5
werkzaamheden hoofdzakelijk het aanbrengen van steen
en zand over kleine afstanden vereischt niet bepaaldelijk
geheel volwassen en geschoolde werklieden en als zoodanig
heeft de Directie gemeend daartegen geen bezwaar te
moeten maken.
Dat die helpers allen niet-Leidenaars zouden zijn, is onjuist
slechts 1 (van de 9), die tot een vaste straatmakersploeg
behoort, komt van elders.
Vraag 4. In art. 7 van het bestek zijn vervat de ver
schillende bepalingen ten aanzien van de werklieden, in zake
minimum-loon en maximum-arbeidsduur, in zake de artt.
1638c en d van het Burgerlijk Wetboek, enz.
In zake de artt. 1638c en d van het Burgerlijk Wetboek
betrekking hebbend o. m. op de eventueel uit te keeren
vergoedingen wegens onwerkbaar weer e. d. gelden voor
het onderhavige bestek uitsluitend de bepalingen van de
plaatselijke collectieve arbeidsovereenkomst (zie 42).
Het is niet gebleken, dat de aannemer zich niet houdt
aan die bepalingen, terwijl van de zijde der betrokken werk
lieden geen klachten dienaangaande zijn vernomen.
Voor de eigenlijke straatmakers bestaat- trouwens geen
collectieve arb eidsov ereenkoms t
In verband met de omstandigheid, dat deze categorie van
werklieden in den regel „in tarief" werkt, is het gebruikelijk -
ook in andere gemeenten dat de straatmakers geen
extra vergoeding ontvangen wegens regenverzuim e. d. De
eenheidstarieven zijn daarop berekend.
Nopens de door interpellant bij de onderhavige vraag nog
nader gegeven toelichting, wordt opgemerkt, dat, voor zoover
bekend, in Leiden een plaatselijk contractloon voor straat-
makers niet bestaat. Aan de bepalingen van het bestek kan
althans in geen enkel opzicht worden ontleend, dat een
tariefloon van 28 cent per M2. Waalstraatklinkers zou moeten
worden betaald. De Leidsche straatmakers zelf wilden aan
vankelijk trouwens al voor 23 cent aan het werk gaan;
zie het antwoord op Vraag 2.
Vraag 5. In verband met het vorenstaande bestaat er
niet de minste aanleiding om van onzentwege bijzondere
maatregelen te nemen, ten einde den aannemer te nopen
zich aan de besteksbepalingen te houden. Noch den aannemer,
noch de Directie treft eenige blaam.
Waar, ten slotte, de interpellant oordeelt, dat „de Directie
hier zeer zeker nalatig (is) geweest", meent ons College,
dat veeleer een woord van waardeering had gepast voor
de Directie, die vaak onder zeer moeilijke omstandigheden,
vooral wat de regeling en de veiligheid van het verkeer betreft,
voor de uitvoering van het straatwerk op uitnemende wijze
heeft zorg gedragen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Vragen van den heer Scholier.
1°. Wat is de reden, dat het bestratings werk van den
Rijnsburgerweg niet aan een Leidschen ingezetene ge
gund is
2°. Waarom worden voor het bestratingswerk niet Leidsche
werklieden te werk gesteld
3°. Is het B. en W. bekend, dat het bestratingswerk van
den Rijnsburgerweg niet wordt uitgevoerd zooals in het
bestek bepaald is
4°. Is het B. en W. bekend, dat de aannemer van het
bestratingswerk zich niet houdt aan de bepaling, vervat
in artikel 7 van het bestek
5°. Wanneer B. en W. het onder 2, 3 en 4 genoemde
bekend is, welke maatregelen hebben B. en W. genomen
of zullen B. en W. nemen om den aannemer te verplichten
zich aan genoemde bestekbepalingen te houden
J. H. Schüller.
Toelichting.
Leiden, 3 December 1925.
Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende heeft de eer, op Uw verzoek toe te zenden
een toelichting op de door hem gestelde vragen in de Raads
zitting van 30 November j.l.
Vraag 1.
Voor zoovér mij bekend is, waren twee inschrijvers uit-
genoodigd door den aannemer van het werk Rijnsburgerweg
voor het bestratingswerk, n.l. de Heeren Spierenburg (Rot
terdam) en Verhoeven (Leiden).
De inschrijvingen werden Juni binnen verwacht, waarna
de gunning zou plaats hebben.
Echter moet al in Mei den Heer Spierenburg het werk
zijn gegund, zoodat de inschrijving een schijnvertooning was,
die te meer te laken is, waar Verhoeven niet hooger moet
ingeschreven hebben dan de Heer Spierenburg.
Al zouden de inschrijvingen op tijd door beiden ingeleverd
zijnde, in Juni tot gunning hebben geleid, dan blijft toch de
vraag in verband met de inschrijvingssom, welke redenen
er toe hebben medegewerkt, Verhoeven te passeeren.
Vraag 2.
Ondanks de bestekbepaling, die den aannemer verplicht
Leidsche werklieden aan te nemen, is het Leidschen arbeiders
niet gelukt te worden aangenomen.
Eigenaardig is, dat de aannemer verzocht den Heer Direc
teur der Arbeidsbeurs werklooze straatmakers naar hem te
verwijzen, doch toen deze met de heugelijke verzekering van
werk aankwamen, door genoemden aannemer niet werden
aangenomen.
Al de pogingen bij de Directie ingesteld om op haar besluit
terug te komen, hebben gefaald en geregeld werden niet
Leidsche straatmakers aangenomen.
Ben ik juist ingelicht, dan zijn onder die niet Leidsche straat
makers personen, welke de gemeente Rotterdam, als hun
vak niet verstaande, in geen geval meer wil aannemen.
Deze personen worden dan hier wel tewerkgesteld en dat
onder bestekbepalingen, die den aannemer verplichten de
meeste zorg aan het bestratingswerk te besteden.
Vraag 3.
Volgens het bestek moet de zandophooging minstens 15 cM.
bedragen. Dit is in geen geval gebeurd, eigen onderzoek
heeft dit uitgemaakt. Wil Uw College overtuigende bewijzen,
het besluite om zelf te onderzoeken en de uitkomst zal voor
mij niet twijfelachtig zijn.
De Waalsteenklinkers liggen op een zandlaag van 5 c.M.
De tegels op vele plaatsen gewoon op den zwarten grond,
terwijl ook die op minstens 15 c.M. zand behooren te liggen.
De harde laag grond van den ouden weg wordt niet vol
doende volgens bestekbepaling er afgehaald.
Tegels en Waalsteenklinkers worden niet voldoende sluitend
tegen elkander aangebracht.
Op vele plaatsen heeft men voegen van l1^ cM.
De sluitkant der trottoirs is op geen stukken na sluitend
gemaakt, op zeer vele plaatsen kunnen nog halve, ja zelfs
3/4 tegels worden bijgelegd, alvorens tot cementen wordt
overgegaan.
Aanstampen en inwateren volgens bestek wordt door den
aannemer in het geheel niet gedaan, het materiaal daarvoor
was zelfs tot op 26 November niet op het werk aanwezig.
De opperlieden, aldaar werkzaam, zijn personen tusschen
16 en 20 jaar, ongeschoolde krachten, geen Leidsche werk
lieden. In dit verband verbaast het te meer, dat daarvoor
geen Leidsche opperlieden of grondwerkers zijn genomen.
Het aantal verwerkte steenen per M2 is op sommige plaatsen
minder dan in het bestek is aangegeven, hoewel volgens
maat van den steen, er zelfs meer in een M2
verwerkt kunnen worden, dan in het bestek is aangegeven.
Vraag 4.
Art. 7 verplicht den aannemer het plaatselijk contractloon
te betalen; dit is voor het verwerken van Waalsteenklinkers
28 cent per M2.
Volgens mijn inlichtingen betaalt hij maar 20 cent per M2,
daarmede niet voldoende aan genoemde bepaling.
Regenverzuim moet ook door den aannemer niet worden
betaald.
Met al deze feiten is de Directie geregeld op de hoogte
gesteld en steeds is toegelaten, dat de aannemer met een
en ander door kon gaan.
Dat dit op mij een onaangenamen indruk maakte, is van
zelfsprekend; de Directie is hier zeer zeker nalatig geweekt.
Hoogachtend
J. H. Schüllek.
V