de opheffing Aran de Leidsche Reddingsbrigade is haar taak overgenomen door de Leidsche Zwemclub. De kasmiddelen van de Leidsche Zwemclub zijn, volgens mededeeling van het bestuur, niet van dien aard, dat daaruit kunnen worden bestreden de uitgaven voor completeering en uitbreiding van het reddingsmateriaal, alsmede de jaar- lijksche kosten van onderhoud van dat materiaal. In verband hiermede verzocht het bestuur van de Leidsche Zwemclub, om financiëelen steun vau gemeentewege. Ter dekking van de kosten van het completeeren en uit breiden van het materiaal, hebben wij het bestuur in over weging gegeven een beroep te doen op het particulier initiatief, terwijl wij ons met het oog op het nuttig effect, dat een reddingsbrigade in een zoo waterrijke stad als de onze kan opleveren, bereid verklaarden bij Uwe Vergadering een voorstel aanhangig te maken, om in de jaarlijks terug- keerende uitgaven voor onderhoud een bijdrage te verleenen van ƒ100. Hoewel de vereeniging gaarne eene hoogere subsidie had ontvangen, is het bestuur toch van meening dat het, dank zij deze bijdrage, in staat zal zijn de materialen van de reddingsbrigade in goeden staat te houden en de propaganda voor het reddingswezen krachtig te voeren. Wij geven U mitsdien in overweging: a. te besluiten aan de Leidsche Zwemclub eene jaarlijksche subsidie te verleenen van 100.als bijdrage in de kosten van onderhoud van de reddingsmiddelen; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge legden begrootingsstaat, model D. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop het be drag van 100.moet worden afgeschreven is thans nog 63.773.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. K°. 133. Leiden, 28 Juni 1926. Tijdens de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1926 werd in de raadszitting van 10 December 1926 bij volgn. 506, „Kosten van de Commissie van Advies voor Sociale Zaken" door de heeren Kooistra en Sijtsma, ieder afzonderlijk, een amendement ingediend, teneinde de op dit volgnummer uitgetrokken wedde van den secretaris dier commissie ad 900.te schrappen. Ondanks de bestrijding door ons College, werd het amen dement van den heer Kooistra en daarmede dat van den heer Sijtsma aangenomen met 17 tegen 14 stemmen, tenge volge waarvan aan de commissie sedert 1 Januari j.I. geen afzonderlijke secretaris meer was toegevoegd en de Directeur van den dienst voor sociale zaken als waarnemend secretaris optrad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 12