MAANDAG 22 MAART 1926. 35 zijn blijvend te zijn, is het voornemen ieder van hen bovendien een gratificatie van ƒ200.te verleenen. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Het gewijzigd artikel 1 en artikel 2 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming- wordt vastgesteld. XII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 22 Januari 1923 (Gem.blad No. 4), regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slacht huis te Leiden. (Zie Ing. St. Nis 68 en 69.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming wordt vastgesteld. Xin. Voorstel in zake de onteigening van een gedeelte van het perceel gemeente Leiden, Sectie K, No. 557, ten behoeve van de verbreeding van den hagen Rijndijk. (Zie Ing. St. No. 71). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat de gemeente voor dit perceel een royaal aanbod gedaan heeft aan den eigenaar, die dat echter niet heeft willen accepteeren. Het is niet buitengesloten, dat in dit geval de rechter aan den belanghebbende weder een lagere schadeloosstelling zal toekennen, en met het oog daarop wil spreker de hoop uit spreken, dat in dat geval Burgemeester en Wethouders niet weder ter verantwoording zullen geroepen worden, want zij staan er ook dan weer buiten. Spreker doet alsnu de deuren sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. In behandeling komt thans: II. Voorstel om het bepaalde bij art. 28, le lid sub 2° dei- verordening, regelende den rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden, ten opzichte van den Direqteur der Gemeentewerken, Ir. G. L. Driessen, tot 1 Januari 1928 buiten toepassing te laten. (Zie Ing. St. No. 58.) Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vraagt, of iemand thans nog iets in het belang van de gemeente in het midden te brengen heeft. De heer Oostdam wenscht aan den biief, heden door hem tot den Raad gericht, toe te voegen een woord van erkente lijkheid voor het groote vertrouwen en de aangename samen werking, welke hij steeds van zijn medeleden in den Raad, bij soms gebleken verschil van meening, heeft mogen onder vinden. Hij hoopt, dat het den Voorzitter en zijn medeleden wel moge gaan en zij tot in lengte van dagen getuigen zullen mogen zjjn van den groei en den bloei der gemeente Leiden. De Voorzitter meent namens alle aanwezigen te spreken, wanneer hij den heer Oostdam dank zegt voor de vriendelijke woorden, door hem tot den Raad gericht, en voor hetgeen hij de gemeente Leiden heeft toegewenscht. De heer Oostdam is ongeveer 8 jaar lid van den Raad geweest. Vóór dien tijd is hij officieel te voorschijn getreden als lid van de commissie van ingezetenen voor de uitbreiding der gemeente, bij welke gelegenheid hij zich zoo enthousiast toonde, dat hij een veel grooter annexatie wilde en Leiden wilde maken tot een halve wereldstad. Daaruit bleek zijn groote liefde voor de stad, waar hij zoolang als Rijksambtenaar werkzaam is geweest. De heer Oostdam heeft in verschillende belangrijke Raads- commissie's, als in de Commissie van Fabricage, de Commissie van Beheer voor Endegeest enz., gewichtige werkzaamheden verricht, terwijl hij tevens op sociaal gebied in meer dan één functie o.a. als gedelegeerd lid in het bestuur van de vereeniging »Schoolkindervoeding en -kleeding" en als lid der Plaatselijke Schoolcommissie zijn beste krachten heeft gegeven. Het spijt spreker, dat de heer Oostdam moet vertrekken. Spreker zegt hem dank voor al hetgeen hij in het belang van de gemeente heeft gedaan. De heer Oostdam heeft met zijn medeleden wel eens woordenwisselingen gehad, maar het ging altijd op vriendschappelijke wijze en spreker twijfelt dan ook niet, of hij zal bij allen in aangename gedachtenis blijven; bij spreker is dat stellig het geval. Mocht de heer Oostdam nog eens metterwoon in Leiden terugkeeren, dan zal het allen aangenaam zijn, indien hij dan getuige kan zijn van de verwezenlijking van hetgeen hij de gemeente heeft toegewenscht. (Teekenen van instemming). De heer Oostdam dankt den Voorzitter voor diens vriende lijke woorden en den Raad voor de daarmede betoonde instemming. De heer Verweij zegt, dat Woensdagavond te Leiden een tentoonstelling van het Reizend Drankweer-Comité wordt ge opend. Het zou z. i. zijn nut hebben, indien de leerlingen der hoogste klassen van de scholen onder leiding van een onderwijzer deze tentoonstelling, waar de verschrikkingen, aangericht door het alcoholmisbruik, zijn te zien, eens be zochten. Spreker wil vragen, of het Gemeentebestuur niet tot taak heeft om de hoofden van scholen te verzoeken om in deze richting werkzaam te zijn. Het betreft hier een zaak, welke in het algemeen in het belang van het onderwijs en de opvoeding der jeugd is. De heer Meijnen deelt mede, dat hem reeds gevraagd was, of hij erin zou kunnen toestemmen, dat de 2 hoogste klassen van alle openbare scholen op Donderdag, Vrijdag of Zaterdag onder schooltijd een bezoek aan de tentoonstelling zouden kunnen brengen, doch dat hij geantwoord heeft daartegen bezwaar te hebben, omdat daardoor weder gestoord zou wor den de geregelde gang van zaken op school, die nu reeds zoo vaak onderbroken wordt. Spreker kan aan den heer Verwey geen ander antwoord geven. De heer Verweij drukt er zijn spijt over uit, dat de Wet houder bezwaar maakt om aan sprekers verzoek te voldoen, aangezien hij het in het belang van het onderwijs in het algemeen acht, dat de 2 hoogste klassen der scholen onder leiding van hun onderwijzers een bezoek aan die tentoonstel ling brengen. De Voorzitter zegt, dat er wel niets op tegen zal zijn, wanneer dat bezoek aan de tentoonstelling na schooltijd wordt gebracht. Dan zullen de onderwijzers zich ook wel beschik baar willen stellen. De heer Verweij spreekt de hoop uit, dat deze mededee- ling bij de onderwijzers het gewenschte effect zal hebben. De heer Schüller, die in het algemeen geen bewonderaar is van de afscheiding van plantsoenen en perken hier ter stede, dringt er op aan, het plantsoentje aan de Rorevaar- straat, dat thans wegens vernieling door de jeugd een ruïne is, door een hooger hek, zooals bijvoorbeeld in het Kooipark, te doen afscheiden. De Voorzitter zegt overweging hiervan toe. De heer Heemskerk geeft in het belang van de veiligheid van het verkeer, in het bijzonder van de voetgangers, in overweging bij verbouwingen van perceelen aan de Haar lemmerstraat de schuttingen niet meer over de geheele, doch over de halve breedte van het trottoir te doen plaatsen, althans zoo kort mogelijk toe te staan, dat de schuttingen over de geheele breedte worden geplaatst. De Voorzitter zegt ook overweging van dit denkbeeld toe. De heer Coster zegt naar aanleiding van de vraag, door den heer Verweij gesteld, dat het hier de plaats niet is om propaganda te maken voor het Leidsch Drankweer-Comité. Verder vraagt hij, of er zich voor het huren van het ge wezen visch-bureau reeds gegadigden hebben aangemeld, die meer huur willen betalen dan de gemeente blijkens het voor stel, einde December hier behandeld, kon krijgen. De Voorzitter zegt, dat tot dusverre niemand zich heeft aangemeld, die meer wilde geven, zoodat het zeer te betreuren is, dat de Raad indertijd niet tot de voorgestelde verhuring heeft willen overgaan. De heer van der Reijden geeft in overweging met het oog op de veiligheid van het verkeer en in het bijzonder met het oog op de schoolkinderen, het rij wiel verkeer op den nieuwen verbindingsweg Maresingel—Langegracht slechts in één richting toe te laten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1926 | | pagina 5